E L F

Xavi's voetstappen dreunden door op de vloerbedekking en met grote passen liep hij op de kamer van Abigail af. Hij klopte op haar deur en wachtte geduldig op antwoord, maar die kwam niet. Hij bleef eerst nog een tijdje staan, voordat hij doorliep naar Sanna's kamer. Daar probeerde hij weer een glimp van Abigail op te kunnen vangen, maar ook Sanna wist niet waar ze was.

'Xavi, ik zeg dat ik het echt niet weet,' zei ze met hoog opgetrokken wenkbrauwen. Ze zette haar handen in haar zij en leunde met een elleboog tegen de deurpost aan.

'Kom op, waar is ze?' vroeg hij nogmaals. Weer gaf ze hetzelfde antwoord. Hij geloofde niet dat ze geen idee had. Geïrriteerd zwaaide hij woest zijn arm de lucht in en liep hij weg. Zonder haar ook maar iets uit te leggen. Hij was nog geen twee minuten bij haar blijven staan.

Sanna bleef met een mond vol tanden achter. Hij leek haast wel wanhopig. Daardoor begon ze zich nu af te vragen of alles wel helemaal goed was met Abigail. Voor haar gevoel had ze haar al eeuwen niet meer gezien. Sanna zette haar trots opzij en belde Abigail op, ook al waren de twee nog in strijd.

De telefoon ging eerst een paar keer over tot eindelijk de vertrouwde stem van haar vriendin door de hoorn klonk. Toch was die anders. Bijna niet te herkennen.

'Sanna?' zei Abigail met een haast trillende stem.

'Waar ben je toch? Xavi kwam net langs. Hij vroeg het zich ook al af.'

Aan de andere kant van de lijn stond Abigail op het station, klaar om te vertrekken naar Utrecht. Haar telefoon had ze bevend in haar klauwen geklemd, terwijl iets haar tegenhield om op de trein te stappen. Het geluid van haastende en pratende mensen op de achtergrond klonk hard door de telefoon.

'Waar ben je nou?'

Abigail schudde haar hoofd en drukte Sanna weg. Pas daarna besefte ze zich dat dit een argwaan kon opwekken, maar nu was het al te laat. Ze zuchtte en liep op de net aangekomen trein af. Even bleef ze stilstaan.

'Gaan we nog naar binnen of wat?' klonk een geïrriteerde stem achter haar. Ze verontschuldigde zich tegenover de lange, dunne vrouw achter haar en stapte snel met een klein sprongetje in. Terwijl ze door de wagon liep, zoekend naar een plekje, probeerde ze zichzelf te overtuigen dat ze het juiste deed door toch op de trein te stappen.

Ze had Ava eerder die dag geprobeerd te bellen, maar alweer zonder succes. Daarom was ze nu hier. Ze moest naar Utrecht, zoals ze zichzelf had beloofd.

Abigail liet zich puffend op een stoel glijden. Haar hoofd draaide ze al snel naar het raam toe. De trein begon te rijden en ze bleef alsmaar naar buiten kijken. Bomen, rijdende auto's, andere treinen, huizen, een kale muur. Ze nam alles zo lang als de snelle trein haar toeliet met haar ogen op.

Allerlei gedachtes zweefden door haar hoofd, maar tegelijkertijd dacht ze nergens aan. Haar hoofd zat zo vol, dat het haast leeg aanvoelde. Ze sloot haar ogen. Ze begon al een drukkende pijn te voelen onder haar oogkassen, van het moeten focussen op de snel voorbijflitsende dingen buiten.

Net toen ze comfortabel zat en dromerig voor zich uitkeek hoorde ze Utrecht door de intercom omgeroepen worden. Snel herpakte ze zich en raapte ze haar spullen bij elkaar. Haar sjaal sloeg ze om zich heen en haar kleine handtasje droeg ze om één arm, terwijl ze de trein af stapte. Een windvlaag blies haar even opzij, waarna ze snel haar sjaal strakker om zichzelf vastbinde.

Ze liep het station uit toen plots haar telefoon voor de zoveelste keer trilde in haar jaszak. Ze dacht dat het Sanna weer was, maar dat had ze mis. Het was Xavi. Ze besloot om op te nemen. 'Hai Xavi,' zei ze met een zo opgewekt mogelijke stem, terwijl ze hun gesprek weg klikte op haar telefoon, zodat ze kon opzoeken waar de begraafplaats was.

'Waar ben je? Ik heb je overal gezocht.'

Abigail was nog bezig met opzoeken, waardoor het net iets te lang duurde voor ze antwoord gaf. 'Sorry, mijn moeder vroeg wie belt. Met haar ben ik in Utrecht namelijk,' loog ze. Ondertussen had ze het adres al gevonden.

'Ik hoorde niks, maar oké. Ik wou je gewoon even zien, een andere keer dan maar.' Abigail stemde toe, maar Xavi had al weggedrukt. Hij gedroeg zich vreemd, maar hetzelfde kon ze ook over zichzelf zeggen. Ze besloot er verder niet over in te zitten, ze had namelijk al genoeg aan haar hoofd.

Terwijl ze op de bus stapte die bij de begraafplaats stopte besefte ze zich opeens dat ze geen idee had waar dat meisje lag, laat staan dat ze haar naam wist. Gefrustreerd wachtte ze tot ze eindelijk kon uitstappen. Ze wilde zo snel mogelijk weer terug in Nijmegen zijn.

Ze liep op de plattegrond af en zuchtte luid toen ze de grootte van de begraafplaats zag. Dit werd moeilijker dan ze dacht. Hoe zou ze dit nou weer doen? De enige moed die ze nog over had zakte als een zware steen in haar schoenen.

Het was er bijna uitgestorven, wat de hele begraafplaats alleen maar een nog engere sfeer gaf dan het sowieso al had. Af en toe liep er een enkeling met gebogen hoofd op de paden, of stond er iemand als versteend lang stil bij een graf. Niemand keek op of toonde een enig teken van erkenning dat Abigail er ook nog liep. Alsof ze onzichtbaar was.

Ze besloot elk veld af te gaan. Een tactiek had ze nog niet, maar ze hoopte dat die later wel kwam. Zat er enige logica in de graven? Waarschijnlijk niet. Dat had ze nooit eerder gezien.

Globaal bekeek ze de graven, zoekend naar de kloppende jaartallen. Haar ogen scanden de grafstenen terwijl ze alleen maar dacht aan het geboorte en sterftejaar van het meisje. Zo ging het. Veld na veld had ze alle graven bekeken, maar nergens had ze nog de goede match gevonden. Altijd wanneer ze één van de twee jaartallen zag maakte ze haast een sprongetje, maar liep ze teleurgesteld door wanneer de andere vervolgens niet bleek te kloppen.

Het eerste uur ging voorbij en net toen ze dacht dat ze eindelijk het goede graf had gevonden, zag ze dat het een jongensnaam was. Ze baalde enorm. Hoe lang zou dit nog duren? Opgeven wilde ze niet, maar nog even en het zou al donker worden. De tijd leek verschrikkelijk snel te gaan, maar voor Abigail eigenlijk ook te langzaam.

Haar voeten liepen ritmisch op de automatische piloot verder, alsof ze tijdens de oorlog als een soldaat constant aan het marcheren was. Ze had het niet eens meer door en leek daar geen moeite meer voor te hoeven doen.

Nadat ze nog een veld had afgehandeld liep ze naar de volgende. Daar in de verte zag ze een jonge vrouw naar een graf staren, met daarnaast een andere die een paar centimeter naast haar stond. Beiden huilden ze. Abigail slikte en voelde erg veel medelijden, maar toen ze na een tijdje weer naar dezelfde plek terug keek - ze was weer langs een paar graven gelopen - was een van de vrouwen opeens weg. Ze had het gezicht niet kunnen zien. Alleen de bruine, lichtelijk golvende haren stonden nog in haar gedachten gegraveerd.

Ze bleef als versteend staan en knipperde een paar keer door haar ogen stevig op elkaar dicht te knijpen, waarna er nog steeds maar een vrouw stond. Misschien was ze al weggelopen in de tijd dat ze niet had opgelet?

Abigail liep weer een paar graven verder, maar betrapte zich er toen op dat ze van plan was op te geven. Haar hele lijf zeurde om te stoppen. Ze wilde nog één laatste ding proberen.

Langzaam liep ze op de vrouw af, maar toen ze zag dat er op de plek waar de andere vrouw had gestaan geen voetstappen in de modder stonden, liep een rilling een rondje op haar rug. Abrupt bleef ze stilstaan. Dat kon toch niet waar zijn? Het was te drassig om geen voetstappen te vormen...

'Kan ik je helpen?' De blondharige vrouw had zich omgedraaid, en tot Abigail schrik herkende ze haar gezicht. Echter had ze nu rode ogen en zwarte vegen mascara onder haar ogen van het huilen, waardoor ze er anders uitzag dan op haar foto's.

'A-Ava?' vroeg ze. Abigail kon het bijna niet geloven. Het was als een geschenk uit de hemel, net op het moment dat ze wilde opgeven met zoeken.

Een verbaasde blik trok over haar gezicht. 'Hoe weet jij mijn naam?' Angstig, maar wel subtiel zette ze een paar kleine stapjes achteruit. Ze stond als een kat, klaar om onverwachts op te springen en weg te rennen als het nodig was.

'Sorry ik wilde je niet bang maken. Ik ben Abigail. Ik had je gebeld-'

'Ben jij me gevolgd?!' onderbrak Ava haar verontwaardigd. Ze draaide zich al om om haastig weg te snellen, maar Abigail hield haar tegen.

'Nee wacht! Ik verbaas me er ook over om jou tegen te komen, ik-' Abigail keek even op het graf waar Ava bij stond of de jaartallen klopten en las toen eindelijk de naam waar ze al die tijd naar had gezocht, '-keek of ik het graf van Rayleigh kon vinden. Ik hoopte zo achter haar naam te komen.'

Ava bleef stilstaan en keek haar met een rare blik aan. Waarschijnlijk vroeg ze zich af wat er mis was met Abigail dat ze hier zo geobsedeerd over was, maar zelf wist ze het eigenlijk ook niet. Ze had ook gewoon de zelfmoordbrief kunnen negeren, maar in plaats daarvan had ze ervoor gekozen om alles tot diep in de puntjes uit te zoeken. Ze had kunnen weglopen, maar ze voelde zich erdoor aangetrokken. Rechtstreeks vanuit haar allerdiepste kern.

'Die zaak is al opgelost. Zelfmoord.' terwijl ze die woorden uitsprak veegde ze haar nieuwe tranen weg.

'Maar was ze wel suïcidaal? Jij, als beste vriendin, moet dat toch wel door hebben gehad?' vroeg Abigail.

Ava keek haar alleen maar nog verontwaardigder aan. 'Nee, totaal niet. Daarom kwam het ook onverwachts, maar wat moet je hier eigenlijk mee? En hoe kom je erbij, dit was jaren geleden. Vandaag om precies te zijn.'

Abigail haalde iets uit haar tasje en overhandigde die aan Ava. Die begon de brief te lezen en trok wit weg terwijl haar ogen van regel naar regel sprongen. Met trillende handen gaf ze hem uiteindelijk terug. Van haar ogen las Abigail nu een mengsel van verdriet, angst en hoop. Van haar vorige blik leek niets meer over. Ze vond Abigail dus niet meer vreemd.

'Kom mee. Dan vertel ik je alles.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top