D E R T I G
Zo snel haar hoge hakken haar toelieten, liep ze naar de enige plek waar ze rust zou hebben. Haar eigen voetstappen echoden door de stadsstraten en kaatsten haar oren in. Het was rustig. De meeste mensen zaten veilig binnen en werden opgewarmd door hun eigen huis.
Rayleigh schrok toen ze ergens een galmend geluid hoorde, van een steentje dat weggeschopt werd. Ze keek om zich heen. Er was niks of niemand te zien. Een zucht van opluchting verliet haar mond en ze liep verder. Een plotselinge koude wind blies haar jurkje wat omhoog. Ze sloeg haar sjaal strakker om zich heen en versnelde haar pas.
Na enkel donkere onbelichte straten, kwam ze bij de eerste lichtbron aan. Ze ging onder de lantaarnpaal staan, alsof ze energie nodig had en dat daarvandaan kon halen. Ze liet zich opwarmen door de lichtstralen.
Ze keek plots opzij, na het horen van een ander geluid. Even leek het alsof ze een gestalte zag. Ze bleef op het punt concentreren, maar kon maar niet vaststellen of het een echt persoon was. De contouren werden van elkaar weggetrokken, om vervolgens weer op hun plaats te vallen. Het was alsof haar ogen aan het tollen waren. Waarschijnlijk was het haar moeder, die expres in het donker bleef staan. Ze knipperde een paar keer met haar ogen om het beeld scherp te krijgen, maar tevergeefs.
Het was beter als ze wegging. Stel dat het niet haar moeder was? Met een snel reflex zette ze het weer op een lopen. Ze kreeg de brug al snel in het zicht. Het maanlicht weerspiegelde helder in het water en ze voelde zich erdoor aangetrokken. Een glimlach vormde zich op haar gezicht. Ze kwam steeds dichterbij en vergat voor even dat haar leven een grote puinhoop was. Enkel zij, de maan en het water telden nog.
Ze stak de weg over en zette de eerste stap op de brug. Ze sloot haar ogen en liet haar haren mee wapperen met de wind. Auto's raasden vlak langs haar heen, maar het maakte haar allemaal niets uit. Ze opende haar ogen weer en liep doelgericht naar de balustrade. Haar handen omklemden het koude metaal en ze boog zich voorover.
In het water zag ze hoe haar moeder naast haar kwam staan. Ze legde een hand op Rayleigh's schouder. De twee vrouwen werden mee gevormd door de bewegende rimpelingen van het water. Hun reflectie werd gebroken door de kleine golven.
'Ik ben trots op je,' zei de vrouw. Rayleigh knikte en keek naar haar moeder. De donkerblond-harige vrouw keek haar voor de verandering eens vriendelijk aan. Voor het eerst merkte Rayleigh haar rimpels op. Haar grauwe huid werd gecompleteerd door het maanlicht.
'Ik ben bang.'
Haar moeder streek met een gebogen wijsvinger langs haar wang en veegde een traan weg. Een nieuwe zwarte veeg mascara werd gevormd onder haar oog. Haar gezicht plakte van de make-up vermengd met traanvocht en door het opdrogen voelde het zanderig aan. 'Wees maar niet bang. Als jij spring, spring ik met je mee. Als je niet springt, weten we beiden dat ik zal blijven. Evenals Denver en alle mensen die jouw kwaad willen doen.'
'Je snapt het gewoon niet!' Rayleigh werd boos en draaide zich weg van het water, naar haar moeder. 'Ik wil niet dood, maar ik wil ook niet meer leven zo.'
Haar moeder knikte begrijpend. Rayleigh vroeg zich af sinds wanneer ze zo begripvol was. Het was anders. Zou de dood ook zo vredig zijn?
'Wil je dit keer op mij vertrouwen? Vertrouw me als ik zeg dat het fijn zal zijn, als je van dit leven verlost bent. Je zegt dat je niet meer zo wil leven, maar ook niet dood wilt. Alleen... Wat als ik je vertel dat je een ander leven krijgt in de dood? Dan kan je doorleven, maar dan op een andere plek. Een fijnere plek.' Haar moeder wees naar de zee.
Rayleigh zuchtte. 'Ik heb al zoveel mensen vertrouwd, mam. Hoe weet ik dat ik jou wél kan vertrouwen?'
De vrouw glimlachte. Een kleine glinstering verscheen in haar ogen. Ze strekte haar hand uit en legde die van Rayleigh er op. 'Omdat ik jou ben. Jezelf kan je toch wel vertrouwen?'
Rayleigh draaide zich terug naar de zee en ging hoger op de brug staan. Ze voelde zich als een zeemeermin voor een schip, met haar borst naar voren en prachtige haren wapperend in de wind. Ze sloot haar ogen.
Was het wel waar? Kon ze zichzelf wel vertrouwen?
'Waar wacht je nog op?'
Rayleigh gaf niet gelijk antwoord. Ze kwam langzaam uit haar trance, haar eigen moment, voor ze zich weer tot de vrouw keerde. 'Laat me even met rust.'
Ze snoof de geur op van het water en voelde de wind in haar rug blazen. Ze haalde haar sjaal van haar nek af en liet het boven het water los. Als een veertje dwaalde het naar beneden, totdat het werd opgevangen door het water. In een milliseconde was het compleet doorweekt. De kleur was van lichtblauw naar donker gegaan.
Vervolgens stapte ze van de verhoging af en ging ze recht voor haar moeder staan. 'Voordat ik ga wil ik nog een ding doen...' Ze balde haar vuist en stompte de denkbeeldige vrouw in haar maag. Alle opgekropte woede uitte ze op de vrouw die haar zoveel leed had aangedaan. Ze sloeg met een platte hand op het gezicht en gaf verschillende knietjes op zoveel mogelijk lichaamsdelen. Na de laatste klap slaakte ze een zucht van opluchting.
'Shirley Anastasia de Vaal,' mompelde ze. Hoewel haar moeder ongedeerd bleef, voelde het goed. Het was eindelijk klaar. 'Nu heb ik je dan vergeven.' Ze staarde in de groene ogen van de vrouw. 'Je tweede naam, Anastasia, staat voor wederopstanding. Wist je dat?' Ze glimlachte en wachtte niet op antwoord. 'En die ga ik nu krijgen.'
In een snelle beweging wierp ze zichzelf over de reling. Het laatste wat ze nog opmerkte waren twee blauwe ogen die haar vanaf de andere kant van de weg hadden aangestaard. Ze wist wie het was. Denver. Ze bedankte hem in haar hoofd, dat hij niet had ingegrepen. Zijn prachtige ogen stonden de hele val in haar gedachten gegraveerd. De wind blies haar jurk omhoog en ze voelde zich zo licht als een veertje. Ze fantaseerde dat ze van een hoge duikplank het zwembad in was gesprongen.
Het leek eindeloos lang te duren voor ze eindelijk het koude water langs haar lichaam voelde stromen. Naast haar dreef haar sjaal. Ze rolde haar hand er in en sloot haar ogen, klaar om met de rivier weggevoerd te worden.
De druk op haar lichaam werd groter en ze werd naar beneden geduwd. Ze glimlachte en deed geen moeite om zich tegen het water te verzetten. De stilte in haar hoofd hypnotiseerde haar. Ze was eindelijk verlost. Van alles en iedereen.
Hoe verder ze kwam, hoe kouder het werd. Het gevoel trok weg uit haar handen en haar voeten, haar benen en armen. Haar lippen had ze gesloten; ze probeerde niet eens te ademen. Haar wonden begonnen te prikken, totdat het gevoel langzaam weg stierf. De stilte slokte haar op.
Als een baksteen zonk haar lichaam naar de bodem, terwijl ze zelf erboven zweefde en langzaam terug omhoog dreef. Er braken witte lichtstralen door het water. Ze kwam steeds dichterbij, totdat ze haar arm boven het wateroppervlak kon steken. De rode cirkel leek verdwenen te zijn. Haar arm was mooi glad en was precies zoals het ooit was geweest. Een warme hand pakte haar vast en trok de rest omhoog.
Haar oude omhulsel had ze als een slangenvel van zich af laten vallen. Ze was weer mooi, als een kind dat vol van onschuld op de wereld kwam, met een schone lei. Ze was uit haar as herrezen. Ze was verlost. Glimlachen kon ze niet meer, maar het geluk straalde van haar af. Haar verdriet was samen met haar lichaam naar de bodem gezonken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top