Volume 3, Chapter 1;
'Daag de leermeester niet uit.' -Ake
Ik was die morgen vroeg wakker. Ik zou van alles klaar moeten zetten. Ik moest de voorbereidingen treffen voor de voorbereiding van anderen. Ik had besloten in te gaan op het verzoek de nieuwelingen te trainen.
Ik was een specialist, met meer ervaring dan de meeste mensen in de vloot, met vele jaren minder dienst. Ik was eerlijk gezegd niet verbaasd dat ze mij hadden gevraagd. Ik was dan misschien een specialist, ik had dan misschien veel ervaring, geen schip kon me gebruiken. Op de Sabeltand was ik nuttig, maar die bemanning bestond eigenlijk alleen maar uit specialisten. Er was geen andere optie dan dat.
Wanneer de plekken zeer beperkt zijn moet je zorgen dat je iedere plek optimaal benut. En juist dan worden de specialisten gekozen.
Samen met Ragnak en Efer had ik de Sabeltand de trainingsbaai ingevaren. Ik mocht dan de nieuwelingen leren zeilen, ik was verre van de beste zeiler.
Ze hielpen me niet met alle spullen voor het trainen van het schip halen. Ik nam het hen niet kwalijk. Ook zij hadden nog werk te doen.
Ik haalde mijn tent onder de planken vandaan. Ik zou droog liggen. Ik kon het de nieuwelingen niet beloven dat zij dat ook zouden.
De tent was het eerste dat ik die dag plaatste. Kort daarna volgden de kisten met wapens en gebruiksvoorwerpen, de tentdoeken en het voedsel.
Ik zou voor mezelf een kampvuur aan kunnen leggen, maar dat zou wel eens tot gevolg kunnen hebben dat de jongens, die snel zouden komen, een kampvuur aanleggen een lage prioriteit zouden geven. Verder wilde ik bij hen zitten eten, als een lid van hun groep. Er zijn twee goede manieren om te zorgen dat mensen je respect geven. Je kunt het afdwingen, door te laten zien wat je allemaal kunt, of je maakt je tot een vriend. Ik koos voor het laatste.
Ze waren laat. Ik had al eerder hier gezeten en wist dat wanneer het tijd zou zijn voor de jongens om hier te zijn, de zon nét over de heuvels kwam kijken. De zon stond er al een aardig stukje boven.
Misschien moest ik even gaan kijken waar ze bleven. Ik bleef echter zitten op die boomstam en keek naar de vallei waar de jongens uit moesten komen. Ik zag nog niets.
Uiteindelijk zag ik iets bewegen in de vallei. Het waren zonder twijfel de jongens. Ze kropen over de grond, gingen langzaam, verdeden mijn tijd. Ik was niet onder de indruk van hun vermogen zich opgemerkt te bewegen.
Ik greep een hoorn en blies erop. Het geluid ervan bulderde door de baai, over de vlakte en in de vallei. Toch maar respect afdwingen. Ik greep één van de houten zwaarden en begon naar de jongens te lopen.
Ze lagen bijna direct stil. Het had geen zin. Ik liep rechtstreeks op de eerste van de sliert af en liet de punt van het zwaard op zijn rug vallen.
Hij schreeuwde.
Ik zei iets.
'Je was dood geweest. Opstaan, allemaal. We gaan nu direct beginnen.'
'Gaan we niet eerst wat eten en kennis maken en dat soort dingen?', Het was een jongen halverwege de groep.
'Nee. Ik hoop dat je niet ontbeten hebt. Weten jullie hoe laat jullie zijn? Het is zoveel te laat dat we het eten even overslaan. Meekomen.'
Ik moest toen streng optreden. Het moest duidelijk zijn dat ze zoiets niet nog een keer mochten flikken.
Eenmaal bij de boot sprak ik ze nog een keer toe.
'Ik ben Ake, ik ga jullie trainen. Meer hoef je op dit moment niet van me te weten. Jullie eerste opgave is hardlopen. Ren naar de bosrand en terug. En herhaal dat totdat ik zeg dat het niet meer hoeft.'
Ze twijfelden.
'Ik zei lopen. Ik bedoelde per direct.'
Er gingen er een aantal lopen. Meer volgden.
De snelsten liet ik tien keer heen en weer lopen. De jongens die langzaam liepen, liet ik dat twaalf keer doen.
'Oké. Nu jullie afgemat zijn en de dag al bijna voorbij is, is het misschien tijd dat jullie onderdak gaan regelen. En dat is niet in de stad.'
Er vloekten er een paar. Ik had ze natuurlijk niet veel tijd gegeven, maar zij waren ook laat gekomen, het was niet volledig mijn schuld dat ze waarschijnlijk niet voor het donker klaar waren met onderdak.
'Wat krijgen we daarvoor?'
'Jullie beloning voor onderdak maken is onderdak hebben.'
'Dat bedoel ik niet.'
'Er ligt daar een stapel tentdoeken. Succes.'
Toen barstte de chaos pas echt los. Er was duidelijk nog geen hiërarchie. Ze hadden nog geen leider. Die hadden ze maar al te hard nodig. De meesten renden naar de tentdoeken om maar een tentdoek te hebben.
'Met alleen een tentdoek liggen jullie niet droog. Bedenk eens wat er gedaan moet worden en bedenk hoe jullie dat gaan doen.'
Iedereen legde de tentdoeken neer en het moment van twijfel begon. Niemand wilde de leiding nemen, zo leek het.
Ik wees één van de jongens aan. 'Jij, hoe heet je?'
'Ralf.'
'Oké Ralf, neem jij eens de leiding bij het maken van onderdak.'
'Euh, oké.'
Eindelijk was er een zekere vorm van eenheid. Ralf had de leiding genomen en iedereen aan het werk gezet. Iemand anders was ook leiding aan het geven.
'Waarom geef jij leiding?', vroeg ik hem terwijl ik naar hem toe liep.
'Omdat ik Ralf ben en jij zei net dat Ralf de leiding moest nemen.'
'En hij is?', vroeg ik, wijzend op de persoon die ik net de leiding had gegeven.
'Rolf.'
'En jullie zijn een tweeling en lijken verdomd veel op elkaar, dus jullie proberen iedereen steeds te laten geloven dat jullie de ander zijn?'
'Zo wil ik het niet noemen....'
'Oké Ralf en Rolf, jullie geven maar geen leiding. Roep even één van de andere jongens deze kant op, dan kan die de leiding nemen.'
Onwillig deden ze wat ik hun vroeg.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top