V I E R E N D E R T I G II
Davey bleef haar locatie, op zijn telefoon die met het scherm omhoog op de bijrijdersstoel lag, de hele tijd via zijn ooghoeken in de gaten houden, terwijl zich hij tegelijkertijd met het verkeer bezighield. Hij tikte met zijn vingers op het stuur mee met het ritme van de muziek, afkomstig uit de radio. Af en toe neuriede hij ook, als hij voor een stoplicht stond of het rustig was op de weg.
Abigail stond stil, haar puntje stopte met bewegen. 'Shit,' mompelde Davey. Hij drukte het gaspedaal harder in en negeerde verschillende middelvingers van andere bestuurders. Zo snel als hij kon parkeerde hij de auto in een bakstenen wijk en stapte hij uit. Op zijn telefoon zag hij dat ze langzaam weer bewoog.
Hij keek om zich heen of er niemand anders was die hem toevallig zou kunnen betrappen op het volgen van een vrouw. Dan kon alles mislopen, maar gelukkig was dat niet het geval. Het was uitgestorven. Hij had vrij spel.
Als een wilde kat sloop hij geruisloos achter haar aan. Zijn zintuigen stonden op scherp, om bij elke spontane beweging van Abigail weg te kunnen vluchten. Het verbaasde hem, dat zij de enige twee daar buiten waren. Het zorgde er wel voor dat elk geluid dat hij produceerde tegen de bakstenen weerkaatste en door de straat galmde. Als Abigail hem ontdekte, dan was het klaar. Dan was alles mislukt en voor niets geweest.
Hij fronste zijn wenkbrauwen en verschuilde zich snel achter een elektriciteitskastje. Abigail was de voortuin van een huis in gelopen. Verschillende vragen doken op in zijn hoofd. Wie ging ze bezoeken? Even, bekroop een angstig gevoel hem. Een... Jaloers gevoel? Had ze een andere jongen? Dat kon toch niet waar zijn? Had hij haar toch verkeerd ingeschat en viel ze niet zomaar voor zijn charmes? Bij al zijn vorige veroveringen was het wel gelukt. Was er toch iets fout gegaan?
Hij hield zijn adem in. Het was al een kleine minuut geleden dat ze op de deurbel had gedrukt, maar nog steeds was er niet opengedaan. De spanning gierde door zijn lijf.
De deur ging krakend open en er kwam een wat oudere man achter vandaan. Het had zo haar vader kunnen zijn, maar gezien de gespannen sfeer bleek dat niet het geval. Davey ademde opgelucht uit. Gelukkig was er niemand anders in het spel. Maar wat had Abigail daar te zoeken?
Hij stak zijn hoofd zo ver mogelijk uit en sloot zijn ogen, om zo veel mogelijk geluid op te kunnen vangen. Hij spitste zijn oren en probeerde iets van hun gesprek op te vangen. Als de omgeving stil was, was het net te verstaan.
'Bent u meneer de Vaal?' vroeg Abigail,
De Vaal... Die naam kwam Davey bekend voor. Wie was dat ook alweer? Hij kneep zijn ogen dicht, maar hoe diep hij ook in zijn geheugen groef, het kwam niet. Hij wist meer niet waar hij dat eerder had gehoord.
De hoge stem van de man prikte recht door zijn gedachten heen. Hoewel het te verwachten was, aan zijn postuur te zien, kwam het toch onverwachts. Davey opende zijn ogen. De man knikte.
'Ja dat ben ik. Wat is er? Is het iets met Shirley?'
Abigail schudde haar hoofd. 'Nee, dit gaat over uw dochter. Rayleigh.'
Davey's adem stokte. Hoorde... Hoorde hij dat nou goed? Hij kneep zijn eigen handen fijn en keek woedend toe. De rest van het gesprek hoorde hij niet eens meer. Hij was ziedend. Hoe had dit kunnen gebeuren? Die verdomde Rayleigh. Als Abigail achter de waarheid kwam, was het voorbij. Dat kon hij zijn plan wel op zijn buik schrijven.
Hij schudde zijn hoofd. Alles was op zijn plaats gevallen. Het mysterieuze bezoekje van Abigail aan de politie de vorige dag, wat hij maar niet kon begrijpen. Haar telefoontjes met Avaria, het uitstapje met "haar moeder", waar ze dubbel over had gelogen.
Avaria was Ava, die blonde griet met haar onuitstaanbare gedrag. Al die tijd was dit onder zijn neus gebeurd. Hij gromde. Hij was blind geworden. Abigail had hém gevoelens voor haar laten kweken. Hoe had hij dat toegestaan? Zij was zijn zwakke punt. Dit had hij niet meer gehad sinds Emily, dat iemand bijna achter zijn ware identiteit kwam. Hij dacht aan de "zelfmoordbrief" die ze had geschreven om anderen te waarschuwen. Dat rotding was hij nog steeds kwijt. Hij had het gelijk moeten vernietigen.
Abigail en de man verdwenen achter de deur. Hij had haar binnengelaten. Hoofdschuddend kwam Davey achter zijn schuilplek vandaan en liep hij naar het huis toe. Er moest een manier zijn om in de tuin te komen. Hij keek om zich heen. Er was niemand die hem zag. Snel liep hij een zijweg in, dat langs de tuinen van de bewoners liep. Hij stopte bij de derde tuin. Achter deze schutting, bevond zich zijn huis.
Hij klom voorzichtig op het hout en stak zijn hoofd ver genoeg uit om de tuin te kunnen inspecteren. Tot zijn genoegen stond er een bak met planten die hoog genoeg waren om zich achter te verschuilen. Hij hield Abigail, die op een bank zat, in de gaten en sloop naar de planten toe. Het was hem gelukt.
Hij keek toe hoe Abigail drinken kreeg. De man ging tegenover haar zitten. Davey zag dat hij trilde. Was hij degene die Rayleigh mishandelde? Dat kon toch niet? Hij was anders dan zijn eigen vader. Die was groot en sterk. Daarom kon hij Davey ook zo goed bang maken. Als hij dronken was, leek hij zelfs nog groter. Toch had hij Davey nooit met een vinger aangeraakt, alleen maar met woorden. Het was zijn moeder, die de woede van de scheiding op haar zoon af reageerde. Zijn vader had hij nooit meer gezien.
Het beeld van een sigaret in zijn moeders hand verscheen op zijn netvlies. Hij kon het brandende gevoel van het uitdrukken op zijn arm nóg voelen. Na een tijdje werden de rondjes op zijn huid rood en bleven ze zo. Een fysiek litteken dat hem er voor altijd aan herinnerde wat er was gebeurd. Die verdomde ronde cirkels. Hij huiverde. Dit was niet de tijd om daar aan terug te denken. Hij mocht niet afgeleid zijn. Niet zoals hij Abigails plan niet door had, door diezelfde fout.
De tijd tikte voorbij. Davey kon niks horen, tenzij hij dichterbij het raam kon komen. Hij ging op zijn onderarmen op de grond liggen en bewoog zich tijgerend over het gras. Hij kreunde en hijgde, maar zette door. Toen hij eindelijk de bakstenen voor zich voelde ging hij, net onder het raam, met zijn rug tegen de muur aan zitten. Het raam stond op een kiertje open. Hij hoopte maar dat ze hard genoeg praatten.
'Kende u haar vriend?' slipte door de kleine opening. Davey voelde zijn adem in zijn keel stokken. Was ze al zo ver? Dit kon hij niet gebruiken. Fuck. Hij had zich met een reden van de radar gehouden als het ging om iedereen die gerelateerd was aan Rayleigh en al zijn andere meiden. Dolores was de enige uitzondering, maar zij was een makkelijk over te halen doelwit. Hij hoefde alleen maar haar handen van Abigail af te krijgen. Hij had haar al een paar keer gebeld. Het duurde niet lang meer, of ze zou instemmen met zijn idee. Arme vrouw geloofde dat hij Abigail van haar gekte af zou krijgen.
'Denver,' zei Abigail na een tijdje. Davey had de vader van Rayleigh daar tussen in niks horen zeggen. Dat kon ook niet, want hij kende Davey niet. Noch Denver. Het was angstaanjagend dat Abigail aan een van zijn namen was gekomen, maar veel had ze er niet aan. Hij bestond niet. Davey kon een grijns niet onderdrukken. Hij zou nooit iemand zijn echte naam vertellen.
Een plotselinge wind sneed over zijn hoofd heen, gevolgd door een harde klap. Voorzichtig stak hij zijn hoofd uit. Abigail en de man keken de andere kant op, Davey kon dus even ongestoord meegluren. Een vrouw met hoge jukbeenderen en een spitse neus verscheen in de deuropening.
'Die godverdomme kut therapist ook! Connla waar ben je?' Haar harde stem kon hij duidelijk horen, ook al stond hij niet in de kamer. Hij balde zijn hand tot een vuist. Natuurlijk had ze bruin haar. Hij stond zo dichtbij een kindermisbruiker.
'Bedankt Abigail,' fluisterde hij zacht. Ze had hem regelrecht naar nog een monster geleid.
Voorzichtig kwam hij weer naar de grond en ging hij terug naar de schutting. Hij keek achterom. Abigail en Rayleigh's vader stonden bij de ingang met hun ruggen naar hem toe, dus de kust was veilig. In een snelle beweging klom hij er overheen. Met een sprong kwam hij op de zachte zandgrond terecht en zo snel als hij kon rende hij langs de tuinen. Hij minderde vaart bij het elektriciteitskastje en ging daar zitten. Vanaf daar hield hij de voordeur in de gaten. Hij prentte het huisnummer in zijn gedachten; die zou hij nog wel nodig hebben.
Abigail kwam naar buiten. De ongemakkelijkheid was van de gezichten te lezen. Hij liet Abigail even vooruitlopen voor hij achter haar aan kwam. Ze had haar handen in haar zakken gestoken en haar hoofd stond gericht naar de grond. Als ze versnelde deed hij dat ook. Aan haar lichaamstaal kon hij zien dat ze hem hoorde. Precies wat hij wilde bereiken. Hij moest alleen op tijd wegglippen, zodat ze hem niet daadwerkelijk zag. Ze moest denken dat ze het zich verbeeldde.
Snel sprong hij weg. Het scheelde niet veel, maar het was hem zoals altijd weer gelukt. Hij grinnikte van achter een boom. Ze had omgekeken en hij was op tijd weg. De uitdrukking op haar gezicht was iets waar hij blij van werd. Die verwarring. Het was fijn om te weten dat Davey dit keer de touwtjes in handen had. Niet zijn vader, niet zijn moeder, maar híj. Nu was het zijn beurt.
Hij zuchtte toen ze het station op liep. Zijn auto stond nog in de straat. Verdomme. Dan maar met het openbaar vervoer. Later zou hij wel terugkomen om zijn auto op te halen, hij moest daar uiteindelijk toch weer heen voor Rayleigh's moeder. Hij meende gehoord te hebben dat ze Shirley heette.
Davey ging op een stoel in de trein zitten waar hij Abigail goed in de gaten kon houden. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. Ze had oordopjes in gedaan en keek voor zich uit, terwijl ze naar muziek aan het luisteren was. Hij kon zien dat ze gefrustreerd was. Na een tijdje pakte ze haar telefoon en tikte ze wat in. Vervolgens pakte ze het microfoontje, dat aan het draadje van de oortjes zat, vast. Wie ging ze bellen? Davey boog voorover en leunde met zijn handen op zijn bovenbenen.
Hij besefte pas wat er gebeurde, toen hij zijn telefoon in zijn broekzak voelde trillen. 'Shit,' mompelde hij. Zijn ringtone klonk hard door de hele wagon. Snel drukte hij zichzelf tegen de zijkant van de trein aan. Ze mocht hem niet zien. Zo snel als hij kon pakte hij zijn telefoon en drukte hij het geluid uit. Niet veel later hield de oproep op.
Zijn borstkas ging hevig op en neer. Voorzichtig ging hij weer normaal zitten. Hij sloot zijn ogen en probeerde zijn ademhaling weer op peil te krijgen. Hoewel hij bang was, gierde de adrenaline door zijn lijf. Dit was waarvoor hij het deed.
Hij glimlachte. De volgende dagen zou hij druk bezig zijn met een nieuwe wending van zijn plan. Hij verschuilde zich in het verlaten huis dat ooit van zijn ouders was geweest en hield zich volledig gescheiden van de rest van de wereld. Hij had alles uitgestippeld.
'Nog even, mam,' zei hij tegen het hoopje as dat hij over de plek waar ze dood ging had uitgestrooid. Haar bed. Er was nog een donker spatje opgedroogd bloed te zien. 'Nog even en we zijn verlost van twee monsters als jij. En dat in een klap.'
Hij had Abigail een kans gegeven. Hij had haar een kans gegeven om zijn liefde te winnen. Om te leven. Maar nu, nu was het voorbij. Ze had laten zien dat ze precies hetzelfde was als alle anderen.
***
Abigail ging zenuwachtig verzitten. Haar benen trilden. Gelukkig kon Xavi dat niet zien. 'Je deed dat zodat ik dacht dat ik me weer iemand verbeeldde,' zei ze concluderend. 'Was dat het enige? Je hebt ons bijvoorbeeld niet afgeluisterd? Hoe wist je eigenlijk überhaupt dat ik daar was?'
Xavi hield zijn schouders op. 'Klopt. Nee, ik heb niks gehoord nee. Ik zag je weggaan en was je gevolgd. Dat is alles.'
Abigail knikte. 'Dus jij zat in de heen- en terugweg bij me in de trein... Die ringtone was inderdaad van jou?'
Hij knikte.
'Ik kreeg je de volgende dagen ook niet te pakken. Waar was je en waar hield je je mee bezig?'
Xavi trok zijn mond tot een streep. 'Ik had tijd nodig. Ik ben zelfs even langs mijn moeder gegaan. Ik heb haar niet gesproken hoor, daar begin ik niet aan. Nee ik heb haar van een afstandje in de gaten gehouden. Ze heeft een nieuwe man. Ach ja. Ik laat haar maar.'
'Oké,' zei Abigail. Ze geloofde hem niet helemaal. Toch klonk het logisch. Het leek alsof hij oprecht met haar aan het praten was. Misschien hield hij echt van haar. Ze kon het zich toch niet verbeeld hebben? Uiteindelijk waren al haar verbeeldingen ook echt, dus wat als dit dat ook was?
Een stilte viel over hen heen. Abigail wist niet waar ze nog meer over moest beginnen. Het was Xavi, die weer begon te praten.
'Mag... Mag ik een kus van je?' vroeg hij.
Abigail stond er even van versteld. Ze keek richting de plek waar de camera zich bevond. Ze was veilig. Ze keken mee. Abigail knikte.
'Kom hier, ik zit vast met mijn been aan de tafelpoot.'
Voorzichtig schoof ze de stoel naar achter en liep ze naar hem toe. Ze aarzelde, maar boog uiteindelijk toch voorover. Hun lippen raakten elkaar aan. Xavi legde zijn handen op haar rug. Vervolgens trok hij haar tegen zich aan en aaide hij over haar haar. Hij keek de verte in. Hij hield haar zo stevig vast als hij kon. Voor de laatste keer.
Ze lieten elkaar los. Abigail trok haar mondhoeken lichtelijk omhoog. 'Dat was fijn.' Ze wist niet of ze nog steeds loog, of dat er een kern van waarheid in zat. Ze miste zijn liefde. Ze miste hun eerste ontmoeting. Maar het was nou eenmaal niet anders. Hij was gevaarlijk. Het moest gewoon nog even tot haar doordringen, maar met de tijd dacht ze dat het wel zou komen.
Ze ging weer tegenover hem zitten. 'Ik heb nog een laatste vraag,' begon ze. 'Weet jij iets over een zelfmoordbrief van Rayleigh? Heb jij die geschreven?'
Xavi keek haar vragend aan. Even leek het alsof er een spiertje in zijn oog trilde. 'Wat? Waar heb je het over? Was er... Was er een zelfmoordbrief?'
Abigail kantelde haar hoofd en kneep haar ogen tot spleetjes. 'Hmm. Vreemd. Komt κόκκινο κύκλο je bekend voor?'
Hij schudde snel zijn hoofd. 'Ik zou niet weten waar je het over hebt.'
'Oké.' Abigail klemde haar kaken op elkaar. Het was alles behalve bevredigend. Al die tijd was de brief een mysterie gebleven. Ze had zo erg gehoopt dat hij het laatste puzzelstukje voor haar had. Hij had zojuist de hele tijd de waarheid verteld, dus waarom zou dat hierbij anders zijn? Hij zou wel echt niets ervan af weten.
Abigail keek naar de klok die aan de muur hing. Een zucht verliet haar mond. 'Ik moet gaan,' zei ze, terwijl ze opstond.
Xavi knikte droevig. 'Ik ga je in de tussentijd zo erg missen. Bedankt dat je kwam. Ik wist wel dat je me zou helpen.'
Abigail glimlachte. Ze knikte hem toe. Met een vreemd gevoel in haar onderbuik liep ze naar de deur. Ze draaide zich nog een laatste keer naar hem om, voor ze de deur uitliep. Ze liet hem achter.
'Vaarwel,' mompelde ze, voordat de deur achter haar werd gesloten. Ze haalde het zwarte ding van haar vest en trok een grimas. Het afluisterapparaat had zijn werk gedaan.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top