Opgeven III
Ik word wakker van het geluid van spelende kinderen buiten. Hun gekrijs en gelach is door de hele straat te horen, het gaat in golven. Even is het stil maar enkele minuten daarna gaat het gewoon weer door.
Mensen klagen dan wel dat het stoort, maar zonder die geluiden voelt het alsof er iets mist. Het is te stil, en dat kan heel confronterend zijn. Dat besef je je dan gewoon nog niet. Alleen als je de echte, snijdende stilte kent kun je het je misschien wel inbeelden. Misschien dat je me dan zult begrijpen. Maar dan is het eigenlijk al te laat.
Ik draai mijn hoofd om en voordat ik mijn ogen open knijp ik ze nog even hard dicht, terwijl ik mijn stijve spieren uitrek. Een gaap volgt.
De cijfers op mijn digitale wekker zeggen me dat het elf uur 's ochtends is. Tijd. Ook weer zo een raar fenomeen, bedacht door de mens zodat het leven niet als een eeuwigheid voelt. Want geef toe, als we geen jaren hadden zou het leven eindeloos lang duren. Dat fijne, maar veel te snelle gevoel dat je krijgt wanneer er weer een jaar voorbij gaat is onmisbaar. Het is een opluchting. Natuurlijk snap ik wel de praktische kant van uren, maar waarom dan de jaren? Wie heeft bedacht hoe lang een seconde, een minuut, een uur, een edmaal, een week, een maand, een kwartaal, een jaar en een eeuw duurt?
Ik rek me nog een laatste keer uit en keer me dan weer tot de klok. Er zijn inmiddels al tien minuten verstreken. Niet dat het me wat uitmaakt, ik ben namelijk toch niet van plan om naar school te gaan. Het is gewoon puur het feit dat de tijd zo snel gaat, maar op sommige momenten ook zo eindeloos lang kan duren, dat me stiekem een beetje beangstigd. De laatste tijd heb ik vooral dat laatste gehad.
Mijn gedachten dwalen zich langzaam af naar mijn moeder, die in de kamer onder me waarschijnlijk aan het slapen is. Daardoor krijg ik de neiging om hard op mijn vloer te stampen. Wanneer ik dat vroeger om zes uur al deed - aangezien ik altijd zo vroeg wakker was op mijn achtste - konden mijn ouders zo verschrikkelijk chagrijnig worden. Nu moet ik toegeven dat ik dat tegenwoordig zelf ook zou worden, als ze me te vroeg wakker maken. Al helemaal om dat er veel spanningen tussen ons zijn.
Met een walgend gevoel haal ik mijn neus op. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? De liefde die ze vroeger in overvloed hadden voor mij, lijkt zomaar uit het niets te zijn verdwenen en veranderd in een soort niet schelen. Het boeit ze niet wat ik doe. Mijn moeder zal het waarschijnlijk niet eens merken als ik er niet meer ben. Ja, ze zal een slaafje missen die eten maakt en dat naar haar bed brengt.
En mijn vader? Die laat zijn gezicht hier niet eens meer zien, waarom zou hij dan opeens hier komen en merken dat er iets mis is? Dat ik er niet meer ben.
Ik schud mijn hoofd en verbied mezelf om naar mijn verslaving te grijpen. Nu even niet Lucas. Over een tijdje zal je het zo intensief mogen doen dat je erbij neervalt... Ik schrik van mijn gedachtengang en spring snel op. Ik hijs mezelf in wat kleding en loop regelrecht naar beneden.
Ik grits een appel uit de bijna lege fruitmand en ga op de bank zitten. Het eten is bijna op, en ik heb geen zin meer om boodschappen te doen. Dan moet mijn moeder eens een keer haar bed uit komen, maar ik ben er klaar mee.
Buiten hangt een waterig zonnetje aan de lucht. Toch voel ik dat de lente er bijna aankomt. De vogels fluiten al luid en het wordt steeds minder fris. Ik fiets zo langzaam mogelijk naar Annelie. De weg er heen lijkt op de een of andere manier zwaarder dan ik had gedacht. Ik voel me dan ook opgelucht als ik eindelijk voor het huis tot stilstand kom.
Het huis ziet er niet anders uit dan gister, en het grodijn hangt op dezelfde manier voor Annelies slaapkamerraam. Ik besluit om nog een keer te proberen aan te bellen. Zenuwachtig druk ik op de bel. Weer galmt die door het hele huis heen en weer komt er geen beweging in de deur. Ik zucht en loop weer terug, maar wanneer ik in de verte een fiets hoor naderen spring ik snel achter een muurtje, dat Annelies voortuin scheidt van de openbare straat.
Ik kijk op en mijn hart bonkt hard in mijn keel wanneer ik de fietser zijn gezicht herken. De zwarte nike joggingbroek die los om zijn benen zit doet me denken aan die buitenlandse jongens die alleen maar trainingspakken dragen. Ik walg ervan. Net zoals ik van alles aan Vincent walg. Ik bal mijn handen tot vuisten wanneer hij het grind op loopt waar ik een paar seconden geleden ook mijn voeten op heb gezet. Ik hoor weer de bel, maar de deur gaat nog steeds niet open. Gelukkig, want wat zou ik doen als Annelie wel voor hem opendeed en niet voor mij?
Ik wil langzaam doorlopen om hem te kunnen zien wanneer ik bijna opspring van de schrik als Vincent hard op de deur begint te bonken. Ik frons mijn wenkbrouwen en blijf op mijn plek. Ik zak een beetje door mijn knieën om er zeker van te zijn dat ik niet te zien ben als hij zich plots omdraaid. Hij gaat over tot schreeuwen en dreigen, waar ik helemaal niets van begrijp. Ze leken het zo gezellig te hebben die keer toen ik ze ik het café zag, of was dat allemaal gespeeld? Ik word steeds nieuwschieriger.
'Annelie ik zweer doe die fucking deur open. Ik weet dat je er bent! Vieze kuthoer! Als je nu niet komt dan.... Dan....' Ik knijp mijn ogen dicht. Wat dan? Wat dan, Vincent?
'Je weet wel wat er dan gebeurd.' Hij gromt en draait zich opeens om. Snel zak ik helemaal verder door mijn knieën. Gelukkig hoor ik hem even later weer terug lopen, maar ik hoor ook een tikkend geluid. Als snel weet ik wat dat is. Hij is met grind op haar raam aan het gooien.
'Kom.' Tik. 'Hier.' Tik. 'Jij.' Tik. 'Vuile.' Tik. 'Slet.' Hij loopt weer naar het grind toe en graait naar een paar nieuwe steentjes. Woedend gooit hij ze allemaal tegelijk naar het woonkamerraam. Mijn gedachten dwalen af naar Annelie, die zichzelf waarschijnlijk doodsbang in haar kamer opgesloten heeft. Maar waarom?
'Wacht maar,' zegt hij dan. 'Hier zullen consequenties voor komen.' Snel duik ik weg en verstop ik me weer goed terwijl Vincent terug naar zijn fiets loopt. Agressief schopt hij er tegen aan en fietst hij even later gewoon weg. Alsof ik al die tijd mijn adem heb in gehouden blaas ik alles uit. Voorzichtig kom ik omhoog, maar ik ben toch bang dat Vincent uiteindelijk toch weer terug zal komen.
Ik tril als een rietje en leun met mijn arm tegen de voordeur aan. Ik knijp mijn ogen dicht en laat mijn hoofd naar beneden hangen. Verward druk ik op de deurbel. Ik wil haar zo graag laten weten dat ze gewoon voor mij open kan doen.
Omhoogkijkend naar haar raam loop ik achteruit. Zo hard, maar ook zo lief als ik kan roep ik haar naam. Ik probeer mijn stem veel zachtaardiger over te laten komen dan die van Vincent, al is dat niet zo moeilijk.
'Annelie ik wil,' ik zucht en stop even, 'ik moet met je praten.'
'Het is goed. Voor mij kan je open doen.' Ik blijf staan en houd mijn adem in. Ik laat mijn schouders hangen en draai me al om om weg te lopen wanneer ik een zachte stem mijn naam hoor fluisteren.
'Lucas?' In minder dan een seconde draai ik me om eni scan ik Annelie van top tot teen.
'Gaat alles goed?' vraag ik. 'Ik zag je gister, toen ik hier kwam. En waarom kom je niet meer naar school?' Ik besluit te doen alsof ik niks van Vincent weet. Ik wil dat het van haar komt. Waarom weet ik niet.
Ze haalt haar schouders op. 'Ik voel me gewoon niet zo lekker.' Ze kijkt naar de grond en slaat haar vest wat verder om haar heen. Ik zeg niets en kijk alleen maar naar haar. Wat zijn we eigenlijk nog? Zijn we nu al in het stadium gekomen dat we elkaar niet eens meer durven aan te raken, te knuffelen, of vast te houden? Net nu ik het zo hard nodig heb. Het is alles wat ik nog lijk te hebben, maar misschien is dat nu ook voorbij. Waarom houd ik de schijn nog op?
'Mijn vader is vreemd gegaan.' Shit, het is er uit. Ze kijkt op en kijkt me met een verbaasde blik aan.
'Echt?' Ik knik en steek mijn handen in mijn zakken. Haar blik verplaatst zich naar mijn armen. Ik slik.
'Het gaat niet goed met me,' zeg ik dan. Ze knikt en kijkt weer weg. Ik had niet anders verwacht. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en tot mijn verbazing zie ik en traan over haar wang rollen. Waarom huilt ze nou?
'Wat is er?' vraag ik. Ze schud haar hoofd en zet een stap achteruit wanneer ik wat verder naar voren kom. Ik begrijp het signaal en blijf staan. Ik haat dit.
'Ik ben er kapot van,' zeg ik. 'Kapot van mijn vader,' vervolg ik wanneer ze het niet lijkt te begrijpen. 'Als in, ik heb er geen zin meer in.' Ik kijk haar aan, smekend. Ik smeek haar met elk deel van mijn lichaam om te zien wat er met me is. Maar het lijkt haar niet op te vallen. Weer stroop ik mijn mouwen op.
Ze kijkt even en slaat daarna haar ogen weer weg. Ze blijft stilstaan. Ze geeft geen enkele kik en zegt al helemaal niks. Ik wil zo graag dat ze zegt dat het goed komt, dat dit niet de oplossing is. Maar nu is alles voor mij duidelijk. Of ze heeft geen idee, geen idee hoe serieus dit is, of ze wil het niet aankijken. Ze wil niet geloven wat er met me is. Ik ben niet meer die jongen waar ze op was gevallen. Ik ben nu een zielig hoopje. Een beetje zoals mijn moeder. Ik wil het niet toegeven, maar eigenlijk ben ik precies hetzelfde als mijn moeder. Ik wou dat het niet zo was. Helaas.
Misschien was ik wel nooit die jongen waar ze op was gevallen. Zover ik weet voelde ik me toen precies hetzelfde als nu. Annelie heeft me even laten zien hoe mijn leven zou moeten zijn geweest. Hoe ik had gehoopt dat het was. Maar nu is het over en komt mijn ware aard weer naar boven. Het deel van mij wat ik altijd al heb proberen te onderdrukken, maar zonder succes. Voor even leek het weg te zijn. Maar nu komt het twee keer zo sterk terug. Het is net als drugs. Even lijk je de hele wereld aan te kunnen, maar daarna wordt je gevoel twee keer zo slecht dan het al was. En zo ga je langzaam dood. Het is de meest langzame, pijnlijke en onduidelijke dood die er bestaat. Je raakt er in vast, en kan er niet meer uitkomen.
'Ik haat mijn leven, Annelie. Ik zie het niet meer zitten. Mijn moeder ligt alsmaar op bed en mijn vader bestaat niet meer voor mij.' Annelie schud haar hoofd en leunt kreunend tegen de deurpost aan.
'Je bent niet de enige waar het slecht mee gaat,' zegt ze dan. Onbegrijpelijk kijk ik haar aan. Hoe kan ze dit zeggen?! Ze heeft geen idee. Geen idee!
'Wat?' zeg ik, hopend op enige uitleg.
'Ik heb ook een shit tijd achter de rug.' Een
shit tijd. Ze zou eens moeten weten. Mijn hele leven is een shit tijd.
'Ohja? Is het zo erg dat je wel duidenden littekens op je armen hebt staan. Zo erg dat je echt geen uitweg meer ziet? Dat je helemaal dood en zwart bent van binnen? Dat je 's morgens op staat met het gevoel alsof je al niet eens meer bestaat?' Mijn stem wordt wanhopig en ik begin helemaal te trillen.
'Lucas. Je hebt geen idee.'
'Vertel het me dan!' roep ik. Ze deinst eventjes achteruit en ik knijp hard in mijn vuisten.
'O...Oh Lucas,' stotterd ze. 'Dat kan ik niet.' Met betraande ogen kijkt ze me aan, maar dit keer ben ik diegene die het oogcontact verbreekt.
'Laat maar dan. Het is goed zo. Dag Annelie.'
Ik loop weg en voordat ik op mijn fiets stap kijk ik nog een keer om naar Annelie. Ze staart met een emotieloos gezicht voor zich uit. Het is voor mij niet duidelijk of het haar echt niet uitmaakt of dat ze heel veel moeite doet om haar tranen te bedwingen. Maar één ding is voor mij wel duidelijk. Terwijl ik wegfiets kan ik alleen nog maar daar aan denken. Het einde is zo verschrikkelijk verleidelijk.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top