Z E V E N T I E N
Rayleigh liep de gang af naar Denvers kamer en draaide zich daar aangekomen naar de deur om. Toen ze er op klopte bleek deze tot haar verbazing al open te zijn. Waarschijnlijk had hij de deur alvast voor haar open gelaten. Ze liep de kamer binnen.
Geen Denver.
Ze bleef stilstaan in het midden van de kamer en keek verward om zich heen. Oké, misschien was hij wel vergeten de deur dicht en op slot te doen.
Ze ging maar op het bed zitten en keek voor het eerst sinds ze daar was geweest met andere ogen door zijn kamer. Het was er stil zonder hem, maar ze kon eindelijk eens alles goed bekijken zonder dat hij zich met haar bemoeide. Ze hield af en toe wel eens van rustig alleen zijn, maar als dat te lang duurde werd ze er op den duur gek van.
Haar blik viel op een klein kistje dat op een aan de muur vastgemaakte plank stond. Ze stond op en liep er langzaam naartoe, benieuwd als ze was.
Ze stak haar hand ernaar uit en wilde het openmaken, maar werd tegengehouden door een klein rinkelend slotje. Ze zuchtte uit frustratie en zocht de rest van de kamer door, op zoek naar de passende sleutel.
Ze was benieuwd wat ze zou treffen. Ze respecteerde zijn privacy, maar ze moest gewoon weten wat het was. Als het echt zo belangrijk voor hem was had hij het wel niet op zo een zichtbare plaats gezet. Misschien zat er wel een mooie ketting in voor Rayleigh. Ze glimlachte. Eén kijkje kon geen kwaad.
Ze keek onder het bed en zag tot haar vreugde een klein stukje metaal uit de bedbodem steken. Op de grond lag een opgevouwen stukje papier, dat ze oppakte en in haar kontzak stak. Ze fronste haar wenkbrauwen. Dat zou ze later wel bekijken. Ze trok de sleutel er tussenuit en liep weer terug naar de bruine doos. De sleutel paste.
Een glimlach was nog bezig om zich op haar gezicht te vormen of het licht werd in een klap uitgedaan. Voor ze het wist werd er iets tegen haar neus en mond aan gedrukt.
Terwijl een vreemde geur gedwongen bij haar naar binnen werd gedrongen voelde ze hoe een sterke hand haar hoofd stevig tegen zich aan drukte. Aan de kracht kon ze voelen dat het een man was.
Ze kon hem in haar oor horen en voelen hijgen. Van herkenning was geen enkele sprake, het klonk als een onbekende manier van ademhalen. Ze kon niemand bedenken waartoe deze behoorde.
Zijn adem streek nog altijd als een plagende wind over haar huid heen, een spoor van kippenvel achterlatend. Terwijl haar lichaam rilde van de aanrakingen werden haar oogleden steeds zwaarder.
Het gehele tafereel duurde in werkelijkheid niet meer dan twee minuten, maar in haar beleving leek alles in slow motion te gaan. Het duurde een eeuwigheid, totdat een rood-zwarte waas zich over haar beeld verspreidde. De man achter haar was verdwenen, evenals de kamer.
Alles was stil, op een van ver weg komend weergalmend geluid na. Ze kon het niet plaatsen.
Enkele tijd later veranderde de stem in iets herkenbaars. Het was een vrouwenstem. Niet van zomaar iemand, nee. Deze behoorde toe aan haar moeder.
Ze hoefde niet goed te luisteren om te weten welke zinnen over haar moeders tong rolden. Slechts haar herinneringen daarbij waren genoeg.
Verschillende beelden flitsten als een diavoorstelling aan haar voorbij, wat gepaard ging met een vreselijk gevoel van angst en machteloosheid. Weer leek haar moeder alle controle over Rayleigh te hebben. Ze kon zich niet bewegen, terwijl de ijzeren greep van de vrouw die ze zó had kunnen haten zich als een zuurstof-wegnemende mantel om haar heen had gevestigd. Zo werd al haar leven er beetje bij beetje uitgezogen, totdat er niet meer overbleef dan slechts een hoopje zielige resten.
De dreigende stem van haar moeder begon zich langzaam weer te vervormen. Opluchting leek door al haar aderen te stromen, wat ervoor zorgde dat het leven dat onbereikbaar ergens boven haar lichaam had gezweefd terug in haar lichaam werd opgenomen.
De zwarte wolk in haar blikveld veranderde langzamerhand naar witter licht. De stem was inmiddels veranderd in een roepende stem. Het kwam van ver, maar leek steeds dichterbij te komen. Het klonk uitnodigend, waardoor ze haar hand ernaar wilde uitsteken.
'Rayleigh.'
Het was nu dichtbij genoeg. Ze pakte het gretig met twee handen aan, maar greep er recht doorheen. Er was niks... Was het niet echt?
Meteen sneed er fel licht door haar pupillen. Daarmee werd ze teruggezogen op de wereld, alsof ze er al die tijd vanaf was geweest. Ze maakte zich klaar voor de laatste klap, maar in plaats van iets hards werd ze opgevangen door een zacht matras.
De plotselinge zwaartekracht deukte hard in haar buik, waardoor ze naar adem snakte. Ze schokte even. Haar ogen openden zich langzaam. Daar was Denver. Met rollende ogen keek ze de omgeving rond. Het was haar kamer.
'Oh Rayleigh... Je liet me zo erg schrikken.'
Twee tedere handen werden op haar lichaam gelegd. Even stokte ze haar adem. De herinneringen aan alle ongewenste aanrakingen die ze ooit - en ook net- had gehad maakten haar zo angstig als een haasje.
Tot haar verbazing voelde ze niks. Het leek wel alsof haar lichaam geen gevoel meer in zich had. Haar lippen bewoog ze met moeite, om geluid uit te kunnen brengen.
'Wa..Is er...Gebeurd?' kreeg ze toen eindelijk over haar lippen.
Hij zuchtte en bekeek haar hele lichaam, waarschijnlijk op zoek naar sporen van geweld.
'Toen ik terugkwam van de gezamenlijke badkamer stond de deur open. Ik liep een tikkeltje verbaasd naar binnen...Toen...' Hij hield zich even stil. 'Er stond een of andere man, een inbreker denk ik, bij je. Hij had je buiten bewustzijn gebracht.'
Rayleigh herinnerde het zich allemaal weer. Denvers verklaring was logisch.
'Ik heb hem weggejaagd. Vervolgens had ik besloten om je hier, in je eigen kamer, proberen wakker te maken. Ik dacht dat het dan een wat veiligere omgeving voor je zou zijn.' Hij hield zijn blik geen seconde van haar af, alsof hij bang was dat ze plots weer van de wereld verdween.
Rayleigh stond door zijn woorden terug in de kamer waar het allemaal was gebeurd. Ze voelde weer de misselijkmakende geur van de man die haar had gedrogeerd. Zijn adem langs haar tere nek. De leegte die ze daarna voelde.
Ze huiverde.
'Hier drink wat, ik weet zeker dat dit helpt.'
Toen Denver haar probeerde omhoog te krijgen gaf haar lichaam nog steeds niet mee. Verbaasd en met een vragende blik keek hij haar aan.
'I-Ik voel mijn lichaam niet. Ik kan het...N-Niet.' Tranen welden zich op in haar ogen, maar puf om die weg te knipperen had ze niet. Ergens was ze ook bang dat ze weer bewusteloos zou raken als ze ook maar weer even haar ogen sloot.
'Dat geeft toch niet. Ik help je wel. Het komt vast wel goed,' sprak hij met sussende en kozende woorden. Ze knikte en gaf zich aan hem over.
Hij pakte haar voorzichtig, maar goed vast en goot wat water bij haar naar binnen. 'Slik maar door. In kleine beetjes gaat het wel.' Toen het glas voor twee derde leeg was legde hij haar weer terug in dezelfde positie als eerst.
Rayleigh had eindelijk de moed gevonden om haar ogen te sluiten, nog steeds een beetje bang voor het duister onder haar oogleden. Al was dat niet hetgeen dat ze had moeten vrezen.
Terwijl het drinken nog na brandde in haar keel opende ze haar ogen, om vervolgens de schrik van haar leven te krijgen.
Op de plek waar Denver nog geen seconde geleden had gestaan keek haar moeder haar met een duistere blik aan. In haar hand had ze iets scherps geklemd.
Rayleigh kneep haar ogen stijf dicht en wenste dat ze daarmee weer verdwenen was. Ze wilde Denver weer voor zich zien, maar tevergeefs. Haar moeder hing over haar heen, op genoeg afstand om haar warme adem te kunnen voelen. Rayleigh probeerde zich te bewegen, maar zat gevangen in haar eigen lichaam.
'Ik weet wel hoe ik jou weer kan laten voelen.'
Ze hield het metalen voorwerp in het licht, zodat Rayleigh het goed kon zien. Ze probeerde zich met al haar kracht te verzetten toen haar moeder haar arm vastpakte en optilde, maar dat lukte nog altijd niet. Ze draaide de binnenkant naar zich toe en streek even met haar duim over Rayleigh's pols.
Even zag ze hoe haar moeder het koude metaal op haar arm legde, maar toen Rayleigh geen kik gaf - omdat ze het niet voelde - zette de vrouw de punt ergens op haar pols.
Wat volgde hoopte ze ooit uit haar hoofd te kunnen wissen. Ze wist dat het haar voor altijd zou achtervolgen, samen met alle andere dingen die haar moeder ooit had gedaan.
Eerst leek ze niks van het mes te voelen, maar toen haar moeder echter al een halve cirkel had gemaakt voelde ze een scherpe pijn vanuit haar pols rechtstreeks door haar hele lichaam stromen. Bloed welde op uit de diepe sneden en maakte rode vlekken in haar witte lakens. Lijnen van bloed stroomden over haar hele arm naar beneden. Dat was misschien nog het naarste gevoel. Haar eigen bloed.
Op het laatst werd er even wat meer kracht gezet door haar moeder. Het leek wel een soort laatste grote uiting van woede, voordat het mes ruw uit haar lichaam werd getrokken. Daarna werd haar arm losgelaten en viel deze stuiterend terug op het bed. Rayleigh ademde hevig en haar hart ging tekeer in haar borstkas. Uit haar ooghoek keek ze naar de verse snee in haar arm. Het was een cirkel. Waarom wist ze niet.
Het hele tafereel was misselijkmakend. Haar eigen bloed dat nog steeds uit de wond stroomde was warm en voelde vreemd aan. Haar blik verplaatste zich naar de persoon die het allemaal had veroorzaakt, maar in plaats van haar moeder stond daar Denver weer, alsof hij nooit was weggeweest.
Verbeelde ze het zich maar? Wie was dan wel echt? Haar moeder, of Denver?
In zijn ogen stond een lege blik. Het had zomaar de blik van haar moeder kunnen zijn toen ze haar pijn verzorgde. Er zat haast iets bevredigens in.
Angstig keek ze hem aan. Zo had ze hem nog nooit gezien.
Gelijk liet hij door haar aanblik het alles veroorzakende voorwerp op de grond vallen en stormde snel op haar arm af. Van zijn toekijkende houding was gelukkig niets meer over. Hij kwam weer uit zijn trance. Actie.
'We moeten het snel verbinden. Het spijt me zo erg Ray. Ik wilde je alleen maar helpen...Je moest weer wat voelen, ik...'
Ze knikte dat het goed was. Nu begreep ze zijn daden. De pijn was maar één moment. Tenminste kon ze weer voelen, hij had daarvoor verzorgd. Verlamming kon je voor de rest van je leven houden. De wond daarentegen zou wel genezen.
'Ik moet je juist dankbaar zijn. Ik werd er benauwd van dat ik niet meer kon bewegen.'
Hij keek haar gerustgesteld aan, maar toen ze even kreunde van de pijn werd hij teruggezogen in de werkelijkheid.
Als hij haar niet op tijd zou helpen kon het wel fataal aflopen. Dat was nu nog te vroeg.
'In dat eerste kastje. Mijn bureau.'
Hij liet het zich geen twee keer zeggen en haalde snel de verbanddoos. Met grote voorzichtigheid pakte hij haar arm vast, alsof zijn aanraking alles nog erger zou kunnen maken.
Hij haalde een natgemaakt papiertje uit haar eigen badkamer en veegde eerst wat bloed weg, voordat hij het witte verband om haar pols wikkelde. Zijn handelingen deden Rayleigh denken dat hij dat vaker had gedaan. De manier waarop hij te werk ging was geconcentreerd, maar toch snel.
'Klaar.'
Denver zette haar voorzichtig rechtop, met haar rug leunend tegen de achterkant van het bed. Ze keek naar de grond en probeerde te snijdende pijn in haar pols te negeren. 'Maar waarom een cirkel?'
Ze keek Denver echt in zijn ogen aan. Even sloeg hij ze neer, voor hij antwoord gaf. 'Ik had ook een rechte lijn kunnen doen, met de kans dat ik je slagaders te veel raakte. Ik dacht dat dit de beste oplossing was. Heb er wel 'ns iets over gelezen.'
Rayleigh geloofde hem op slag. Ze vertrouwde deze jongen met haar leven.
In hem, wist ze, zaten geen enkele kwade bedoelingen. Alles wat hij ooit voor haar had gedaan was in haar voordeel, zonder er ook maar iets voor terug te vragen. Enkel haar liefde.
Ze keek naar hem. De pijn vergat ze even helemaal, evenals alle nare dingen die haar waren overkomen. Maar alles wat er was gebeurd voelde nog zo onwerkelijk aan. Waar was ze toch in beland?
Ze was niet meer zoals vroeger. De dagen zonder zorgen leken zo lang geleden. Wanneer had ze zich voor het laatst echt vrij gevoeld?
Bij Denver.
Denver was degene die haar de laatste tijd door het leven loodste. Hij was haar steen in de branding, waarmee hij haar vriendin Ava verving. Die keurde niet eens hun relatie goed.
Waarom zag ze niet wat Rayleigh zag?
Hij was het beste wat haar in deze tijd was overkomen.
Een zucht ontsnapte uit haar mond. Ze kreeg hoofdpijn van al dat denken. Denver had door dat ze te veel in gedachten verzonken was en kwam tegen haar aan zitten.
Ze legde haar hoofd op zijn borst en luisterde naar zijn hartslag, die erg snel ging. Ze keek naar boven, richting zijn gezicht en bestudeerde zijn uitdrukking aandachtig.
Hij keek voor zich uit en gaf haar op automatische piloot een paar aaien over haar arm. Toen hij dichtbij de wond kwam verstijfde ze haar spieren en hield ze haar adem in. Hij kreeg haar reactie door en ging snel weer terug naar haar bovenarm.
'Rayleigh?' fluisterde hij.
'Ja?'
'Beloof je me dat je alles verteld waar je mee zit?'
Ze gaf niet gelijk antwoord. Enkele seconden later knikte ze.
Als reactie daarop gaf hij haar een kus op haar kruin. Vervolgens maakte hij zich los uit hun verstrengeling. 'Je moet rusten.'
Hij haalde haar pyjama van onder de dekens vandaan en gaf deze aan haar, maar ze schudde haar hoofd en pakte ze niet aan.
'Ik kan het nog niet,' zuchtte ze gefrustreerd. Alleen al de gedachte dat ze haar arm moest bewegen was te veel voor haar. Daarbij was ze nog niet helemaal helder in haar hoofd.
'Ik doe het wel,' antwoordde hij liefelijk.
Hij legde haar voorzichtig op het midden van het bed en trok langzaam haar shirt uit. Rayleigh's blik viel op de blauwe plekken die overal op haar lichaam aanwezig leken te zijn. Alle pijnlijke herinneringen waren op slag terug.
De rode kleur in de zijkant van de lakens staarde haar dreigend aan. Ze kneep haar ogen dicht en draaide haar hoofd de andere kant op.
Nadat Denver haar pyjamabroek had aangetrokken trok hij de dekens onder haar vandaan, om haar vervolgens er onder te stoppen. Rayleigh gaf de hele tijd geen kik. Haar ogen bleven altijd gesloten, zodat ze geen onnodige energie verbruikte. Ze dacht even aan de brief in de kontzak van haar broekje, die in de hoek van de kamer gesmeten lag. Dat zou later wel komen.
Denver wilde de kamer uitlopen toen Rayleigh hem vroeg om te stoppen.
'Blijf bij me,' zei ze, al was het niet meer dan een fluistering. Gelijk kwam hij naar haar toe. Nog altijd in zijn kleren ging hij bij haar onder de dekens liggen.
Rayleigh concentreerde zich op zijn ademhaling, maar dat had ze achteraf gezien misschien beter niet moeten doen. Het deed haar denken aan de inbreker. Plots leek ze niet anders te kunnen horen dan het ritme waarop zijn borstkas omhoog en omlaag ging. Het leek identiek aan de man die haar had gedrogeerd.
Ze trok een jammerend gezicht en voelde voor het eerst hoe strak het verband eigenlijk door Denver om haar pols gewikkeld was. Ze kon daardoor haar hart intens voelen kloppen in de wond. Ze probeerde dat gevoel de achtergrond in te dreunen door aan andere dingen te denken, maar door alle commotie die om haar heen bezig was, was dat onmogelijk.
Het gevoel werd alleen maar sterker, en in plaats van dat ze enkel dezelfde ademhaling als de inbreker hoorde kon ze nu ook weer zijn strakke greep om haar lichaam voelen. Ze wist dat het lichaam dat tegen haar aangedrukt lag alleen maar Denver was, maar toch kon ze iets in haar hoofd daar niet van overtuigen. Al wilde ze dat zo graag.
Denver was namelijk helemaal niet het probleem. Nee. Hij deed haar geen vlieg kwaad.
Hij had haar alleen pijn gedaan met de bedoeling om haar te helpen. Hij zou alles voor haar doen, had deze dag bewezen. Ze glimlachte.
Toen ze haar ogen even opende stond haar moeder weer voor de zoveelste keer naast het bed. Ze had haar armen over elkaar heen geslagen, terwijl ze haar hoofd afkeurend schudde. 'Meisje, wat ben je toch naïef. Dat heb je zeker niet van mij, dan was je wel niet zo achterlijk geweest.'
Rayleigh negeerde haar en kneep haar ogen zo stijf mogelijk dicht. Het was maar een verbeelding. 'Je bent niet echt,' mompelde ze zonder daadwerkelijk geluid uit te brengen.
Toen ze weer de donkere kamer in keek was ze verdwenen. Met een bijna vredig gevoel viel ze in slaap, naast de jongen die haar had gered. Wat ze alleen niet wist, was dat haar moeder wel degelijk gelijk had. Ze was naïef om te geloven dat Denver niet de inbreker was.
Hij, viel die nacht ook met een vredig gevoel in slaap. Het was hem weer gelukt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top