14 ~ De stad van illusie

Anna knipperde haar ogen traag open. Het licht leek haar plots heel fel en tegelijk heel welkom, alsof het de vermoeidheid uit haar spieren zoog. Dat leek plots logisch, niet omdat Jasper haar verteld had dat ze haar krachten uit licht haalde, maar omdat het even leek alsof dat altijd zo geweest was. Ze duwde haar hoofd nog even in het zachte kussen en wilde zich nog even laten wegglijden. Dan besefte ze dat er iets was dat ze moest doen. Examens? Nee die had ze niet want ze was in Saia.

Anna veerde snel recht in het bed. Ruma! Ze besefte het zo plots dat ze het bed uitsprong voordat haar lichaam die boodschap goed had kunnen verwerken. Ze moest zich vasthouden aan het bed om niet te vallen. Haar hoofd bonsde en ze hoorde haar eigen stem door de grote ruimte gallen: "Hallo?"

Met haar hand tegen haar slaap keek ze op toen de deur openging. Een jong meisje met lange blonde haren kwam binnen gerend.

"Alles ok, uwe hoogheid. Kan ik u iets halen? Wilt u graag iets eten?" Anna wuifde de zorgen van het meisje weg.

"Ruma", zei ze. "Hoe is het met Ruma?"

"De kulach?" antwoordde het meisje verbaasd. Anna ergerde zich nu al aan het kind terwijl haar hoofdpijn stilaan weg trok.

Ze trok een ongeduldig gezicht naar het meisje. Ze zag nu pas dat het geen meisje maar een volwassen vrouw was. Alleen was ze zeker twee koppen kleiner dan Anna.

"De kulach stelt het goed, uwe hoogheid. Een beetje rust en hij zal volledig herstellen." Anna knikte goedkeurend en liet haar blik door de kamer glijden. Het plafond was relatief laag en de muren waren in verschillende felle kleuren geschilderd. Het grote raam gaf uitzicht over de stad. Anna liep naar het raam. "En Jasper?" vroeg ze toen ze het raam bereikte en naar de kleurrijke stad staarde.

"Meneer Gruynski slaapt nog, majesteit."

"Zal ik beide heren uitnodigen voor een ontbijt, uwe hoogheid?" Anna keek de kleine vrouw even verbaasd aan en merkte nu pas haar oranje ogen op. Ze knikte traag. "Je hoeft dat niet elke zin te doen trouwens."

"Majesteit?"

"Dat bedoel ik nu net, je hoeft niet elke zin te eindigen met een aanspreking." De vrouw kreeg een blos op haar wangen en leek niet te weten wat te zeggen. Ze was vast haar hele leven klaargestoomd om zo beleefd mogelijk te zijn tegen koninklijken. "Hoe heet je?"

"Lesta, uwe...",begon ze en ze sloeg snel haar ogen neer. Anna giechelde. 

"Bedankt, Lesta. Je mag dat ontbijt regelen." Lesta maakte een diepe buiging en Anna glimlachte haar na.

Nadat Anna een warm bad genomen had dat haar stramme spieren wat ontspande, begeleidde Lesta haar door de kleine gangen naar een grote ruimte. Middenin die ruimte stond een lange smalle tafel. Jasper en Ruma keken ervan op en Anna liep grijnzend op de hoornloze kulach af.

"Ben ik blij jou levend en wel te zien!" Ruma aanvaarde onwennig haar omhelzing.

"Ik sta voor eeuwig in uw schuld, prinses."

"Ben je gek? De enige reden dat het gebeurde is omdat je mijn leven redde!"

Het drietal stortte zich vrolijk op het ontbijt en heel even leek het alsof alles normaal was, afgezien van de felgekleurde ogen rond de tafel  en Ruma's imposante en kleurrijke uiterlijk. Even leek het alsof alles nu vanzelfsprekend wel goed kwam.

"Wat gebeurt er nu verder?" vroeg Anna met tegenzin. Ze had die vraag liever niet willen stellen, die bracht hen namelijk terug naar de realiteit.

"Ik wil u graag mijn diensten blijvend aanbieden, prinses." Ruma's zware stem had nog een licht gekraak en Anna vermoedde dat hij zich nog niet te best voelde. "Ik ben u mijn leven verschuldigd. Hamich kan trouwens ook niks doen met een hoornloze kulach." Bij die laatste zin sloeg hij beschaamd zijn ogen neer.

"Je bent meer dan welkom, Ruma. Niet omdat ik vind dat je me dat verschuldigd bent, maar omdat ik je graag in de buurt heb." Ze knipoogde naar hem en zag zijn roze huid een beetje verdonkeren.  Jasper schraapte zijn keel, maar voor hij het woord kon nemen, zwaaide de toegangsdeur van de ruimte open. Een kleine man met een lange witte baard en Lesta kwamen binnen gelopen.

"Uwe majesteit!" riep de kleine man enthousiast. Hij had een lang en fel oranje gewaad aan, dat perfect de kleur had van zijn ogen. Dat gewaad, samen met zijn lange baard en kleine gestalte deed Anna binnensmonds lachen.
"Het is een eer u te mogen ontvangen in Wayank!" vervolgde de kleine man. Hij liet zich op één knie vallen toen hij Anna bereikte, wat er door zijn kleine gestalte behoorlijk stom uitzag. 

"Uhm, bedankt", stamelde Anna een beetje onthutst terug.

"U moet zo snel mogelijk in Mudea geraken! De stad van het licht, met de rechtmatige Musaï op de troon, dan maken we misschien een kans tegen de Dokaï", ratelde hij vrolijk verder. Anna keek van het wippen van zijn grijze baard naar de fonkeling in zijn oranje ogen. Zijn enthousiasme maakte haar bang. Ze wist nauwelijks waar ze was en het idee dat er meerdere wezens al hun hoop bij haar legden was niet bepaald een geruststellend idee. 

"Wie bent u precies?" vroeg ze voorzichtig, hopende dat ze de man niet beledigde. 

"Oh, sorry. Ik ben Geminu, de regent van Wayank zeg maar." Anna knikte begrijpend en weerstond stond de drang om hem te vragen wát hij was. 

"Wayank wordt bewoond door Luktaï", zei Jasper, alsof hij haar gedachten gelezen had. Anna keek nu snel om naar Jasper.

"Zoals Rivaers?" Jasper knikte alleen maar. Anna keerde zich terug naar Geminu, die de kleine Lesta naar voren duwde. 

"Lesta Rivaers!" kondigde hij trots aan.

Anna stond als versteend. Even wist ze niet hoe ze moest of wilde reageren. Daar stond de vrouw die haar haar zogezegde echte naam gegeven had. Degene die haar vermomd had, zelfs voor haarzelf. Twijfel, paniek en wel duizend vragen wisselden elkaar in snel tempo af. Tot één ding plots kristalhelder leek.

"U moet Ruma zijn hoorn terug geven", besliste Anna, wat haar een hoop geschokte gezichten opleverde.

"U wil dat we onze krachten aanwenden om een kulach te helpen?" vroeg Geminu, duidelijk ontzet.

"Dat kan u toch?"

"Anna, dat is niet zo simpel", onderbrak Jasper snel. "De kracht van een Luktaï is heel duur." Anna keek Jasper even aan en keerde zich dan naar het koppel voor haar.

"Hoe duur?"

"Iedere keer dat een Luktaï een vervorming doet, verliest die en stuk van zijn eigen lichaam." 

"We krimpen", vulde Lesta aan toen ze Anna's vragende gezicht zag. Walging kroop door Anna's keel omhoog.

"Wanneer we onze kracht voor u moeten gebruiken, laat ons dan uw voorkomen weer verdoezelen! Zodat u veilig tot Mudea kan geraken", pleitte Lesta.

"Je mag niet vergeten dat er niet overal in Saia evenveel eerbied is voor de koninklijke lijn!" ging Geminu verder en hij keek daarbij Ruma streng aan. Ruma haalde echter zijn schouders op.

 "Ik heb alle eerbied voor de koninklijke familie, zeker voor de prinses die mijn leven redde. De kulachs houden zich niet bezig met politiek en benoemen de dingen voor wat ze zijn. De prinses is nog niet gekroond, dus noem ik haar nog steeds prinses."

Geminu's oren kleurden rood van woede. "Zo zou Casper zijn ontrouw ook proberen verklaren! In realiteit kan onze koningin nu ze 21 is pas naar Saia gehaald worden omdat hij haar troon voor zich wil houden!"

"Ik kan je verzekeren dat ik die ambitie absoluut niet heb", antwoordde Ruma koeltjes. Anna's hoofd duizelde. Ze wist niks over de politieke toestand in Saia. Ze wist niet wie Casper was of wat Geminu bedoelde. Ze wist alleen dat ze Ruma nooit oneerbiedig gevonden had.

"Genoeg!" Haar stem klonk kordater dan ze zelf verwacht had en de mannen richtten hun blik op hun eigen voeten in plaats van op elkaar.

"Excuses, uwe hoogheid. Het land kent al een aantal jaar grote spanningen."

"Dat is duidelijk en ik vind het maar niks. We staan hier allemaal aan dezelfde kant. Jullie willen dat ik Saia red, maar daar heb ik hulp bij nodig."

Lesta stapte onmiddellijk naar voren, maar Anna stak haar hand op.

"Nooit zal ik de krachten van een Luktaï nog aanvaarden", zei ze vastberaden.

"Maar laat iemand me uitleggen wie Casper is en wat hij zit te doen op mijn troon!" Die woorden had ze sneller uitgesproken dan bedacht, ze probeerde haar eigen verbazing en onzekerheid te verbergen.

"Casper is een Musaï die Saïa regeert sinds de dood van jouw ouders. Sommigen hebben hem intussen aanvaardt als koning", mompelde Jasper. Anna kneep haar ogen tot spleetjes. Wanneer zou die jongen leren haar gewoon meteen de waarheid te vertellen?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top