K E R A N
Zijn telefoon ging. Er was maar een iemand die hem belde. Keran sprong op van zijn bed en rende naar zijn bureau waar zijn mobiel lag te laden. Op het display stond haar naam in grote letters: Dyane. Snel pakte hij de telefoon op. 'Met Keran,' zei hij.
'Hey Keran,' klonk het aan de andere kant. De spreker moest moeite doen om de woorden uit te spreken. Het klonk bijna alsof Dyane een handvol scheermesjes had doorgeslikt.
Een warmtegolf ging door hem heen. Ze klonk vreemd. 'Dyane?' vroeg Keran bezorgd. 'Wat is er aan de hand?' Hij liet zich zakken op de bureaustoel en staarde naar zijn screensaver van een foto van hem en zijn moeder die op een berg staan.
De stem van het meisje trilde. 'Die afspraak die ik bij de huisarts had hè... het was niet goed en we moesten door naar het ziekenhuis en toen...' Ze hapte naar adem. 'Ik zag in hun ogen dat het niet goed was. We moesten de hele middag op de uitslag wachten, al wist ik het diep van binnen al langl.' Er volgde een stilte.
Met ingehouden adem luisterde Keran naar Dyanes trillende stem. Hij kon niet horen of ze huilde of dat ze bijna huilde, maar hij hoorde aan haar stem dat het niet goed zat. Hij opende zijn mond om wat te zeggen. Het enige wat klonk was stilte.
'Ik ga dood,' gooide ze eruit, waarna ze begon te snikken.
Een brok ontstond in zijn keel. Hij kon nauwelijks meer ademen en zijn ogen werden waterig. Wat moest hij zeggen? Niks was passend. 'Ik kom eraan,' zei hij toen. Hij stond op en rukte zijn mobiel van de oplader af. Met twee treden tegelijk stormde hij de trap af en trok zijn schoenen aan. Zijn moeder had hem de trap af horen stormen en riep hem vanuit de woonkamer. 'Keran?' vroeg ze. 'Alles oke?'
Keran beet op zijn lip. Zijn moeder zou het wel begrijpen, alleen hij was er nog niet klaar voor om toe te geven dat dit de realiteit was. 'Jawel,' bracht hij toen uit. 'I-ik... vertel het je zo wel. Ik moet nu gaan.' Hij greep de sleutels van het sleutelrekje en wachtte niet meer op het antwoord van zijn moeder. Uit het gras haalde hij zijn mountainbike, die hij eigenlijk al had moeten opbergen, en fietste zo snel hij kon naar Dyane toe.
Nog geen halfuur later zat hij bij haar op haar kamer, kijkend naar het snikkende albino meisje. Er kwamen geen woorden over haar trillende lippen. Misschien wel omdat er weinig te zeggen was. Ze drukte haar hoofd tegen Kerans schouder. Het randje van haar bril, prikte in zijn huid. 'Het spijt me zo,' wist Keran toen eindelijk uit te brengen. 'Dit verdien je niet.' Hij sloeg zijn arm om haar heen en drukte haar tegen hem aan. Ze had het al niet makkelijk. Ze was altijd al een beetje het doelwit geweest met haar bleke huid. Daar sloeg ze zich altijd dapper doorheen, het leek haar weinig te doen. De zon was ook haar vijand en nu deze ziekte. Als hij kon, had hij de last van haar willen overnemen, maar hij had geen idee hoe hij dat moest doen.
'Het spijt me,' fluisterde ze zacht.
'Waarvoor?' zei Keran, die haar bezorgd aankeek. 'Je hebt toch niks verkeerd gedaan?'
Ze beet op haar lip tot die bleek kleurde. 'Het spijt me dat ik jullie in de steek ga laten. Over een halfjaar ben ik er niet meer.... Jullie zijn er dan nog wel.'
'Daar moet je nog niet aan denken,' fluisterde hij, terwijl hij een brok wegslikte. Het idee dat straks deze kamer leeg was, kon hij nauwelijks bevatten. Hij kende haar al vanaf de basisschool en ze hadden elkaar nooit in de steek gelaten. Ze waren altijd het gekke duo, het witte meisje en de zwarte jongen. 'Je mag de hoop niet opgeven, Dyane,' zei hij streng tegen haar. 'Je bent sterk!'
'Keran, ik denk niet dat er veel hoop is. Er is 99 procent kans dat ik het niet overleef.' Ze keek hem aan.
'Jawel!' zei hij stellig. De tranen welden op in zijn ooghoeken. 'Dat gaat niet zomaar.' De woorden kwamen er piepend uit, terwijl hij hortend en stotend ademhaalde. Hij had de sterke moeten zijn, degene die zijn tranen binnen hield. Het ging niet meer. Terwijl de realiteit binnen sijpelde, kwamen de tranen naar buiten.
'Je wil niet weten hoe graag ik zou willen dat je gelijk hebt.' Ze gaf hem een knuffel. Haar zwakke armen trilden voelbaar en haar huid was koud.
'Ik haat het,' zei hij toen. Hij wist ook wel dat het haten het probleem niet zou verhelpen.
Ze knikte zacht. 'Ik ook,' fluisterde ze zacht. 'Het is lastig om te accepteren dat het elke dag voorbij kan zijn. Misschien is er geen morgen meer.'
Keran keek het meisje aan. 'Maar er is nog wel een vandaag.'
Hij wilde niet naar huis. Hij wilde haar niet alleen laten, bang dat ze de ochtend niet meer zou halen. Toch vertrok hij. Ze is sterk, vertelde hij zichzelf. Ze zou niet zomaar met een zuchtje wind omvallen.
Het kostte hem meer moeite en tijd om thuis te komen dan toen hij op weg was naar Dyane toe. Zijn moeder stond al bij de deur op hem te wachten, toen hij eindelijk de oprit op kwam rijden. Het was ondertussen donker en koud. Toch leek ze niet boos te zijn. Er verscheen een bezorgde glimlach op haar brede lippen. 'Gaat het, jongen?'
Keran zuchtte. 'Nee.' Hij zette zijn fiets deze keer wel netjes weg en liep het huis binnen. Hij plofte op de bank neer en greep het gebreide kussen dat zijn oma had gemaakt.
Zijn moeder volgde hem naar binnen en ging naast hem op de bank zitten. Haar bruine ogen keken hem liefdevol aan. 'Wat is er gebeurd?'
'Dyane belde me vanmiddag op...' Hij wist dat hij het een keer moest zeggen, de woorden hardop uitspreken. Hij wist ook dat dat moment nu was. 'Ze... ze gaat dood, mam,' zei hij snel. Zijn vingers knepen in het gebreide kussen.
Zijn moeder was even stil en sloeg troostend een arm om hem heen. 'Wat erg,' fluisterde ze.
Keran deed nog zo zijn best zijn tranen binnen te houden, maar weer lukt het hem niet. 'Wat moet ik nou?' bracht hij met een geknepen keel uit.
'Doe rustig aan met het beantwoorden van die vraag. Het heeft geen zin om anders te doen dan normaal. Haar leven is waarschijnlijk al panisch genoeg. Jullie kunnen beiden rust gebruiken, denk ik zo,' antwoordde ze. Haar slanke vingers streelden over zijn rug.
Keran knikte. 'Ik wil haar gewoon niet kwijt. Ik kan gewoon niet geloven dat ze ziek is. Ze is zo'n goed persoon en zij krijgt al deze zooi over haar heen, terwijl er ook mensen zijn die het meer verdienen dan zij.' De woorden komen er zacht uit. Hij wenst het niemand toe, Dyane misschien nog wel het minste van iedereen.
'Dat is ook lastig en vreselijk oneerlijk,' zei ze zacht. 'Ik zou willen dat ik wist waarom het zo ging, maar ik weet alleen dat het leven soms wreed is.'
Keran knikte. 'Ik haat het,' herhaalde hij.
'En dat mag. Haat het zoveel je kan. Schreeuw het er uit als je het wilt. Je mag best boos zijn.' Zijn moeder bleef kalm en geduldig, als bijna altijd.
Keran wilde boos zijn, maar hij had geen idee op wie. Hij kon het Dyane niet kwalijk nemen en de ziekte zou er niet van verdwijnen. Het enige wat hij kon doen was sterk zijn voor Dyane en de last samen met haar dragen, in de hoop dat hij haar kon versterken in haar strijd. Vandaag lukte dat nog niet. Tranen liepen over zijn wangen en hij huilde, zodat hij morgen kracht had om naast haar te staan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top