Ontmoeten II
'Lucas, kom eens uit de badkamer of zet hem in ieder geval van het slot af!' hoor ik mijn moeder roepen. Ze klopt nog een laatste keer op de deur, zucht geërgerd en loopt dan weg.
Zonder me iets van haar aan te trekken spoel ik mijn armen af en dep ze zorgvuldig af met wat papier, die ik daarna onder in de prullenbak verstop en bedek met schoon, wit, ongebruikt papier om het rood te verbergen.
Ik kijk in de spiegel en twee groene ogen staren terug. Ik wend na een tijdje mijn blik van mezelf af en zoek mijn t-shirt die ik eerder vanochtend op de badkamervloer had gegooid. Het zwarte shirt met lange mouwen ligt naast de wc-pot, zie ik al snel. Ik pak het op en laat hem over mijn hoofd zakken.
Voordat ik de badkamerdeur open en naar buiten stap werp ik nog een laatste blik in de spiegel. Mijn bruine haar ziet er slordig uit, maar ik heb geen zin om er wat aan te doen. Er is toch niemand waar ik mooi voor uit moet zien. Er is geen meisje waar ik aandacht van wil. Ze zijn allemaal hetzelfde. Ze vallen allemaal op de klassieke, stoere jongens.
Mijn moeder zit beneden te ontbijten met haar laptop op haar schoot. Als ze ziet dat ik beneden ben gekomen kijkt ze even op. 'Je weet dat het vandaag twintig graden wordt hé? En wat duurde zo lang op de badkamer, jongeman?' vraagt ze met haar ogen weer op de laptop gericht.
'Weet ik. En er duurde niks lang, vrouw,' antwoord ik licht geïrriteerd. Ze negeert mijn opmerking en is weer helemaal verdiept in haar werk. Ik loop uiteindelijk naar de keuken en pak een appel.
'Had je de pizza gegeten?' roept mijn moeder naar de keuken. Ik beantwoord haar vraag met een ja en gooi tegelijkertijd het klokhuis van de appel weg. Eigenlijk had ik niet eens de pizza gegeten, ik vond een Cup-a-Soup in de kast en heb die opgewarmd. Maar mijn moeder hoeft dat niet te weten.
'Ik ga naar school.' Ze knikt. Geen "fijne dag", of "veel succes op school". Nee hoor, ze knikt. En waar is mijn vader? Ik heb geen idee, en als ik eerlijk ben boeit het me niet. Niet meer.
Als ik bezweet aankom op school heb ik spijt. Ik heb spijt dat ik ooit ben begonnen met mezelf pijn doen en spijt dat ik het gister heb gedaan, terwijl ik weet dat het warmer weer wordt. Mijn hele shirt is nat en ondanks dat het een zwart t-shirt is zie je het zweet zitten. Van mijn armen tot mijn onderrug. Iedereen die langs me loopt heeft korte mouwen. Zij hoeven niks te verbergen, zij zijn sterk. Ik ben zwak. Zouden zij zich ook soms zoals ik voelen, of ben ik de enige?
De bel gaat. Ik heb muziek, één van mijn lievelingsvakken. Je hoeft er niet slim voor te zijn, je doet het gewoon. Muziek wordt in een apart gebouwtje naast de school gegeven, waar de gymzalen en kleedkamers zich ook bevinden. Ik loop even buiten door de zon, maar de hitte brandt gelijk op het zwart van mijn kleding. Gelukkig ben ik al snel in het koele gebouw.
Er staat als ik aankom niemand meer voor de deur van het lokaal, wat betekend dat iedereen al binnen is. Zo lang had ik er toch niet over gedaan om hier te komen? Met trillende handen klop ik op de deur en trek ik hem open. Vijfentwintig paar ogen zijn op mij gericht. Meneer Bekers kijkt op zijn horloge. 'Waarom ben jij vijf minuten te laat, Visser?'
Ik probeer snel in mijn hoofd een goed antwoord te vinden, maar het lukt niet. 'Ik uuh...' Er valt een stilte. Een paar meiden gniffelen. 'De bel ging en ik liep hierheen, ik weet echt niet hoe ik te laat ben.' Ik weet zelf ook wel hoe ongeloofwaardig het klinkt, maar Bekers lijkt me even medelijdend aan te kijken.
'Ga maar zittten, jongen. Volgende week ben je wel op tijd he?' Hij wijst op een stoel, naast Bianca. Ik loop langs Ivo Bekers en merk dat hij naar mijn lange mouwen kijkt. Ik probeer het te negeren en laat mijn tas van mijn rug glijden. Pas als ik zit lijkt hij te stoppen met kijken, en begint dan eindelijk aan zijn les.
Ik let voor het eerst niet op bij muziek. In mijn hoofd denk ik terug aan de weg naar deze les. Hoe had ik vijf minuten gedaan over een afstand die je normaal in een minuut loopt? Ik constateer uiteindelijk dat ik aan het dagdromen was, een gewoonte die ik al van kleins af aan met me meedraag.
En zo gaat er weer een schooldag voorbij. Elke keer weer hetzelfde liedje. Dag in dag uit, er gebeurd nooit iets leuks of iets bijzonders. Er gebeuren alleen dingen die mijn dag altijd nog erger en zwaarder maken dan het al is. Soms zijn er wel gelukkige momenten, wanneer mijn moeder bijvoorbeeld in een goede bui iets leuks met me wilt doen. De laatste tijd gebeurd dat alleen steeds minder vaak. Ze is veel meer bezig met werk dan ooit, alsof ze denkt dat ik minder aandacht nodig heb aangezien ik over iets meer dan een half jaar achttien wordt. Maar zo werkt dat helaas niet. Je neemt een kind voor het leven. Je kan niet zomaar stoppen als je kind een volwassen leeftijd heeft bereikt.
Mijn ouders moeten in dat opzicht nog veel leren over het ouderschap. Er zou een school moeten zijn voor dingen die echt belangrijk zijn, zoals opvoeding. Later heb je niks aan die ene wiskundeformule, of dat opstel over ademhaling en longinhoud. De juist belangrijke dingen leer je niet, tenzij je ernaar opzoek bent door bijvoorbeeld op google in te typen hoe je een goede ouder bent of kan worden. Maar mijn ouders zijn niet zo, net als waarschijnlijk velen andere ouders. En wie zijn daar de dupe van? Juist. Wij, de kinderen.
Ik loop met muziek in naar mijn fiets en voor ik het weet rijd ik al langs het pas gemaaide grasveld, de vijver en de huizen. Ik vermijd zoveel mogelijk oogcontact met tegenliggers door strak voor me uit te kijken. Meestal kijk ik ze aan en glimlach ik naar ze, maar vaak krijg ik niks terug. Ze kijken, net als ik nu, strak voor zich uit. Sommige mensen kijken je wel aan, maar de meesten niet. Vandaag heb ik geen zin in het slechte gevoel die dat soort mensen je geven.
Na een kwartiertje fietsen ben ik dan eindelijk thuis aangekomen. Mijn moeder is al lang naar haar werk en van mijn vader weet ik het niet. Als ik het huis in stap krijg ik een walm van koffie over me heen. Mijn vader is dus wel thuis. Ik probeer zo zacht mogelijk langs de keuken te glippen, om vervolgens de trap op te kunnen.
'Hé jongen, kom je je oude vader niet even groeten?'
Ik zucht luid en loop naar hem toe, geef een kus op zijn wang en ga met mijn rug naar hem toe op een stoel zitten. Het is meer dan niets, ik had ook gewoon weer naar boven kunnen gaan.
'Waar was je gister?' vraag ik dan uiteindelijk zonder om te kijken, puur uit nieuwsgierigheid waarom hij weer eens niet thuis was. Ik hoor hoe hij luid een slok uit zijn kop koffie slurpt, voordat hij antwoord geeft.
'Gewoon, werk. Ik had een last minute vergadering, maar het was niks bijzonders. Regelrechte tijdverspilling dus,' zegt hij uiteindelijk, zoals altijd. Waarom blijft hij gaan als het toch niet "bijzonder" is?
'Oh oke,' zeg ik, voordat ik de stoel waar ik op zit naar achter schuif en aanstalten maak om naar boven te gaan. Mijn vader gaat weer ongestoord verder met zijn koffie. Ik lach hem van binnen uit. Zijn leven is een grote grap, nog groter dan die van mij.
Allebei mijn ouders doen alsof we het perfecte gezinnetje zijn. Hard werkend, genoeg geld, gelukkig. Weer lach ik. Ze zouden eens moeten weten. Soms vraag ik me af hoe hun leven was geweest zonder mij. Of hoe mijn leven er uit had gezien met een broer of zus. Dan had ik alles kunnen delen met iemand die van mij houd en om mij geeft. Natuurlijk houden mijn ouders van me, dat weet ik. Maar ze doen niks met die liefde. Dát is hun probleem.
Ik pak mijn laptop van het bureau en ga ermee op bed liggen, wat ik veel fijner vind dan aan mijn bureau op een stoel. Terwijl hij opstart pak ik mijn muziekbox van het nachtkastje en verbind ik met mijn telefoon. Ik scrol door mijn spotify en klik uiteindelijk een afspeellijst met zogenoemde blije muziek aan, op een poging om mezelf op te vrolijken. In de tussentijd is mijn laptop gelukkig al aan.
Ik vind het heerlijk om even uit mijn eigen leven te stappen en dan vervolgens in mijn virtuele wereld van habbo hotel te komen. Daar heb ik "vrienden" en mensen die me mogen. En het fijnste is nog dat ze allemaal zoals ik zijn, ze zijn namelijk allemaal hopeloos genoeg om wekelijks of zelfs dagelijks op dit platform te komen. Het liefst zou ik natuurlijk willen dat ik dit niet nodig zou hebben om leuk met mensen te kunnen communiceren, maar helaas is het wel zo. Als mensen nou gewoon allemaal aardig tegen elkaar konden doen in het echt én op internet zouden veel wereldproblemen opgelost worden.
Ik krijg al snel veel berichten van mensen die me gemist hebben op habbo. Ik beantwoord ze allemaal terug met hoe erg ik ze ook allemaal heb gemist. Dat is deels waar; ik mis namelijk het praten met ze, maar het is niet zo dat ik altijd elke dag aan ze denk.
Mijn spel wordt onderbroken door mijn moeder, die naar boven roept dat het eten klaar is. Snel stuur ik naar iedereen die online is een berichtje dat ik moet eten, voordat ik met tegenzin naar beneden ga.
Beneden aangekomen ruikt de hele woonkamer naar tomatensoep. Waarschijnlijk heeft mijn moeder niet eens de moeite genomen om het zelf te maken, maar gewoon kant-en-klaar gekocht.
'Kom lekker zitten Lucas! Heb je honger?' Zonder antwoord te geven ga ik zitten en blaas ik in de soep. Mijn moeder heeft de hoop op een antwoord al opgegeven, dus gaat ze uiteindelijk naast pap zitten. De soep wordt in stilte opgegeten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top