N E G E N T I E N

Abigail leunde tegen het grote, dikke plastic raam van de bus aan en keek naar buiten, het station op. Mensen van allerlei verschillende generaties en milieus liepen langs elkaar heen op het stationsplein. Niet zo ver van de menigte af reden auto's over de weg die door alle bewoners en reizigers daar als een gevaarlijk punt werd gezien. Abigail had zich er nog nooit zo aan gestoord. Bussen, fietsers en mensen die te voet gingen moesten elkaar dan wel constant kruisen, maar als je goed oplette kon ze het probleem ervan niet zo inzien.

De ronkende motor niet zo ver achter haar begon harder te klinken en de linkerkant van de bus steeg langzaam op tot deze op dezelfde hoogte was als de andere kant, wat betekende dat ze eindelijk weer zouden gaan rijden. Het plein en de mensen lieten ze steeds verder achter, totdat de bus stopte bij de volgende halte.

Abigail stapte uit bij het eerstvolgende station, om daar de trein richting Utrecht te pakken. Toen ze door de poortjes was gelopen en bij het goede perron aankwam duurde het nog maar een kleine vijf minuten voor ze eindelijk een plekje had bemachtigd in de trein. Ze zuchtte en keek uit het raam, met haar eeuwige muziek klinkend door haar oortjes.

Haar gedachten dwaalden tijdens de rit af naar Sanna. Ze vroeg zich af hoe het verder was gelopen met haar en Abel, maar sinds dat ze niet vaak meer aanwezig was bij de colleges hadden ze weinig contact. Sanna liet het blijkbaar ook maar voor wat het was, zonder enige vraagtekens te zetten bij het feit dat Abigail alles zomaar aan zich voorbij liet gaan. Sanna wist ook dondersgoed dat het niks voor Abigail was om school zo te verwaarlozen, maar ze deed er niks mee. Abigail vroeg zich af waarom dat zo was.

Kilometer na kilometer vloog voorbij. Minuut na minuut. Abigail ontgrendelde haar mobiel en staarde naar het adres: haar eindbestemming. Bij Utrecht centraal moest ze weer overstappen op een bus, om zo bij het huis van Rayleigh's ouders te komen.

Ze stapte uit en bekeek de wijk. Het waren een en al lichte bakstenen. Overal. De huizen, de grond, het leek wel alsof ze in een steenfabriek rondliep. Het straalde een bepaalde vorm van moderniteit uit, maar Abigail miste de gezelligheid, de oudheid en wat knusheid.

Rayleigh was er opgegroeid. Ondanks dat er genoeg universiteiten in de buurt van Utrecht waren met de studie rechten had ze ervoor gekozen om helemaal in Nijmegen te studeren en daar op kamers te wonen. Ze wilde zo snel mogelijk vluchtten en zo ver mogelijk van haar ouders vandaan zijn.

Het deed Abigail dan ook pijn om te weten dat ze toch hier begraven was. Ze werd teruggebracht naar de plek waar ze juist van probeerde te ontsnappen. Alles was voor niets geweest. Het werd zelfs haar dood om ooit naar Nijmegen te gaan. Misschien leefde ze nog als ze gewoonweg was gebleven, maar dan was het geen waardig leven geweest. Tenminste had ze toen ooit vrijheid gevoeld, weg van haar moeder.

Abigail liep langs de rijen huizen, op zoek naar het goede huisnummer. Ze stopte toen ze deze tegenkwam. Alleen al door naar de voortuin en de façade van het huis te kijken kon je je voorstellen waarom Rayleigh daar zo graag weg wilde. Net zoals in de rest van de wijk was de hele voortuin betegeld, zonder maar een bloem, een perkje aarde of een grassprietje te bekennen. De buitenkant van de muren had lelijke grote witte vlekken en de verf van de blauwe voordeur begon erg los te laten. Het zag er kaal en zielig uit.

Abigail zuchtte en liep door een openstaand houten hekje de tegels op. Ze bleef voor de deur staan. Voordat ze aan de bel zou trekken moest ze moed verzamelen. Ze had geen idee wat ze zou gaan aantreffen. Ze wist ook niet of Rayleigh's moeder nog samen met haar man woonde. Ergens hoopte ze van wel, ze wilde haar met eigen ogen zien.

Terwijl er voor de tweede keer die week vlinders door haar buik fladderden van de zenuwen drukte ze op de rechthoekige deurbel op ooghoogte. Een scherpe toon weergalmde door het hele huis en was buiten goed te horen. Even leek het alsof er niet werd opengedaan. Er heerste voor lange tijd een grote ijzige stilte, totdat de deur piepend en krakend openging.

Een gemiddeld kleine tengere man verscheen voor haar. Hij had een smal gezicht met laag hangende ogen. Hij zag er vriendelijk uit, precies het tegenovergestelde van een macho man. Abigail kon zich dan ook goed voorstellen dat zijn vrouw de broek aanhad in huis.

'Hallo. Kan ik u helpen?' Zijn stem klonk relatief hoog, waar Abigail voor een seconde van versteld stond. Hij sprak zacht, haast onderdanig. Ze voelde medelijden in zich opborrelen.

Als een man in het gezin de boosdoener was voor huiselijk geweld was het meestal fysieke agressie. Bij vrouwen lag het heel anders. Zij waren van het manipulatieve geslacht, mentaal geweld. Af en toe kon het ook fysiek worden, maar de manier waarop ze ermee omgingen was slopend van binnen. Alsof ze elke keer een nieuw stukje van je ziel afbraken.

'Bent u meneer de Vaal?'

Hij knikte. Zijn ogen keken haar vragend en met een vleugje angst aan. 'Ja dat ben ik. Wat is er? Is het iets met Shirley?'

Ze schudde haar hoofd. Hij duidde vast op zijn vrouw, maar daar kwam ze niet helemaal voor. Wel hoopte ze daar ook met hem over te kunnen praten, al lag dat erg aan de omstandigheden. Ze zou wel zien. 'Nee, dit gaat over uw dochter. Rayleigh.'

Zijn gezicht vertrok tot een pijnlijke grimas en hij sloeg zijn ogen neer. 'Ik moet helaas zeggen dat ze is overleden. Ik kan je denk ik niet helpen,' zuchtte hij, en hij maakte aanstalten om de deur dicht te doen.

'Uh wacht...Daarover kom ik juist.' Ze moest voorkomen dat hij niks met haar te maken wilde hebben. Anders was ze voor niks helemaal daarheen gereisd.

Hij keek weer op en bleef haar een paar seconden roerloos aanstaren. Vervolgens schraapte hij zijn keel en hield hij de deur verder voor Abigail open. Hij wees haar, eenmaal binnen, op de bank en vroeg of ze wat wilde drinken, nog altijd met een zwakke trillende stem. Het was alsof hij elk moment in elkaar kon zakken.

Terwijl hij de keuken in liep keek ze aandachtig de woonkamer rond. Het was een groot contrast met Dolores' huis. Alles was statisch en strak; er sprong nergens een kleurig element uit en er stonden nergens dingen van hout of ook maar iets wat een gevoel van warmte uitstraalde.

Meneer de Vaal kwam met een glaasje jus d'orange en een kop koffie aanlopen en zette deze op een wit hoekig bijzettafeltje, die voor de zwarte bank stond waar Abigail op zat. Ze plaatste haar inmiddels zweterige handen languit op haar benen en keek op van de grond. Hij nam plaats op een ronde kuipstoel tegenover haar en roerde in zijn koffie, waarna hij een slok nam. Zijn geslurp vulde de stilte die heerste op.

'Wat is er over mijn dochter?' vroeg hij toen. Zijn kopje liet hij op een van zijn benen balanceren en een hand hield hij er vlak naast, klaar om in te grijpen als de koffie dreigde te vallen.

Abigail verplaatste haar blik van zijn been naar zijn ogen en dacht eerst goed na over haar woorden voor ze begon te spreken. Ze had van te voren nog helemaal niets voorbereid, met de gedachte dat ze precies wist wat ze zou zeggen als het moment was aangebroken. Nu was het zover en had ze spijt dat ze het niet eerder al doordacht had; ze klapte volledig dicht bij het feit dat ze recht voor de vader van de overleden Rayleigh zat. Het was confronterend om hoe haar leven was zo van dichtbij te zien. Om het mee te maken en er achter te komen wat er achter haar glimlachende gezicht schuilging. De pijn die haar jeugd en thuissituatie had achtergelaten.

'Gelooft u dat uw dochter echt zelfmoord heeft gepleegd?'

Bij die woorden greep hij snel naar het kopje op zijn been. Van de plotselinge schrik kantelde deze gevaarlijk naar rechts, hij was nog net op tijd om te behoeden dat alle koffie in het zwart-witte tapijt terechtkwam. Met gekleurde wangen keek hij ergens langs Abigail heen, terwijl hij nog trillend van de schrik antwoord gaf. 'W...Wat? Waarom vraag je dat? Het is toch al lang geleden. Ik...Ik snap niet zo goed waar je heen probeert te gaan, meisje.'

'Laten we zeggen dat ze er niet volledig zelf voor gezorgd heeft dat ze van de brug af is gesprongen. Vertel me nu, met dat mogelijke scenario in je hoofd: was ze het type om zelfmoord te plegen?'

Hij keek haar verward aan en krabde op een kale plek op de bovenkant van zijn hoofd. 'Ik...Het was zo onverwachts. Ze was wel eens verdrietig, maar suïcidaal? Het is ook niet dat ik...Ik het niet bij haar zou verwachten. Ik bedoel...Het had best gekund denk ik?'

Abigail knikte en sloeg haar benen over elkaar heen. Ze nam een slok van haar drinken. 'Hoezo had het best gekund dan? Is er iets gebeurd?' Ze probeerde aan zijn houding te zien of hij iets meegaf over het misbruik van zijn vrouw. Ze meende dat hij zijn ogen even groter werden, maar hij al snel knipperde om het te verbergen.

'Gewoon. Zoals alle meiden wel eens hebben? Niet lekker in je vel zitten.. Jij bent van haar leeftijd. Jij begrijpt het beter dan ik...'

'Waar is uw vrouw?'

Hij keek haar verbouwereerd aan. 'Sorry? Ik..Ze...' Hij keek naar de neuzen van zijn schoenen en zijn hand ging weer richting zijn kruin. 'Ze is bij een vriendin.'

Abigail trok een wenkbrauw op en probeerde zijn blik te vangen, wat onmogelijk bleek, gezien zijn gezicht nog altijd naar de grond gericht was. 'Ik weet wat er speelde.'

'Wat? Waar heb je het over?' Hij keek op. Abigail kon zien dat hij loog. Zijn gezicht verraadde alles.

'U weet dondersgoed waar ik het over heb, meneer De Vaal. Rayleigh werd misbruikt.'

Hij bleef stil en wreef in zijn ogen. Vervolgens keek hij haar voor het eerst écht aan, niet ergens op een punt achter haar of langs haar heen, maar recht in haar ogen. 'Ik spreek daar liever niet over...'

'Hoe gaat het nu met haar? Uw vrouw.'

Hij hield zijn schouders op. 'Wel oké,' Hij trok zijn mouw wat naar beneden en dronk zijn koffie op, alsof hij iets te verbergen had.

Abigail geloofde er niks van, maar toch knikte ze. Ze moest niet te veel van hem vragen, hij was immers ook slachtoffer. Het was niet eerlijk tegenover hem om hem dingen te verwijten.

'Kende u Rayleigh's vriend?' Hij keek haar vragend aan. 'Denver,' vervolgde ze toen bleek dat hij niet wist waar ze het over had. Nog altijd bleef hij het niet te herkennen en hield hij zijn schouders op. 'U wist niet dat ze een vriend had?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Dat heeft ze nooit verteld.' Even keek hij verdrietig voor zich uit en frunnikte hij aan de mouw van zijn donkerblauwe polo.

Abigail vond het maar vreemd dat hij er niks over wist. Was haar relatie zelfs met haar vader zo slecht dat ze het niet even liet weten? Ze geloofde er niks van, haar vader zag er erg aardig uit. Hij was dan wel hulpeloos en kon het niet voor haar opnemen tegen haar moeder, maar hoe kon ze hem dat verwijten? Iedereen kon wel aan hem zien dat het onmogelijk was. De manier waarop hij sprak was voor iemand met kwade bedoelingen haast als een soort uitnodiging om toe te slaan. Abigail kon zich niet voorstellen dat Rayleigh allebei haar ouders over dezelfde kam scheerde. Dus wat als het aan Denver lag dat ze het nooit aan haar vader had verteld?

Abigail dacht aan de blog. Het zou haar iets verbazen als hij er achter bleef te zitten. Misschien was het wel zijn manier om het verlies van zijn dochter te verwerken. Het was waarschijnlijk de enige kans om op zijn wijze te rouwen, zonder zijn vrouw die erbij was. 'Heeft... Heeft u toevallig een blog bijgehouden over uw dochter?'

Rayleigh's vader keek haar roerloos aan en knipperde een paar keer met zijn ogen. Abigail wendde haar blik niet af. Uiteindelijk gaf hij toe en sloeg hij zijn ogen neer. 'Ik wil niet dat iemand het weet. Houdt het alsjeblie-'

Een harde klap deed Abigail opschrikken en binnen een seconde zat ze van een beetje onderuitgezakt naar helemaal met rechte rug op de bank. Een vloekende vrouw kwam de kamer binnen. 'Die godverdomme kut therapist ook! Connla waar ben je?'

De vader van Rayleigh, Connla bleek, keek Abigail angstig aan. Beide keken ze toen tegelijk naar de tussendeur, die net als de voordeur woest opengeslagen werd. Het hele huis leek te trillen, waardoor Abigail krampachtig in elkaar dook. Connla's reactie was niet veel anders.

Een sterk afgezette vrouw stond in de deuropening. Ze had hoge jukbeenderen en een spitse neus. Het leek net een heks, vond Abigail. Toen ze de twee zag zitten veranderde haar houding snel. Ze zette een vriendelijke glimlach op, maar Abigail zag dat ze haar kaken sterk op elkaar geklemd had. Ze slikte van de angst, terwijl Shirley met een sterk geforceerde vriendelijkheid vroeg wat er gaande was.

'Oh niks hoor. Dit was een vriendin van Rayleigh. Ze had wat vragen over hoe ze was.' Hij keek Abigail smekend aan om mee te spelen. Ze knikte en keek de vrouw met een opgezette glimlach terug aan.

'Dat klopt. Ik was maar een kennis, maar had haar eigenlijk beter willen leren kennen.'

'Oh, iets met Rayleigh. Oké.' Shirley gooide haar sleutels neer op een tafeltje tegen de muur en haakte haar armen in elkaar, terwijl ze Connla en Abigail om de beurt aankeek.

'Nou. Ik wilde net gaan,' zei ze, geïntimideerd door haar aanblik. Snel goot ze de rest van de jus d'orange naar binnen en stond ze op. Haar jas trok ze wat strakker om zichzelf heen en ze keek Connla aan. Hij begreep haar signaal en stond ook op, om haar er uit te laten. Shirley volgde ze. Natuurlijk moest ze het weer controleren.

Toen Abigail Connla bedankte keek hij haar, met zijn vrouw als een persoonlijke oppas naast zich, schuldbewust aan. Hij had gelogen dat Shirley bij een vriendin was, terwijl ze in werkelijkheid bij haar therapist was. Abigail knikte hem toe. Ze nam het hem niet kwalijk.

Terwijl ze met de handen in haar zakken terugliep naar de bushalte stond zijn gezichtsuitdrukking nog sterk in haar gedachten gegraveerd. Achter haar hoorde ze iemand dezelfde richting in lopen, waardoor ze automatisch sneller haar stappen zette. De persoon achter haar leek alleen ook te versnellen, maar toen Abigail achterom keek was deze met de noorderzon verdwenen. Ze bleef staan en keek toe hoe de wind bladeren door de straat heen met zich mee blies. Het was uitgestorven.

Ze aarzelde geen moment meer en holde snel het laatste stukje naar de halte, terwijl ze nog altijd haar hoofd naar achter had gericht. Hijgend kwam ze aan. De bus was er over drie minuten, volgens het bord boven het wachthokje.

Toen ze in de trein zat belde ze naar Xavi. Haar hart was al minder hard aan het kloppen en ze wachtte geduldig de tijd dat de telefoon maar bleef overgaan. Ergens ver weg in de wagon meende ze tegelijk met de hare een ringtone te horen, maar deze hield al snel op, alhoewel Xavi bij haar nog steeds niet had opgenomen. Ze keek met grote zoekende ogen de cabine rond. Er was een kans dat het wel Xavi was.

Gefrustreerd stopte ze, toen Xavi én niet opnam én de persoon in de trein niet in haar gezichtsveld viel, haar mobiel terug. De trein minderde inmiddels al vaart en voor ze het wist stond ze weer met beide benen terug in Nijmegen.

Ook de volgende dag kreeg ze hem niet te pakken. Hij nam zijn telefoon niet op en was nergens in de studentenflat of op de campus te bekennen. Ze miste hem en had geen idee meer wanneer de laatste keer was dat ze elkaar hadden gezien. Die nacht viel ze dan ook moeizaam in slaap, terwijl alle fijne momenten die zij en Xavi hadden gehad plagend door haar gedachte zweefden.

Wel was ze wat meer te weten gekomen. Een nieuw stukje informatie, weer een vraag minder. Connla was het familielid van de blog. En dat, dat was even genoeg om haar gemis deels te vergeten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top