A C H T T I E N
Abigail keek verveeld in haar kledingkast, terwijl haar bloemetjespyjama haar via de spiegel in tien verschillende talen kinderachtig noemde. Stuk voor stuk ging ze langs haar hangers en keurde ze elk kledingstuk dat ze tegenkwam af.
Want wat droeg je eigenlijk naar een politiebureau? Niks leek daar bij te passen.
Ze koos uiteindelijk maar voor de meest bedekkende kleding die ze kon vinden. Ze trok het bij elkaar geraapte zooitje aan en keek op haar mobiel hoe laat het was. Ze kwam snel in actie toen bleek dat ze al vijf minuten te laat was. Ze stapte in haar makkelijkste schoenen, vergat net niet de brief van haar bed af te grissen en haastte zich de deur uit.
Onderweg botste ze in de smalle gang tegen verschillende mensen op, zonder zich er ook maar voor te verontschuldigen. Ze werd meerdere malen boos nagekeken, al leek het haar niks uit te maken.
Toen ze bij de parkeerplaats aankwam remde ze af en ontsnapte er een lang aanhoudende zucht uit haar mond, terwijl ze met gebogen rug haar handen op haar knieën liet rusten.
Haar conditie was ver te zoeken. Wanneer was de laatste keer dat ze had gesport? Ze moest nodig weer eens een rondje gaan hardlopen, al had ze geen idee waar. De laatste keer was toen ze nog bij haar moeder in de wijk woonde. Daar had ze een fijne route door een prachtig parkje. Hier had ze haar draai nog niet helemaal zo goed gevonden, in dat aspect.
Toen ze weer beter bij adem was keek ze de parkeerplaats rond. De blondharige vrouw waar ze naar zocht stond bij een blauwe Peugeot te kijken... Het was die van Xavi.
'Ava!' riep ze om haar aandacht te krijgen.
De vrouw draaide zich om en stak haar hand op, als teken van erkenning. Voordat ze op Abigail afkwam keek ze nog even een keer om naar de auto. Ze liep op een drafje naar haar toe.
'Mooie schoenen,' was haar eerste opmerking, terwijl ze lachend naar beneden wees.
Abigail keek naar haar voeten en schudde een tikkeltje gegeneerd haar hoofd. Ze pasten totaal niet bij de outfit, waar ze ook nog eens zoveel moeite voor had gedaan.
'Dit waren de eerste de beste.' Ze keek even naar voren, langs Ava. Het was een paar seconden stil gevallen voordat ze de vraag stelde. 'Wat deed je eigenlijk bij die auto?' Ze verplaatste haar blik weer naar Ava's gezicht.
'Ik herkende hem. Volgens mij had Denver ook zo'n model.' Ze keek bedachtzaam naar achter, waar de auto zich bevond. 'Ik werd weer even meegenomen naar toen. Vroeger,' bekende ze er achteraan.
Abigail knikte wat afwezig en staarde de verte in. 'Toevallig,' mompelde ze. 'Dat is de auto van mijn vriend. Grappig.'
'Een populair model onder studenten, laten we maar zeggen.' Ava glimlachte stijfjes. 'Hoe heet hij, als ik vragen mag? Je vriend.'
'Xavi.' Abigails gezicht lichtte op bij het uitspreken van zijn naam. Ava leek het te merken. Ze werd er dan ook een beetje ongemakkelijk van.
'Oké, leuk. Zullen we maar gaan dan?' Ze opende de deur van haar rode auto en ging zitten. Abigail werd teruggetrokken in het hier en nu en kwam in beweging. Ze moest eerst omlopen naar de deur van de bijrijdersstoel, voordat ook zij met haar gordel om in de auto zat.
Na het stroeve opstarten reden ze richting het politiebureau. Abigail stak haar hand in haar jaszak en friemelde aan het oude papier, terwijl ze door het vieze raampje naar het landschap buiten keek. Het water van de rivier leek hoger dan gewoonlijk te staan. Dat had vast weer iets te maken met het smelten van het ijs in een ander land.
Het blauwe politiegebouw kwam steeds dichterbij. Ze reden eerst langs een parkeerplaats waar vele politieauto's stonden, voordat ze bij die voor particulieren aankwamen. Deze bevonden zich naast de weg.
Ava parkeerde de auto soepel in en zette de motor af. Ze keek opzij, terwijl haar hand de gordel naast zich los klikte. 'Ben je er klaar voor?'
Abigail zuchtte. In haar buik fladderden verschillende vlinders langs elkaar heen en tegen de binnenwand van haar buik aan. Dit keer niet van verliefdheid, maar van de zenuwen. Naar de politie gaan was niet zomaar iets. Het was haast iets onbereikbaars. Iets waar je liever niks mee te maken kreeg, maar je je gezicht de andere kant voor op keerde. Ze had in haar hele leven dan ook nooit een langslopende politieagent in de ogen aangekeken.
'Ik vat dit maar op als een nee, maar je zult er toch echt aan moeten geloven.' Ava opende haar portier en stapte uit, waardoor Abigail wel moest volgen. Alsof Ava de moeder was en zij het kind liep ze haar braaf achterna richting de ingang.
Een geheel blauw standbeeld stond met de rug naar hen toe. Het was een lange tengere man met relatief grote handen. Hij had een gek plat hoedje op zijn dunne hoofd en een mantel over zijn schouders. Abigail had er wel eens wat over gehoord. Zo zouden de grote handen verklaard kunnen worden met het feit dat iemand met grote handen als een te vertrouwen persoon werd gezien. Het symboliseerde de politieagenten en wat ze zouden moeten uitstralen.
'Heb je de brief goed weggestopt?'
Abigail stak haar hand weer even in haar zak en knikte. 'We moeten hem niet gelijk tonen. Dit is het enige wat we hebben.' Ze had er wel een scan van gemaakt op haar laptop, maar op de een of andere manier vond ze het fijn om de fysieke brief in haar handen te voelen.
'Ja ja. Voor het geval dat, hebben we in ieder geval iets. Ik snap het.'
Abigail keek omhoog. Ze voelde zich klein voor het grote gebouw waar ze voor stonden. De ingang met de elektrische draaideuren nodigde ze uit om naar binnen te treden, al leek dat niet zo veel effect te hebben op Abigail.
'Kom.' Ava zette zoals gewoonlijk de eerste stap en ging tussen de twee glazen wanden staan. Ze liepen op een laag tempo een half rondje met de draaideuren mee, voor ze binnen op de gelige grindvloer van de hal stonden. Achter een witte balie zat een blondharige, stevig afgezette vrouw van middelbare leeftijd. Ze keek van haar computer op bij binnenkomst van de twee meiden.
'Kan ik jullie helpen?' vroeg ze met een aardige vrouwenstem. Abigail herkende haar tante in de vrouw, die had ook zo een zoet stemgeluid.
Abigail keek verwachtingsvol om naar Ava, hopend dat zij de taak van woordvoerder op zich zou nemen. Ze verschuilde zich als nog relatief jonge negentienjarige maar al te graag achter de zevenentwintigjarige Ava.
Ze schonk Abigail een teleurstellende blik voor ze zich tot de vrouw keerde. Ze zette een glimlach op haar gezicht en liet terwijl ze begon te spreken haar beide armen leunen op de balie, die koud aanvoelde.
'We hebben een afspraak over het vermiste meisje van een aantal jaar geleden, Rayleigh de Vaal. Ik had gister gebeld.'
Het gezicht van de vrouw vertrok even voor ze wat intikte op haar computer.
'Goh. Die zaak heeft in heel Nijmegen een grote indruk achtergelaten,' zei ze terwijl ze nog even op haar computer keek. Enkele seconden later had ze blijkbaar gevonden wat ze zocht. 'Aha. Jullie mogen plaatsnemen en dan zal de heer Vermeulen jullie straks ophalen.' Ze wees naar een hal waar een aantal stoelen en tafels stonden.
'Bedankt,' glimlachte Ava voor ze aanstalten maakte om naar de wachtruimte te lopen.
'Veel succes.'
Abigail gaf een kleine knik en liep Ava achterna. In de wachtruimte zat een bang en breekbaar uitziend meisje met haar moeder naast zich. De vrouw had haar dochter stevig tegen zich aan geklemd, terwijl het meisje met glazige ogen de verte in tuurde. Abigail schatte haar zo een veertien jaar. Ze had een sterk vermoeden wat er met haar was gebeurd. Ze moest er niet aan denken. Medelijdend keek ze naar de twee, ook toen ze verderop al had plaatsgenomen.
'De volgende keer doe jij het woord. Je kan niet altijd verwachten dat iemand anders alles doet.'
Abigail keek weg van de moeder en dochter en zuchtte zacht. 'Oké.'
'Dus?'
'Sorry.'
Ava knikte tevredengesteld en keerde eindelijk haar gezicht van Abigail af, die daardoor weer rustig kon ademhalen zonder zich bekeken te voelen. Ava wist wat ze wilde. Ze had een hele sterke persoonlijkheid waar Abigail zich af en toe aan kon ergeren. Ze overtuigde zichzelf ervan dat ze het allemaal wel goed bedoelde.
Een roodharige politieagente kwam de ruimte binnenlopen. Ze keek vriendelijk de wachtruimte rond en liet haar blik rusten bij moeder en dochter. Ze sloot even haar ogen voordat ze er op afstapte, wat Abigails vermoeden bevestigde. Het was heftig.
'Hallo. Ik ben agent Silver, maar jij mag me Nadia noemen.' Ze stak haar hand uit naar het meisje, die deze voorzichtig schudde. Daarna verschool ze zich weer in haar moeder.
'Kom maar met mij mee mee. Jij en je moeder. Ik ga jou begeleiden in dit hele proces van aangifte.' De moeder duwde haar dochter met zich mee van de stoel af. Ze pakte de hand van het meisje snel weer vast. De uitleg van de agente stierf langzaam weg naarmate ze verder van de wachtruimte vandaan liepen.
Abigail en Ava bleven als enige achter. Het was erg rustig en buiten het getik op het toetsenbord van de baliemedewerkster was er niks te horen. Abigail keek voor zich uit en dacht na over hoe het straks zou gaan lopen. Ava had haar laten weten dat ze ook wat moest zeggen en niet alles aan haar moest overlaten. Ze zuchtte. Dat zou nog heel wat worden.
Ze pakte een losse draad afkomstig van haar shirt vast en wond deze strak om haar vinger. Stukjes vet puilden uit en haar huid werd langzaam rood. Na een tijdje draaide ze het er snel weer af. Ze keek opzij. Ava was ook in gedachten verzonken. Haar blik was gevestigd op de stoelpoot die niet zo ver van ze vandaan stond. Dit was allemaal niet niks.
Er klonken zware voetstappen die hun richting in liepen. Eindelijk, dacht Abigail. De spanning tijdens het afwachten was moordend. Ava en Abigail keken tegelijk om naar de persoon waartoe deze behoorden.
De man liep op ze af en aangezien ze de enige daar waren was het niet te missen. Hij keek ze vriendelijk aan en kwam voor hen tot stilstand. 'Rechercheur Vermeulen, werkzaam geweest bij de zaak van de Vaal,' stelde hij zichzelf voor. Hij had zijn hand naar ze uitgestoken.
Abigail en Ava stonden op en schudden om de beurt zijn hand en noemden daarbij ook hun eigen namen.
'Loop maar met mij mee.'
Ze gingen door de gang aan de linkerzijde van de hal, dezelfde richting als waar de vrouw en het meisje op moesten. Als je opzij keek waren er er verschillende afgesloten ruimtes te zien. Door elk kleine raam boven de deur kon je het hok deels in kijken. Af en toe waren ze bezet, maar het merendeel was toch wel leeg.
Enkele deuren verder zag Abigail het meisje zitten. Ze bleef zo lang als kon naar binnen kijken. Ze maakte snikkende bewegingen tijdens het huilen en haar moeder probeerde haar tevergeefs te troosten. Ze bekeek het tafereel gefascineerd totdat ze er alweer voorbij gelopen waren.
Vermeulen stopte bij nummer negenentwintig en opende de deur met een pasje die om zijn nek hing. Hij liet ze naar binnen en bleef zelf met zijn hand nog op de deurklink in de opening staan. 'Willen jullie wat drinken?'
Abigail vroeg om een glaasje water. Ze merkte nu pas dat haar droge keel al akelig begon te kriebelen.
Ava daarentegen schudde haar hoofd.
'Weet je het zeker?' Hij wachtte totdat ze antwoord gaf. 'Oké dan. Ik kom er zo aan. Neem alvast plaats zou ik zeggen.' Hij liet de deur expres open staan en liep weg, waardoor een vlaag van frisse tocht de meiden vanaf een openstaand raam richting de open binnenplaats tegemoet kwam, om vervolgens verder de gang op te stromen. Abigail zag dat er tralies voor het vierkante raam zaten. In zulke kamers werden dus ook verdachten gesproken.
Ze dacht aan verschillende mensen die misschien wel op dezelfde stoel als zij hadden gezeten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top