Opgeven I
Het leven is een grote hel. En mam? Die komt haar bed niet meer uit en mijn vader is helemaal verdwenen. Hij is alleen een paar keer thuis geweest voor nieuwe kleren. Waarschijnlijk slaapt hij bij zijn maîtresse. Ik hoef die lul nooit meer te zien.
'Gaat het mam?' Zachtjes ga ik op het bed zitten en leg ik een hand op haar been. Ik bijt op mijn lip om mijn tranen binnen te houden. De laatste dagen heb ik alleen maar gehuild. Ik ben bang dat er over een tijdje geen tranen meer over zijn om te vergieten.
Mijn moeder is een ander verhaal. Zij huilt niet meer. Ze blijft enkel liggen en kijkt voor zich uit. Naar het niks. Ze komt alleen het bed uit om te eten. Douchen is ook al teveel moeite.
Als ik geen reactie terugkrijg loop ik haar kamer weer uit. Voor de deur blijf ik staan en sluit ik mijn ogen. Ik luister naar haar regelmatige ademhaling. Het geeft me een nostalgisch gevoel, van de tijden dat ik uren op haar borst kon blijven liggen.
Ik loop naar beneden en al snel zit ik op de fiets. Ik rijd alleen niet naar school. Tijdens de rit denk ik weer aan mam. De ooit zo ambitieuze vrouw die ik kende is in één week helemaal van de kaart. Ze was bijna een soort workaholic, zou je kunnen zeggen. Maar beter dat, dan aan de alcohol of aan de vrouwen, zoals mijn vader. Als ik mijn thuissituatie al erg vond, dieper dan dit kan het niet zakken. Toch?
Ik ga op de trappers staan en fiets weer naar het bos. Bijna glij ik uit, maar ik weet mijn stuur nog net recht te houden. Ik schrik, maar de adrenaline stroomt door mijn lijf. Mijn hart klopt in mijn keel en ik voel dat ik leef. Ik leef!
'Ik leef!'
Ik kom slippend tot stilstand bij het parkje. Ik gooi mijn fiets tegen een hek aan en neem niet eens de moeite om hem op slot te doen. Zonder om te kijken loop ik naar het paadje.
Het is erg rustig, wat niet vreemd is op dit tijdstip. Iedereen slaapt, zit op school, of is aan het werk. Behalve mijn moeder. Zij ligt thuis in bed en doet niks.
Abrupt kom ik tot stilstand als ik aan de overkant op een ander pad mijn vader zie lopen. Hij heeft zijn armen in die van een vrouw gehaakt. Een vrouw die precies het tegengestelde is van mam. Woede borrelt weer in me op. Shit. Ik had niet moeten komen. Dit is een grote vergissing. Hier ga ik me de rest van de dag slecht over voelen.
Ik blijf staan en volg elke beweging, elke stap die ze zetten. Dan komt er een hond op ze afrennen. De vrouw bukt en pakt de tak aan, die hij braaf had gebracht. Ze gooit hem weer weg en zo gaat het door. Een steek gaat door mijn hart. Het tafereel ziet er voor de buitenstaander uit als een stel, die gelukkig zijn met hun hond. Zonder kinderen natuurlijk. Want "een hond is net een kind".
Het voelt alsof ik niet meer besta. Alsof ik zijn zoon niet ben. Hij heeft mij en mam weggeduwd en is nu gelukkig met een of andere hoer. Haat. Ik haat deze vrouw, al ken ik haar niet. Er komt een kant van mij omhoog waarvan ik niet wist dat ik die had. Wraak. Ik wil haar wreken. Wie denkt ze wel niet dat ze is?
Zonder erbij na te denken loop ik op ze af en ga ik voor ze staan. Ik zie hoe mijn vader schrikt.
'Nou?' vraag ik. Ik kijk hem doordringend aan. De vrouw weet niet wat er aan de hand is en kijkt zijn kant op.
Ik keer me tot haar en steek mijn hand uit. Een sterk geforceerde nepglimlach vormt zich op mijn gezicht. Verward schud ze hem.
'Lucas Visser. Zoon van Harold Visser.'
Geschrokken trekt ze haar hand terug en kijkt ze mijn vader aan. 'Je hebt een zoon?!'
'Ja, Harold. Heb je een zoon?' Ik kijk hem vragend aan. De woede kan hij wel van mijn gezicht lezen. Angstig krabt hij achter zijn oor.
'Ja,' zegt hij.
De vrouw haakt haar arm uit de zijne en slaat haar armen over elkaar.
'Ik had je nog zo gevraagd of je getrouwd bent en kinderen hebt! Je hebt tegen me gelogen. Ik ben niet een of ander speeltje die je kunt gebruiken als je thuis geen beurten meer krijgt.' Nu is zij ook boos. Het is twee tegen een. Punt voor mij, pap.
Dan kijkt ze mij aan. Ik sla mijn ogen neer en pruts wat aan mijn mouw. In mijn hoofd bedenk ik iets goeds om te zeggen. Mijn woorden moeten zorgvuldig uitgekozen worden.
'Dat is nou jammer,' zeg ik dan. 'Want dat ben je wel.' Ik kijk mijn vader uitdagend aan. 'Je bent puur een sletje voor hem. Een verovering.'
Mijn vader kijkt me boos aan. Ik ken die blik. 'Lucas zo is het genoeg!' Zijn lip trilt onder zijn dikke neus en zijn gezicht is een beetje paars aangelopen.
'Wat, ga je me slaan? Ga je me vermoorden? Alles is toch al beter dan leven op deze kutwereld!' roep ik. Ik negeer de geschrokken blik van de vrouw en ga door.
'Je hebt geen idee. Geen idee! Mam ligt depressief op bed, en weet je wat? Ik ook! Nog even en ik kan er niet meer tegen. Ik. word. gek!'
Boos ren ik weg. Ik spring over gevallen takken heen totdat ik bij mijn fiets aankom. Ik scheur weg. Tranen glijden over mijn wangen en druipen tot langs mijn nek.
Ik besef me dat ik zelfs mijn moeder niet heb. Zij ligt op bed en leeft als een soort zombie. Ik heb niemand meer. De enige die ik nu nog wil zien is Annelie. Maar ergens van binnen ben ik bang. Zo bang ben ik nog nooit geweest. Ik ben bang dat Annelie mij niet meer wil zien. En als dat zo is, wat doe ik hier dan nog?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top