Z E V E N E N T W I N T I G

Ava zat in haar vensterbank en keek uit het raam haar tuin in. Ze had haar telefoon in haar hand en draaide voor de zoveelste keer Abigails nummer, maar zoals altijd bleef het akelig stil en hoorde ze niets anders dan tig piepjes achter elkaar. Toch bleef ze proberen, alsof Abigail ieder moment kon opnemen, om vervolgens alle zorgen die ze had weg te lachen. Alle zorgen waar die ene vriendin, Sanna, Ava mee had opgezadeld.

De zon trok weg achter een wolk en het werd donkerder in de kamer. Ze stond op en liep doelloos van muur naar muur. Ze tikte weer op het icoontje om te bellen en zette haar mobiel aan haar oor. Ze beet op haar lip en kneep haar ogen dicht. Weer bleef de telefoon overgaan. Het was niets voor Abigail om niks meer van zich te laten horen. Ze was nou eenmaal te ijverig om Rayleigh's dood te onderzoeken. Ze was nooit zo lang akelig stil gebleven.

'Het is mooi geweest,' mompelde ze tegen zichzelf. Ze stormde haar trap af en haastte zich regelrecht naar de ingang, haar blaffende hond negerend. Ze trok haar donkerblauwe jas in een soepele beweging aan en griste haar sleutels van het kleine kastje dat tegen de muur stond.

Toen ze eenmaal naast haar auto stond gooide ze het portier open en smeet ze haar tasje op de bijrijdersstoel. Voordat ze snel van de oprit reed klikte ze haar gordel vast. De wijk verdween achter haar. De stad en provincie volgden. Haar hart klopte in haar keel en ze keek zichzelf aan in de achteruitkijkspiegel. De angst in haar blauwe ogen was goed te zien. Ze vreesde ergens voor, al kon ze niet precies zeggen wat. Ze wilde het niet. Wat als de moordenaar inderdaad nooit het studentencomplex had verlaten, zoals ze als grapje tegen Sanna had gezegd? Wat als...? Ze schudde haar hoofd en keek de weg op. Haar handen had ze stevig om het stuur geklemd en zweet begon zich langzaam op het bruine leer te vestigen.

Het was niet de tijd om van het ergste uit te gaan. Er waren genoeg logische verklaringen. Ze ging gewoon even checken hoe het met Abigail liep. Even praten, en vervolgens weer naar huis. Daar zou ze avondeten koken en zonder zorgen een film met haar vriend kijken, terwijl hun hond hen knorrend gezelschap hield. Hij zou haar vragen hoe haar dag eruit had gezien en ze zou antwoordden dat ze met een vriendin in Nijmegen had afgesproken. Ze wist zeker dat het gewoon een misverstand was. Een kapotte telefoon, waar ze samen over zouden lachen. Abigail zou zich verontschuldigen voor het niks meer van zich laten horen. Dat moest het wel zijn.

Ze werd terug op de wereld getrokken door een auto die achter haar toeterde. Haar adem stokte en snel trapte ze het gaspedaal in. 'Groener wordt het niet, bitch,' vloekte ze tegen zichzelf. Ze bleef geschrokken op de weg concentreren en keek expres niet naar achter, waar de bestuurder van een andere auto haar waarschijnlijk ook gefrustreerd een niet zo nette naam had genoemd. Ze slikte.

De adrenaline was al minder geworden toen ze een parkeerplaats dichtbij het studentencomplex op reed. Ze stapte uit en bleef staan. Ze richtte haar blik omhoog en nam het hele gebouw in zich op. Het was moeilijk om na al die tijd weer naar binnen te gaan. Het zag er nog precies hetzelfde uit, en ze gokte dat dat vanbinnen ook nog was. Behalve de mensen die er woonden was niks veranderd.

Ze moest eerst over een denkbeeldige drempel stappen, voor ze de moed had om daadwerkelijk binnen te treden. De grote hal was bijna leeg, op twee meiden na. Ze keek er expres niet heen en liep zo snel mogelijk naar het trappenhuis, waar ze een luide zucht slaakte voordat ze verder ging. Met elke traptrede was een paar centimeter minder verwijderd van de plek waar haar leven zo drastisch was veranderd.

Ze wist op welke verdieping Abigails kamer was. Het was dezelfde als die van Sanna. Ze slikte, want het was ook haar en Rayleigh's verdieping geweest. Vier. Hoe vaak Rayleigh wel niet had geklaagd over het moeten traplopen. Plotseling verdriet overspoelde haar. Dat was de oude Rayleigh geweest, waar ze nog mee had kunnen lachen. De Rayleigh die niet alleen nog maar met Denver omging. Maar wat maakte het nog uit? Zelfs de andere, nieuwere versie van Rayleigh was dood. Het was klaar. Er was geen enkele Rayleigh meer. Ze was haar hele vriendin verloren.

Ze bleef halverwege de laatste paar treden staan en pakte zich vast aan de leuning. Ze greep naar de plek waar haar hart zat en vocht tegen haar tranen. Ze wist niet meer of ze sterk genoeg was. Al die tijd had ze gedacht dat ze eroverheen was, dat ze er vrede mee had. Maar nu? Nu bleek dat het moeilijker was dan ze dacht. Het gemis was nog te groot, zelfs na al die jaren. De confrontatie met de plek waar ze voor het laatst haar vriendin levend had meegemaakt was iets waar ze nog nooit aan had durven denken. Eigenlijk had ze nog zoveel te verwerken. Zo veel verdriet. De zaak was dan wel gesloten voor de politie, maar voor haar was het nog lang niet klaar.

Een jonge vrouw passeerde haar en liep vluchtig door. Ava besefte dat ze nog altijd op dezelfde plek stond en liep de laatste treden op. Ze zag nog net dat de studente haar even met een vreemde blik had nagekeken, voor ze achter de deur van de vijfde verdieping verdween. Ze moest eens weten, dacht Ava met een grimas.

Ze ademde diep in voor ze op de met een rode tapijt beklede vloer stapte. De deur aan het einde van de gang was van Rayleigh geweest. Ze veegde een traan weg en liep door. Ze zocht de deuren af naar nummer veertien, die van Abigail. Ze keek expres niet naar de deur waarachter haar eigen oude kamer zich bevond, toen ze er langs kwam.

De moed zakte haar in de schoenen toen de twee cijfers waarnaar ze zocht samen op de oude deur van Rayleigh stonden. Het duurde even voor het besef kwam. Al die tijd had Abigail in dezelfde kamer geslapen... Al die tijd was zij dichterbij Rayleigh dan Ava. Ze leunde tegen de muur aan en sloot haar ogen. Het was helemaal niet zo simpel als dat ze zich in de auto had voorgesteld. Dit was niet iets wat ze zomaar even deed. Ze zou niet zo snel thuis zijn als ze dacht. Ze zou niet rustig een film kunnen kijken. Ze had van te voren niet nagedacht over de wonden die ze zou openhalen met haar bezoekje.

Ze bleef leunen en liet alles bezinken, voordat ze weer rechtop op haar benen ging staan. Ze moest sterk zijn. Ze was gekomen met een doel. Ze klopte op de deur en bleef met ingehouden adem wachten tot er open werd gedaan. Toen dat niet gebeurde klopte ze weer. Het was zaterdag, ze moest er toch wel zijn? Pas na de vierde keer kloppen leek ze te beseffen dat er echt niet open zou worden gedaan. Ze was er niet.

Haar hand met de mobiel trilde toen ze het nummer van Sanna intypte. Even was ze bang dat ook zij niets van zich liet horen, maar toen de telefoon na vijf keer overgaan werd opgenomen slaakte ze een zucht van opluchting.

'Hoi, Ava?'

'Hallo... Sanna. Ikke, ik sta op de vierde verdieping van jullie complex. Kun je, kun je naar buiten komen?'

'Wat? Ja tuurlijk. Is alles oké?' vroeg Sanna, een tikkeltje bezorgd.

Ava antwoordde dat het prima ging. Ze wilde niet als slappeling te boek staan. Niet nadat ze haar had laten blijken dat ze niet zo snel bang werd, in hun allereerste telefoongesprek. Wat zou ze dan wel van haar denken?

'Ik kom nu naar buiten.' Sanna hing op en Ava stopte haar mobiel weg. Ze keek afwachtend de gang op. Haar hart maakte een klein sprongetje toen een deur open werd gedaan en ze even later veilig bij Sanna in de kamer stond. Het was zo uitgestorven dat ze er bang van was geworden.

'Je ziet wit,' constateerde Sanna al snel. Ze wees vervolgens naar het bed, waar een jongen met blond stekeltjeshaar zat. Hij stond op bij haar aanblik en stak zijn hand uit.

'Ehm zo zie ik er altijd uit,' loog Ava, voor ze de jongen zijn hand aannam.

'Oh ja, het spijt me. Dat is Abel, mijn vriend.' Sanna glimlachte vriendelijk. 'Hij heeft onze gesprekken ook meegeluisterd en is bevriend met Abigails vriend.'

'Ah oké. Xavi heet hij toch?' Ava keek Sanna vragend aan.

'Klopt. Ga lekker zitten trouwens.'

Ze liet het zich geen twee keer zeggen en nam plaats naast Abel. Hij knikte haar vriendelijk toe. Sanna pakte haar bureaustoel en ging voor ze zitten.

'Heb je nog iets van Abigail gehoord? Ben je daarom hier?' Ava kon goed de hoop in Sanna's stem horen. Ze slikte. Ze voelde er niets voor om haar het slechte nieuws te brengen dat het haar in al die tijd nog niet was gelukt.

'Nee. Ik...' Ze keek expres naar de grond. 'Ik denk dat we ons nu wel echt zorgen moeten maken.' Ava beet op haar lip. Ze had toegegeven aan haar angst.

Sanna bleef akelig stil. Plots stond ze op en schoof ze de bureaustoel aan de kant. 'Wat zitten jullie daar dan nog? We moeten haar vinden! Dat moet!'

Daarmee kwamen ook Abel en Ava in actie. Ze volgden de vastberaden Sanna, die ze bonkend tegen Abigails muur vonden. Ze schreeuwde.

'Abigail, doe verdomme die deur open! Het is leuk geweest.' Toen er niks gebeurde keek ze de twee angstig aan. Abel liep snel op haar af en sloeg een arm om haar heen, waar ze op steunde.

'Ik kan de deur wel open krijgen, als het goed is,' zei Ava niet al te hard. Ze pakte zo kalm mogelijk een pin uit haar haar, die een plukje op zijn plek hield, en draaide deze langzaam in het slot. Ze voelde de ogen van Abel en Sanna in haar rug prikken, wachtend tot ze hen zou verlossen. Tijdens het kraken van het slot voelde ze vlinders in haar buik. Er zat enkel een houten afscheiding tussen haar en Rayleigh. Ze kon het voelen. 'Ik heb 'm.' Er klonk een klik, voor de deur open werd geduwd. Ze kwamen een donkere kamer binnen. Geen Abigail.

'Het spijt me,' zei Abel. Hij kneep zijn vriendin zachtjes in haar arm. Sanna schudde haar hoofd.

'Nee. Er klopt iets niet.' Ze liep naar het lichtknopje. Een gelige gloed vulde even later de hele kamer.

Ava's blik viel daarmee op de muur tegenover hen. Haar ogen werden groter toen ze diepe krassen gegraveerd in het gips opmerkte. Ergens wist ze hoe dat daar was gekomen, zonder dat dat kon. Ze kreeg een vreemd beeld van Rayleigh. Bloed contrasterend tegen de witte muur. Ze schudde haar hoofd en sloot haar ogen. Het kon altijd nog iets anders geweest zijn. Rayleigh was toch niet gek? Niet psychotisch?

Sanna liet haar ogen langs alle muren en meubels glijden en bleef zo een tijdje roerloos stilstaan. 'Ik weet het al,' zei ze toen verschrikt. Ze stapte op het bed af en veegde met haar hand langs het stof van de dekens, voor ze zich omdraaide naar Abel en Ava. Een verbaasde blik stond op haar gezicht. 'Het is niks voor Abigail om haar bed op te maken.'

Ava trok een wenkbrauw op, maar liet deze al snel weer zakken. Het was niet de tijd om te oordelen over Abigails gewoontes. Ze moesten haar vinden. Ze moesten een teken hebben van leven. Ze slikte. Nadenken, Ava. Wat zou een logische verklaring kunnen zijn voor het feit dat haar bed opeens opgemaakt was? Ze dacht na en... Opeens wist ze het. 'Haar vriend,' mompelde ze.

'Dat we daar niet aan hebben gedacht!' Sanna liep alweer de kamer uit. Ava keek Abel vragend aan, maar die schudde alleen zijn hoofd en hield zijn schouders op, voor hij zijn vriendin volgde. Ook Ava haastte zich niet zoveel later de kamer uit, die ze open achterlieten.

'Ava?' Sanna wees naar het slot, waarschijnlijk van de deur waarachter zich de kamer van Xavi bevond. 'Kan je hem weer open krijgen? Ik heb geklopt maar ook hij heeft niet open gedaan.' Ze hupte ongeduldig van haar ene been op de ander.

Ava knikte en kraakte dit keer sneller het slot. Alle gordijnen stonden in tegenstelling tot die van Abigail open, waardoor de kamer zwak belicht werd. Ook hier was het bed netjes opgemaakt.

Sanna liep regelrecht naar de kast in de hoek van de kamer toe en begon alles te doorzoeken. Ava probeerde haar voorzichtig te laten inzien dat het niet netjes was, maar dat werd al snel afgeslagen.

'Hij is vreemd, Ava. Hij moet wel iets te verbergen hebben en ik wil weten wat dat is!'

Ava slikte en hield zich stil. Ze bleef met hangend armen staan en bleef toekijken hoe verschillende spullen op de grond belandden. Ze kon het na enkele minuten later niet meer aanzien en liep op het meisje af.

'Dit is echt niet slim,' siste ze, maar nog steeds gaf Sanna niet mee. Ze schudde woest haar hoofd en ging gewoon door met de kast. 'Oké dan. Oké. Laat mij dan eens een foto zien van deze jongen. Ik wil beoordelen hoe betrouwbaar hij er uit ziet.' Ava had namelijk gedacht aan zichzelf, toen ze een soortgelijk gevoel had, en wilde Sanna een kans geven. Ze vond Denver ook altijd al vreemd. Onbetrouwbaar.

Verschillende vragen spookten dreigend door haar hoofd. Waarom kwamen er toch zoveel dingen overeen met haar leven en die van Abigail en Sanna? Waarom had Abigail zulke mooie bruine haren als Rayleigh had gehad? Prachtige hazel-bruine ogen? Ze sliepen in dezelfde kamer... Ze hadden beiden een vriendin die zich zorgen over hen maakte... Ze hadden allebei een vreemde relatie... Wat verbond hen?

'Ik heb geen foto,' zuchtte Sanna.

Abel schraapte zijn keel en liet voor het eerst weer wat van zich horen. 'Ik zal er wel een hebben.' Hij scrolde even door zijn mobiel voor hij hem hem aan Ava overhandigde.

Ze pakte het toestel niets-wetend aan. Op het eerste oog leek het een doorsnee twintigjarige student op de foto, een knappe frisse jongen, maar toen ze nog een keer goed keek sloeg ze haar hand voor haar mond. Een angstig gevoel bekroop haar. Hoe? Hoe was het mogelijk? Even leek het alsof haar hoofd haar in de maling nam, maar toen ze duidelijk de contouren van zijn gezicht herkende kwam het besef dat het echt was. 'D...D...De'

Haar gestamel werd onderbroken door een luide gil. Sanna had een metalen doos op te grond open laten vallen. Polaroids lagen verspreid over de vloer en het meisje stond trillend op haar benen. Abel en Ava stormden er op af en gingen door hun knieën om de foto's te bekijken.

Het leek allemaal alleen maar erger te worden, met elke seconde dat ze terug op de universiteit was. De ontdekking van Ava werd vervolgd door nog een volgende verschrikkelijke vondst. Er waren afschuwelijke afbeeldingen van verschillende meiden op de polaroids zien, met een thema dat telkens weer terugkwam. Een wond met de vorm van een cirkel.

Ava kon het niet meer trekken. Al die tijd had Abigail gelijk... En nu... Nu was ze zelf in gevaar. 'Shit! Ik- Die Xavi... Is niet wie hij zegt dat hij is...' Ze greep gefrustreerd naar haar haar. Waarom moest dit nu gebeuren? Waarom... Ze keek Sanna en Abel angstig aan. 'Er is nog een plek waar ze zou kunnen zijn.' Ze hoopte zo erg dat ze de waarheid sprak. Ze wilde geen valse hoop geven, maar meer kon ze niet.

'Wat staan we hier dan nog?!' Sanna wees trillend naar de deur. 'Ik wil mijn meisje zien! Zeg me dat ze niet in gevaar is...' Ze wilde weglopen, maar stortte zich huilend neer op de grond. Abel pakte haar vast en trok haar terug omhoog.

Ava slikte en zag zichzelf even in Sanna. Verdriet overspoelde haar. Het liefst wilde ze het meisje troosten en alle tijd voor haar nemen, maar elke seconde die verstreek was een kans minder om... Om... Ze kon er niet aan denken. 'We moeten snel zijn,' zei ze, voor ze vlug zijn kamer uit rende. Ze kon een traan niet onderdrukken en liet hem over haar wang naar beneden glijden.

Ze dacht dat ze uit die nachtmerrie was ontsnapt, maar het verleden had zich als een val aan haar vastgeklampt. Het was haar niet gelukt om haar beste vriendin te redden, maar dit keer zou ze niet falen. Ze moest Abigail vinden, koste wat kost.

Haar zware adem klonk hypnotiserend door haar oren. Elke stap op de vloer liet een dreunend gebonk achter. De tijd leek even stil te staan, maar in werkelijkheid wist ze dat elke seconde cruciaal was en op dat moment voorbij tikte. Het universum hield geen rekening met levensgevaar. Voor ze het wist was het te laat.  

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top