Hoofdstuk 16: Het Mes

"There's blood in the streets, it's up to my ankles

Blood in the streets, it's up to my knee

Blood on the rise, it's following me"

The Doors (1970)

‒ ‒ ❂


'Ik ga nieuw houthalen.' zei Loyd na een tijdje. Het kampvuur was gedoofd en rook waaide in hun gezichten. Joe sprong op. 'Nee, nee. Ik ga wel houthalen.' Hij dacht aan de vorige keer dat Loyd hout ging halen. Toen werd Milton vermoord. Cole keek hem waarschuwend aan. Ze hadden afgesproken om elkaar niet meer te verdenken en die afspraak was al meerdere keren genegeerd door verschillende mensen. 'Ik ga houthalen.' zei Loyd nog een keer. Dit keer met een doordringende toon om duidelijk te maken dat hij niet gediend was van de opmerking van Joe. Hij stond op en veegde de takjes van zijn nette pak. Hij liep bijna altijd rond in een pak, maar voor het bos was het niet de beste keuze. 'Niet gaan! Straks ga je dood, man.' zei Davy. Loyd keek hem hoofdschuddend aan. 'Het is maar een bos. Die moordenaar zit hier echt niet al twee weken te wachten om weer één van ons te vermoorden.' Diep van binnen was dit precies waar hij bang voor was en ook de reden dat hij niet weer naar een bos wilde gaan. Het was het domste idee dat hij ooit had gehoord. Ze gingen terug naar een omgeving waar de vorige keer hun zanger was vermoord. 'Ik heb je gewaarschuwd.' zei Davy. Loyd haalde zijn schouders op en liep het bos in. 'Laat anders kruimels achter. Dan kunnen we je vinden.' opperde Davy serieus. Loyd draaide zich geïrriteerd om. Hij wilde gewoon een paar takken halen. 'Ik ben Hans niet.' zei hij. 'Nee, je bent Grietje.' lachte Joe. Hij wilde Cole een high-five geven voor zijn goede grap, maar die schudde alleen maar teleurgesteld zijn hoofd. Cole had een speciaal teleurgestelde-vriend gezicht, dat hij elke keer als iemand een slechte grap maakte of iets doms deed, gebruikte. 'Oké, als iedereen klaar is met grappen maken of bidden dat ik niet sterf, dan ga ik nu.' zei Loyd en hij liep het bos in.

Na een tijdje lopen werd het steeds donkerder in het bos. De bomen stonden dichter op elkaar en hun bladeren lagen als een soort deken voor de lucht. Door de verhalen van Davy was hij toch een beetje bang, maar dat wilde hij niet toegeven. Het was namelijk niet erg stoer om als 35- jarige man bang te zijn voor de geest van Milton of een moordenaar die er niet is. Hij was niet bang om alleen te zijn, hij was bang om niet alleen te zijn. Loyd ademde diep in en uit. 'Kom op. Je weet dat er niemand is.' fluisterde hij tegen zichzelf. Hij besloot de donkere plekken waar hij niet kon zien wat er was te ontwijken. Het idee erachter was dat hij zo de moordenaar zou kunnen zien als dat nodig was, maar dat had hij fout. Hij raapte een aantal takken van de grond. Hij voelde het ruwe hout tussen zijn vingers en keek bij elke tak of hij droog genoeg was voor een kampvuur. Hij kon de weg amper zien door de grote stapel hout die tot zijn gezicht rijkte. Hij was niet al te lang dus kon er maar net overheen kijken. Hij hoorde voetstappen en keek geschrokken achter hem, maar zag niks. 'Kom op Loyd, dat zijn je eigen voetstappen.' fluisterde hij. Hij begon weer met lopen, maar stopte amper een minuut later toen hij wat in de bosjes hoorde. Vast een dier, vertelde hij zichzelf. Maar terwijl hij angstig om zich heen keek lette hij niet op wat er voor hem gebeurde. 'Hallo.' hoorde hij een mannenstem zeggen. Hij probeerde over de takken heen te kijken wie het was, maar hij zag niks anders dan de capuchon van een spijkerjas. 'Hallo?' zei hij vragend terug. Er kwam geen antwoord. Loyd legde de stapel takken op de grond om te kijken wie er stond, maar zag niemand. Hij dacht dat hij gek werd. Hij dacht echt dat er iemand stond. Het zal de angst wel zijn. Als je bang bent voor iets, denk je vanzelf dat het er echt is. Één voor één begon hij de takken weer op te pakken om er een stapel van te maken, maar hij had amper de vierde tak gepakt toen het gebeurde. 'Hallo.' Klonk het nog een keer. Dit keer van achter, maar Loyd durfde zich niet om te draaien, bang voor wie er zou staan. Het was hetzelfde als kleine kinderen die zich verstoppen onder hun dekens tegen het kwaad en zich dan veilig voelen terwijl dekens je niet zullen beschermen. Als hij niet om keek, kon er niks gebeuren, maar niks was minder waar. Loyd's armen trilden van angst en het zweet brak hem uit. Dit was de moordenaar hij wist het zeker, hij voelde het. Hij hoorde het geluid van ijzer, maar durfde nog steeds niet om te draaien. In zijn hoofd begon hij te tellen. Drie. Twee. Één. Toen begon hij te rennen. Hij liet het hout achter, maar hij had geen schijn van kans. Na twee stappen, struikelde hij over een boomstronk. De man met de capuchon hoefde maar drie stappen te zetten om bij Loyd te komen en deze zette hij uiterst langzaam. Het leek wel of hij er wilde inwrijven dat Loyd niks kon doen en zou sterven. '"Zullen er nog mensen over je praten?"' zei de moordenaar. Het was een zin uit het gedicht dat Davy had voorgelezen bij het concert. Loyd ademende vluchtig en probeerde weer op te staan, maar dat vond de moordenaar te ver gaan. Loyd zag hoe de bomen weerspiegelde in het lemmet van het enorme mes. Het was een keukenmes, maar een keukenmes had er nog nooit zo angstaanjagend uitgezien. De moordenaar haalde uit. Hij mikte op Loyds keel, maar Loyd blokkeerde deze aanval met zijn arm. Het mes ging dwars door zijn jasje en blouse en drong diep in zijn huid. Hij voelde hoe bloed over zijn arm stroomde. Hij schreeuwde het uit. Hij ging dood. Hij ging echt dood. Dat was alles dat hij kon denken. Hij ging sterven net als Milton. 'Waarom?!' schreeuwde hij uit. Hij wilde het oprecht weten. Waarom moest hij dood? Hij had nooit iets gedaan. De moordenaar hief het mes nog een keer. Dit zou de fatale slag worden. Loyd dacht aan al de leuke dingen die hij had meegemaakt. Als hij stierf wilde hij dat dat het laatste was waar hij aan gedacht had. Hij sloot zijn ogen, maar het mes kwam maar niet. Hij had verwacht nu al wel dood te zijn. Hij opende zijn ogen weer en zag dat de moordenaar weg was. Hij keek om zich heen. Had hij het weer ingebeeld? Een enorme pijnscheut ging door zijn arm. Nee dus. 'Hé jij bent Loyd.' zei een stem. Loyd voelde zich licht in zijn hoofd worden. Hij verloor veel bloed, dat zal de reden zijn. 'Hé Loyd. Waarom lig jij daar?' Loyd herkende nu dat het Joe was. 'Ik weet dat je Loyd bent.' zei Joe. 'Ja, dat weet ik ook. Ik ben ook aan het doodgaan, maar dat is niet belangrijk.' zei hij kreunend van de pijn. 'Wat?!' zei Joe verbaasd en hij snelde naar hem toe. 'OH GOD.' riep hij uit toen hij de snee zag in Loyds arm. Hij wilde eigenlijk controleren wat Loyd aan het doen was, omdat het zo lang duurde, maar "doodgaan" was niet echt iets waar hij aan had gedacht. Hij knielde naast Loyd op de grond. 'Hoe-? Wat- Wie? Die man? Huh.' stamelde hij. 'Bel... een ambulance.' zei Loyd moeizaam. 'IK ZAG JE BOT!' gilde Joe. Zijn verwarring sloeg om naar paniek. Hij had het idee dat hij ging flauwvallen. Loyd kreunde. 'Ambulance.' Joe stond op en begon te rennen, maar kwam al snel terug. 'Kan ik je alleen laten?' vroeg hij. maar Loyd reageerde niet. Toen draaide Joe zich voor de tweede keer om en begon nog harder te rennen.

'Jongens! Jongens! Bel een ambulance.' schreeuwde hij in paniek. Davy dook ineen toen hij zag in welke staat Joe terugkwam. Het bloed van Loyd zat in kleine spettertjes op zijn spijkerjasje en op zijn gestreepte shirt. Cole sprong overeind. 'Zal er ooit een dag komen dat er niemand terugkomt onder het bloed?' vroeg hij zich treurig hardop af. 'Wat is er gebeurd?' vroeg Davy. Toen hij de kleine vegen bloed zag dacht hij terug aan de dag dat Milton stierf. 'Loyd.. is.. gewond.' hijgde Joe. Hij was uitgeput van het rennen. 'Hoe?' vroeg Cole. Hij had geen idee wat er gaande was. Was Loyd gevallen? Wat als Loyd ook zou sterven? 'Gestoken....Er was een man.' zei Joe. Na dit antwoord begon Davy in paniek te raken en ook Cole zag in dat dit erger was dan hij dacht. 'De moordenaar! We moeten weg. Nu!' riep Davy uit. Zijn blauwe ogen schoten over de bomen heen. Alsof hij verwachtte dat de moordenaar elk moment uit de struiken kon komen om hem neer te steken. 'We kunnen Loyd niet achterlaten.' protesteerde Cole. 'Ik ga nu naar de telefooncel. Dat is lang lopen.' Ze zaten niet op dezelfde plek als de vorige keer, maar de telefooncel was zeker nog 10 minuten lopen. Het werd een chaos en niemand had echt een idee. In deze chaos had ook niemand door dat Jean niet meer bij het kampvuur zat.
Iedereen praatte vliegensvlug, elke minuut kon tellen voor Loyd.'Ik ren wel!' zei Cole. 'Ik ga naar Loyd.' zei Joe. Cole en Joe maakte aanstalte om hun taken te doen, maar Davy hield ze tegen. 'Jullie gaan me niet alleen laten! Dan ga ik dood! Ik wil niet dood. Ik ben nog te jong.' schreeuwde hij uit. Cole begon op zijn nagels te bijten.
'Cole, wat als jullie nou dood gaan en ik alleen achter blijf?' snikte Davy. 'Dan zal ik zorgen dat jullie de mooiste begrafenis ooit hebben.' beantwoordde hij zijn eigen vraag. 'Maar wie komt er dan op die van mij?' riep hij moedeloos uit. Cole wist niet wat hij moest doen. Elke minuut telde voor Loyd, elke seconde telde voor Loyd. 'Ik moet echt gaan.' zei hij. Het was een besluit dat hij moest maken, voor het leven van Loyd. Joe keek hem waarschuwend aan. Hij wist niet hoe hij om moest gaan met Davy als hij verdrietig was. 'Joe, laat me niet achter.' zei Davy smeekend. Joe keek hem aan en wilde weglopen, maar hij kon Davy niet achterlaten. 'Kom mee.' zei hij en hij pakte Davy bij de hand als een grote boer bij een klein broertje doet. Samen liepen ze naar Loyd.

Ze gingen naast Loyd zitten. 'Is hij dood?' vroeg Davy. Hij was onderweg naar hier een beetje tot rust gekomen, maar het was een kwestie van tijd voordat hij weer zou flippen. Joe had geen idee of Loyd nog leefde. 'Moeten we de bloeding niet stoppen?' vroeg Davy. Joe haalde een stoffen zakdoek uit zijn jaszak en bond die om de arm van Loyd. De witte roosjes die op de zakdoek stonden, kleurden al snel rood, maar het leek te helpen. Met zijn rug naar Loyd toe, zat Davy op de grond. 'We moeten hem naar de weg brengen, dan kan de ambulance er beter bij.' zei Joe. Davy keek hem met grote ogen aan. 'We kunnen hem niet zo maar optillen. Hoe wilde je dat gaan doen?' Joe dacht na. 'De één pakt zijn benen en de ander zijn armen.' Davy sprong overeind. 'Als iemand hem bij die gewonde arm pakt, breekt zijn arm af!' riep hij gestrest uit. Het ging nog zeker een half uur duren voordat Loyd in de ambulance lag als ze het bos in moesten. Ze zouden hem dus moeten verplaatsen. Loyd draaide zich om kreunde. Het voelde alsof er duizenden mensen op de wond aan het springen waren. 'Loyd.' zei Joe rustig. Hij tikte tegen Loyds gezicht. Dit was zijn kans om Loyd bij zinnen te brengen. Hij ademde in en uit. Als hij en Davy beide zouden schreeuwen, ging het nooit goed komen. 'Loyd.' zei hij nog een keer. Loyd deed zijn ogen open. Nu hij weer bij bewustzijn was voelde hij weer hoe ontzettend veel pijn de wond deed. De doek van Joe hielp tegen de bloeding, maar de pijn was nog niet weg. Hij greep naar zijn arm, maar die beweging maakte hem duizelig. 'Loyd, we moeten naar de weg. Dan kan de ambulance sneller bij je komen. Kun je staan?' vroeg Joe, dit was hun enige kans. 'Nee, Joe dat kan je niet doen. Straks sterft hij!' zei Davy beslist en hij schudde zijn hoofd. Joe negeerde Davy. Het was een risico, maar de kans dat het ambulancepersoneel te laat aankwam was groter als ze het hele bos door moesten zoeken. 'Loyd , hoor je me?' vroeg hij. 'Ja.' zei Loyd zachtjes. 'Kun je staan?' Loyd knikte. Het zou veel moeite kosten, maar het zou lukken. Het was dit of hier dood bloeden. 'Oke Loyd, ik ga je bij je goede arm pakken en dan help ik je overeind. Eerst zitten en dan staan.' zei Joe. Hij deed zijn spijkerjas uit en gooide hem tegen een boom. Hij pakte Loyd bij zijn schouders en duwde hem langzaam omhoog om te gaan zitten. Halverwege de beweging moest hij echter stoppen. Loyd begon te schreeuwen van de pijn. Davy deed zijn handen voor zijn oren in de hoop om het geschreeuw niet te horen. Hij had Loyd nog nooit in deze staat gezien en dat wilde hij ook niet. Loyd was hun manager. Een keurig in pak geklede man. Met een keurig gekamde blonde snor en keurig gekamd haar. Niet een man die gewond op de grond lag te schreeuwen van de pijn als in een soort film. 'Loyd, we proberen het nog een keer.' zei Joe. Hij probeerde Loyds naam zo vaak mogelijk te zeggen in de hoop dat hij niet nog een keer bewusteloos zou raken. Opnieuw pakte hij Loyds schouders en duwde hem langzaam omhoog. Bij deze beweging liep er bloed onder de zakdoek door en Loyd kermde van de pijn. Het was niet zo maar een papiersnee in zijn arm. Het was een enorme bloedwond. 'Davy je moet me helpen.' zei Joe, maar Davy reageerde niet. Hij had nog steeds zijn handen voor zijn oren. 'DAVY!' riep hij. Davy keek verbaasd op. Het leek alsof hij terugkwam uit een hele andere wereld. Soms leek het oprecht dat Davy een eigen wereld heeft, dacht Joe. 'Help me effe.' zei hij en sloeg de goede arm van Loyd om zijn schouder om hem zo op te tillen. De plek waar Loyd was gestoken, was dichterbij de weg dan de kampeerplek. Als je heel goed luisterde kon je zelfs de auto's horen. Het enige probleem was dat het bos hier een stuk dichter begroeid was en het moeilijker was om bij de weg te komen dan via het pad. Met zijn gezicht de andere kant op kijkend om het aanzicht van de wond te voorkomen, liep Davy richting Joe. 'Wat moet ik doen?' vroeg hij, bang voor het antwoord. 'Loop achter hem en houd hem overeind.' zei Joe en Davy deed wat hem werd opgedragen. Leunend op Joe en half buiten bewustzijn liep Loyd door het bos. Davy zorgde dat hij overeind bleef door in zijn rug te duwen. Struikelend liepen ze naar de weg. Eenmaal aangekomen hielpen ze Loyd met zitten en wachtten op de ambulance. Nooit meer zou hij naar het bos gaan, dacht Davy. Eerder vond hij bomen geweldig. Ze stonden op een vaste plek, konden nergens heen, maar gaven toch een gevoel van vrijheid. Ze zagen vogels, die langs kwamen en hoorden gesprekken die mensen hadden die rond wandelden. Nu besefte hij ook dat ze ook moorden zagen en andere afschuwelijke dingen. 'Ik wil naar Charlie.' zei Davy. Joe keek hem met met een schuin oog aan. 'Ze komt straks wel.' antwoordde hij kortaf. Hij voelde jaloezie. Eerst was hij altijd de beste vriend van Davy geweest en nu had hij het alleen nog maar over Charlie. Een meisje dat hij net een paar weken kende. Hij wist niet of het egoïstisch was om te denken, maar toch gebeurde het. 'Joe?' vroeg Davy. 'Gaan wij ook dood?' Geschrokken keek Joe hem aan. 'Als je bedoelt dat we worden vermoord; nee!' zei hij op doordringende toon. 'Gelukkig.' zei Davy en hij keek weer voor zich uit, maar Joe bleef naar hem kijken. Zijn vriend was veranderd. Davy was een optimist zonder hoop geworden. Joe was bang. Bang dat hij ook de hoop zou verliezen. Als een optimist als Davy de hoop verloor, wat zal er dan met hem gebeuren? Alsof Davy zijn gedachten kon lezen beantwoordde hij Joe's vragen. 'Ik ben de hoop niet verloren hoor.' zei hij met een glimlach. 'Ik ben alleen bang.' Joe knikte begrijpelijk. 'Laten we nooit meer naar het bos gaan.' stelde hij voor. 'Goed idee.'
Minuten later na een lange stilte kwam Cole hijgend aan. Hij had het hele stuk van de telefooncel gerend naar de plek waar ze hadden rondhangen. Toen ze daar niet waren was hij het bos ingerend, waar hij ook niemand vond behalve de spijkerjas van Joe. 'Ik dacht dat je dood was!' riep hij toen hij aan kwam rennen uit de struiken. Hij gooide de jas richting Joe en ging naast ze op de grond zitten. Er werden geen woorden gewisseld, alleen maar gestaard en af en toe gekeken of Loyd nog leefde. Davy haalde de band die hij zijn haren had eruit en begon er knopen in te leggen. Onopvallend analyseerde de vrienden elkaar. Nooit hadden ze allemaal eens goed naar elkaar gekeken. Ze wisten dat Cole de langste was, Loyd de dikste, Joe de knapste en Davy de apartste, maar nu keken ze echt naar elkaar, zoals mensen normaal doen bij de eerste ontmoeting. Het viel Cole nu pas op hoeveel haarlak Joe gebruikte en hoe mooi de ogen van Davy waren. Het viel Joe op dat Cole een erg langwerpig hoofd had en dat Davy sproetjes had. Hoe had hij dat nog nooit gezien? Davy besefte nu pas dat Joe groene ogen had. Hij had nooit gezien door de zonnebrillen, maar nu had Joe er geen op. En hoe had hij nooit gezien dat Cole armbanden droeg? Sinds wanneer was dat? Cole was helemaal geen persoon voor armbanden. Hij had geen verstand van mode en droeg bijna altijd een effen blouse met een spijkerbroek. Davy wilde het hem net vragen, maar, hun gedachten en gestaar werd onderbroken door het geluid van sirenes. 'De politie?!' riep Joe. 'Wat heb je ze vertelt Cole?' Cole keek hem beledigd aan. 'Niks. Ik heb gezegd dat hij gewond was. We vertellen ze straks wel wat er is gebeurd. Ik heb er geen behoefte aan dat jullie weer worden opgepakt.'

Uit de ambulance sprong een lange magere vrouw met heel lichtbruin, bijna blond haar, en een donkere huid. 'Ik ben jullie begeleiding voor vandaag.' Ze stelde zich voor als Clara terwijl twee ambulancebroeders Loyd de ambulance in brachten. 'Ik ben een groot fan van jullie! Ik speel zelf ook gitaar.' Cole zuchtte, bang dat dit weer alleen maar over de band zou gaan. 'Jullie zullen me moeten vertellen wat er is gebeurd.' De bandleden wisselden een blik en begonnen het verhaal te vertellen, allemaal door elkaar en allemaal een andere versie.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top