Hoofdstuk 10: Het Krantenstuk
"Guess who just got back today?"
Thin Lizzy (1976)
‒ ‒ ❂ ‒ ‒
Davy stond aan de weg langs het politiebureau. Hij had met de telefoon van Morris, Cole gebeld. Cole vertelde dat een dag eerder Joe ook was vrijgelaten. Davy had zich nog nooit zo opgelucht gevoeld. Het was een wonder, hij dacht echt dat het voorbij was voor hem. Dat hij de gevangenis in moest, maar gelukkig niet. Er was te weinig bewijs om te bewijzen dat hij echt Milton had vermoord en ze konden hem niet voor eeuwig vasthouden. Cole was de enige met een huis, de rest woonde in appartementen, en had verteld dat Joe bij hem was. Joe wilde niet meer alleen in het appartement wonen waar hij jaren met Milton had gewoond, dus logeerde hij tijdelijk bij Cole. Davy had wel een probleem. Hij had geen auto, Cole's auto was een paar weken geleden gestolen, de chauffeur van de tourbus had ontslag genomen en de bus zelf moest dringend gerepareerd worden, Joe's rijbewijs was afgepakt nadat hij dronken had gereden en Milton kon hem niet meer ophalen. Hij besloot te gaan liften naar Manchester. Hij had een paar jaar geleden vaak met Joe gelift, maar toen zijn moeder daar achter kwam, moesten ze meteen stoppen. In de kranten stonden namelijk vaak stukjes over moordenaars, die hun slachtoffers op die manier vonden. Een onschuldig persoon wordt opgepikt door een bestuurder. De persoon heeft niks door, totdat de deuren op slot gaan en de bestuurder ineens een wapen tevoorschijn haalt.
Davy zuchtte. Hij had geen geld mee voor het openbaar vervoer, dus dit was zijn enige optie. Hij liep van het politieterrein af. Hij liep langs een lange rij met politieauto's. Op allemaal stond op de zijkant in keurige zwarte letters police. Ondanks dat al de auto's wit waren met een blauwe streep en er precies hetzelfde uitzagen, herkende Davy de auto van Alice. De auto waarmee hij was opgepakt, de auto die hem al de ellende in de gevangenis had bezorgd. Hij staarde ernaar, toen deed hij iets dat hij nooit zou doen. Hij stak zijn middelvinger op naar de auto en begon te rennen. Hij keek over zijn schouder en zag Morris, met een trots lachje op zijn gezicht bij het raam staan, in zijn hand een bakje koffie. Hij had eindelijk zijn snor afgeschoren en zag er een stuk beter uit zonder. Toch bleef Davy rennen, bang dat één van de andere agenten hem zag en terug in de cel zou stoppen.
Het politiestation stond in een woonwijk en hij had geen idee waar hij heen moest. De huizen zagen er allemaal hetzelfde uit en er waren overal steegjes. Nergens een doorgaande weg of een auto te bekennen.
'Weten jullie hoe ik bij de grote weg moet komen?' Davy had een groep jongetjes gevonden. Ze waren aan het voetballen met een blikje Cola en gebruikte twee vuilniszakken als doeltjes. Een klein jongetje met rood haar stopte met spelen en keek hem onderzoekend aan. 'Wie ben jij?' Davy keek hem verbaasd aan. 'Ik uhm.. ben Davy.' besloot hij uiteindelijk. 'Doe je mee met voetbal?' vroeg een ander jongetje. Hij speelde als keeper en droeg hoge sokken met streepjes. 'We hebben nog één speler nodig.' zei het derde jongetje. Hij was langer dan de andere en zag er ook ouder uit. Davy dacht na. 'Ik moet eigenlijk weten hoe ik bij de weg kom, man.' De jongetjes keken een beetje teleurgesteld. 'Maar nu ben ik helemaal alleen een team.' zei het roodharige jongetje. Davy schudde zijn hoofd, hij wilde naar zijn vrienden toe en het was zeker een uur rijden naar Manchester. De lange jongen zag dat dit hem niet ging worden en besloot een nieuwe aanpak te proberen. 'Ik vertel hoe je er moet komen als je even mee speelt.' zei hij dreigend. Davy keek hem verbaasd aan, de jongens zagen er zo onschuldig uit. 'Ach, één potje voetbal kan wel.'
Davy ging helemaal in het spel op. Er werd druk heen en weer gespeeld en de jongens waren erg goed. Ze speelden dit duidelijk vaker. Zijn teamgenoot met de rode haren heette Gary en net tien jaar oud. Davy voelde zich weer helemaal een kind dat speelde op straat. Hij had zelf ook in zo'n soort woonwijk gewoond en speelde ook altijd voetbal. Hij rende fanatiek door de straat met het blikje Cola aan zijn voeten. Het gekletter van het blikje op de straat, verbrak de doodse stilte van de wijk. De jongen met de hoge sokken was het beste. Hij trapte zo het blikje weg bij de kleine Gary en ging er mee richting het doel. Hij trapte, maar Davy was twee keer zo lang en hield het blikje met gemak tegen. Hij trapte het blikje naar Gary, die een harde trap gaf en scoorde! De oudste jongen stak zijn been uit, maar het was te laat. Het blikje vloog door de straat en Gary juichte. Hij had duidelijk niet vaak gewonnen. Davy ging door zijn knieën, om op dezelfde hoogte als Gary te komen en gaf hem een high-five.'
Gary! Eten!' De deur van één van de huizen ging open en een roodharige vrouw wuifde naar Gary. Toen ze Davy in het vizier kreeg, keek ze angstig en sloeg haar toon om. 'Gary, hier komen nu!' Gary keek verdrietig. 'Maar mama, het is net zo leuk.' De vrouw liep het huis uit richting de voetballers en trok Gary aan zijn arm het huis binnen. 'Dag Davy!' riep Gary als laatste. Toen verdween hij in het huis.
Wat was het burgerlijk leven toch saai. Alles was hetzelfde. Al de gezinnen woonden in dezelfde huizen, een getrouwde man en vrouw, de man werkte en de vrouw zorgde voor de kinderen. Als de kinderen oud genoeg waren gingen ze naar school. Als ze thuis kwamen, moesten ze huiswerk maken. Als ze een jaar of achttien waren was het tijd om het ouderlijkhuis te verlaten en begon het burgerleven weer opnieuw. Een meisje ontmoeten, trouwen, kinderen en hele dagen door werken.
'Hé man, mag ik nu weten hoe ik bij de grote weg kom?' Hij wilde dolgraag nog doorspelen met de jongens, maar het was al etenstijd en hij wilde nog een beetje op tijd aankomen. De lange jongen knikte en vertelde hem waar hij heen moest.
Na een tijdje lopen kwam Davy aan bij de doorgaande weg. Hij hoopte snel een lift te krijgen, want hij kreeg honger. Er reden best veel auto's, maar niemand stopte voor hem. Na lang wachtte stopte er eindelijk een auto. Een gele Ford auto met een grote zwarte streep stopte voor Davy. 'Dankje, god.' zei hij opgelucht. De man in de auto draaide het raampje open.
'Waar moet je heen?' vroeg hij met een lage stem en een Duits accent. 'Manchester.' antwoordde Davy. De kans dat de man hem naar Manchester zou brengen was nihil, aangezien dat nog een heel eind rijden was. 'Ik ga naar Southampton, dus je kan mee. Manchester ligt toch op de route.' Davy keek de man verbaasd aan. Nog nooit in zijn hele carrière van liften, had hij iemand ontmoet die hem helemaal naar de eindbestemming kon brengen. Zeker niet als die zo ver was. De man opende de achterdeur voor Davy en Davy ging zitten.
De man achter het stuur was van middelbare leeftijd, mollig en kalend. Hij droeg een net pak en naast hem lag een werkkoffer met een krant erop. 'Heb je honger?' vroeg de bestuurder. 'Ja, man.' zei Davy. De man gaf een bakje frietjes door naar achter. 'Ik heb genoeg.' verklaarde hij. Davy bedankte de man en begon te eten. 'Ik ben Oliver Gabelmann.' stelde de man zich voor en Davy antwoorde met zijn standaard riedeltje. De man vertelde wat over zijn dag. Hij werkte in Liverpool bij een groot bedrijf, maar kwam oorspronkelijk uit Duitsland.
Davy lette niet helemaal op, hij keek naar buiten. Hij zag bomen en huisjes langs het raam passeren vanuit de auto. Oliver Gabelmann praatte en praatte maar door. Na een tijd rijden viel Davy's oog op de krant. Hij zag een krantenstuk "Bekende zanger vermoord." Davy stikte bijna in zijn frietje van schrik. Het nieuws stond op de voorpagina en hij zag een foto van hem en Milton bij een optreden. Davy begon te hoesten en Oliver keek verbaasd achterom. 'Gaat alles oke, jochie?' Davy wist niet wat hij moest doen. Wat nou als Oliver de krant zag, hem herkende en dacht dat hij de moordenaar was? Hij was vrij, maar zijn onschuld was nog niet bewezen. Oliver keek via de achteruitkijkspiegel naar Davy. Hij was klaar met zijn verhaal en verwachtte nu dat van Davy te horen, maar Davy kon alleen maar staren naar de krant. Oliver volgde Davy's ogen naar de bijrijders stoel en pakte de krant. Davy probeerde hem tegen te houden door zijn arm op de krant te leggen. 'Wat kan er nou zo erg zijn da-' Oliver stopte zijn zin toen hij de voorpagina zag. 'Ben jij dat?' vroeg hij verbaasd. Davy knikte met een zorgelijk gezicht. Oliver las het krantenstuk globaal, helemaal lezen ging niet lukken aangezien hij auto aan het rijden was. 'Je hebt jezelf in flink wat problemen gewerkt, jochie.' concludeerde Oliver. Davy zuchtte diep. 'Gaat u me nu hier achter laten?' Ze reden in de middle of nowhere en niemand zou hem hier mee laten liften. Oliver schudde zijn hoofd. 'Waarom zou ik? Je bent nooit schuldig verklaart zo te zien.' Davy zuchtte opgelucht. Wat moest de wereld toch zonder mensen als Oliver Gabelmann. Hij had zoveel vertrouwen in de mens. 'Je lijkt me een aardige jongen, dus ik ga er niet vanuit.' voegde Oliver toe. 'Dank u.' zei Davy oprecht. Als hij één iemand kon overtuigen, moest het lukken om iedereen te overtuigen, dacht hij. Hij voelde zich veel meer op zijn gemak en besloot het verhaal aan Oliver te vertellen. Hij kroop handig van de achterbank naar de bijrijdersstoel en begon te vertellen. Ze waren ongeveer halverwege naar Manchester en zouden nog ongeveer 30 minuten moeten rijden. Davy vertelde alles over die avond en Oliver luisterde.
Oliver was toen hij jong was verdacht van diefstal en had toen ook in de gevangenis gezeten. Hij kwam pas twee maanden later vrij toen de echte dader opgepakt was. Davy was blij dat tijden veranderen. Hij had maar een paar dagen vast gezeten voor iets dat veel erger was dan inbraak.
In het donker kwamen ze aan in Manchester. Oliver stopte de auto. Davy zou nog een paar minuutjes moeten lopen om bij het huis van Cole te komen. 'Bedankt voor de lift en het vertrouwen, man!' zei Davy en hij wilde uitstappen, maar Oliver hield hem tegen. 'Heb je hem vermoord?' vroeg Oliver. Hij keek Davy doordringend aan waardoor Davy zich zenuwachtig voelde en zelfs even begon te twijfelen over zijn antwoord, maar hij wist het zeker. Hij was onschuldig, tenminste dat hoopte hij. 'Nee.' zei hij kort en Oliver knikte goedkeurend. 'Het was leuk kennis te maken, jochie. Ik zie je vast nog wel een keer op de Tv of in de krant.' zei Oliver. 'Heel erg bedankt voor alles.' zei Davy en hij gaf Oliver een knuffel. Oliver keek hem verbaasd aan. Hij was niet gewend dat mensen die hij net een uurtje kende knuffels aan hem gaven. Hij had vrienden die hij al heel zijn leven kende, die hem geen knuffel gaven. 'Geen probleem. Veel succes verder.' zei Oliver en hij gaf gas. Davy zwaaide. De gele auto werd steeds kleiner en de lampen van de auto werden één met de sterrennacht.
'Gaat hij vandaag nog komen of wat?' zei Joe. Hij zat op de ouderwetse bank van Cole en staarde voor zich uit. Het huis van Cole was erg ouderwets. Hij had het gekocht met de meubels van de vorige eigenaar en had ze nooit vervangen. Ook het oubollige bloemetjesbehang hing nog aan al de muren. Het was half acht en er was geen spoor van Davy te bekennen. 'Kunnen we naar een café ofzo gaan het is hier saai.' zei Joe zeurderig. Cole wilde net vertellen dat ze moesten wachten op Davy toen de deurbel ging. Joe en Cole keken elkaar hoopvol aan. Ze renden naar de voordeur. Cole gooiden de deur open en daar stond Davy. 'Davy!' riep Cole blij. 'Eindelijk.' zuchtte Joe. 'Ja, ik moest nog even voetballen met Gary.' zei Davy als excuus. Joe en Cole wisselden een blik. 'Wie is Gary?' vroeg Joe. 'Ach, een nieuwe vriend.' zei Davy alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Cole besloot dat hij het hier maar bij moest laten en liet Davy de woonkamer in. 'Heb je trouwens een nieuwe telefooncel?' vroeg Davy. Cole knikte. Zijn achter- en voortuin stonden bomvol met telefooncellen, omdat hij ze spaarde. Toen Joe en Davy in de gevangenis zaten, was hij allerlei tweedehands winkels langs gegaan om een nieuwe te zoeken. Zo kon hij zijn gedachten van de moordzaak af zetten. Hij had succes gehad en een paarse telefooncel gekocht. Het was een erg rare verzameling en hij had er niet echt ruimte voor, maar hij vond het cool en interessant. Cole begon het achtergrondverhaal van de telefooncel te vertellen toen ze in de woonkamer zaten, maar werd al snel onderbroken door Joe.
'Hoe was het om vrij te komen?' vroeg hij. Davy haalde zijn schouders op. 'Ik ben hartstikke blij natuurlijk, maar Charlie zit daar nog wel.' Cole en Joe keken elkaar weer verbaasd aan. 'Die komt vast wel weer vrij.' zei Cole geruststellend. 'Ik hoop het.' zei Davy. 'Hoe ben je hier eigenlijk gekomen?' vroeg Joe. Davy had ze nog niks verteld over de reis. 'Met Oliver, mijn Duitse vriend.' Joe en Cole keken elkaar weer aan. Davy had in één dag net zoveel vrienden gemaakt als zij in vijf jaar. 'Komt Loyd overmorgen ook?' veranderde Joe het onderwerp ineens voordat Davy nog meer namen ging noemen van mensen die hij niet kende. Cole zuchtte en knikte. 'Wat is er overmorgen?' Davy had geen idee waar zijn vrienden het over hadden. 'De begrafenis van Milton.' zei Cole droevig. 'En Loyd komt ook!' zei Joe geërgerd. Davy rolde met zijn ogen. Hij had gehoopt dat de rivaliteit tussen zijn vrienden en de manager voorbij zouden zijn, maar helaas. Joe bewees het tegendeel en ook Cole leek niet blij. 'Het maakt toch niet uit dat hij komt. We zijn allemaal vrienden en ik geloof niet dat hij Milton heeft vermoord. En nu wil ik dat jullie er over stoppen!' riep Davy boos. 'We hebben nooit echte problemen gehad met Loyd. Ja, we hadden ruzie, maar we losten het altijd weer op.' Joe was klaar om in protest te gaan en zijn standpunten te delen. 'Maar Davy hij-' begon hij, maar Davy ging dwars door hem heen. 'Milton had dit nooit gewild.' zei hij boos en hij liep naar boven. Joe liet zich achterover vallen op de bank.
'Wauw, we hebben Davy boos gemaakt.' concludeerde hij. 'Laten we Loyd bellen en het goed maken.' besloot Cole. Joe keek hem verbaasd aan. 'Maar hij heeft Milton vermoord.' riep hij boos. Hij had het idee dat iedereen ineens vergat dat Milton dood was en hij was er zeker van dat Loyd hem vermoord had. 'Laten we hem nou maar bellen. Davy heeft gelijk, Milton had dit nooit gewild.' besloot Cole. Loyd was zeker nog een verdachte op zijn lijst, maar hij wilde dat de begrafenis overmorgen normaal zou verlopen. Cole begon het nummer van Loyd in te toetsen, maar Joe legde zijn hand op de nummers. 'Milton is dood en Loyd heeft hem vermoord, we gaan hem toch niet zomaar vergeven!' riep hij boos. 'Joe, luister; we maken het goed zodat de begrafenis normaal verloopt en we verder kunnen met ons leven. De politie pakt Loyd wel op als hij schuldig is. Joe zuchtte en zag in dat Cole gelijk had. 'Bel hem maar.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top