Hoofdstuk 2

3- 5- 1866

Ik schiet wakker en kijk geschrokken om me heen. Het was een droom. Om me heen zie ik het motelkamertje en herinner me weer dat ik hier terecht ben gekomen, doordat ik van vermoeidheid in slaap ben gevallen op mijn paard. Gelukkig is mijn paard naar een motel gerend en hebben mensen me ontdekt, waarna ik goed ben opgevangen. Gisteren had ik een paar bende boeven te pakken gehad, die ik bij de sheriff in een dorp heb gebracht en heb ze laten opsluiten. De mannen uit mijn droom, die heb ik nooit meer gezien of ben ik niet meer tegen gekomen. Ik rek me uit en zie mijn kleren over het bedrand hangen. De bazin van het motel, die heeft ze gisteravond voor me gewassen. Ik sla de deken van me af en werp mijn benen over de rand van het bed. Er verlaat een geeuw mijn mond en snel sla ik mijn handen voor mijn mond. Ik haal mijn hand voor mijn mond vandaan en sta dan op.

'Ik ben benieuwd wat ik vandaag voor de mensen kan betek-.' Op het moment dat ik nog niet uitgesproken ben, hoor ik in het motel een harde gil en meteen gris ik mijn kleren beet. Ik schiet in mijn kleuren en haast me naar beneden. Het klonk alsof er iemand moord en brand gilde, daar moet ik bij zijn!

Rennend kom ik de trap af en word haast onderste boven gelopen, door iemand die kennelijk haast had. 'Grijp de dief!' gilt de bazin naar me, die in de deuropening van de keuken staat. Ik twijfel geen moment en kom meteen in actie. Voor me zie ik een jongen van ik schat ongeveer mijn leeftijd. Hij ziet er maar wat mager uit, maar ondanks dat is hij behoorlijk snel. Ik ren achter hem aan mee naar buiten, waar er een paard voor de deur staat. De jongen springt op het paard en slaat een keer met de teugels, waarna de paard in beweging komt en begint te galopperen. Mijn rechter hand schiet naar mijn mond en zet mijn wijsvinger en duim tussen mijn lippen. Met mijn tong tegen mijn tanden maak ik een fluittoon en ik verwacht dat mijn paard tevoorschijn komt, maar die komt maar niet. Ik zucht en zie de jongen al ver weg rijden. Dan maar een ander paard van iemand anders. Gauw ren ik naar een random paard in de buurt en spring erop.

'Hey! Dat is mijn paard!' hoor ik een man boos roepen.

'Ik leen hem even, ik breng uw paard zo weer terug!' roep ik naar de man en spoor dan het paard aan, die niet direct in actie komt. Traag gaat het paard vooruit en ik zucht geïrriteerd.

'Jup, die is nu al de benen genomen. Hij is al veelte ver weg!' zucht ik, maar dan begint hij plotseling keihard te rennen. Ik klamp mijn handen goed om de teugels en al snel rent het paard over het bos pad, die naast het dorpje ligt. Het duurt niet lang of ik krijg de jongen weer in het vizier. Ik wil mijn lasso pakken, maar ontdek dat ik die nou zonet helaas ben vergeten in het motel. Die ligt nog in de kamer!

'Dan zou het op een andere manier maar moeten,' zucht ik zachtjes. Ik trek wat aan de teugels en het paard verminderd meteen vaart. Het dier gaat rustiger lopen en even later loopt het paard stapvoets voort. De jongen heeft mijn aanwezigheid nog niet opgemerkt en slaat rechts af. Ik stuur het rijdier van mij een andere kant op en weet een sluiproute te vinden. Vanaf de plek waar ik rij, kan ik de jongen goed in de gaten houden. Hij loopt naast zijn paard, voorbij mijn sluiproute. Ik blijf hem volgen en zie dan een tent in een open plek. Het is een kampeerplekje van hem. Een goede plek in een land met grote bossen en oppervlaktes van weilanden zoals Slogodesh. De jongen stopt naast een hek, waar hij de teugels aan een touw vast bind en daarna loopt hij naar het tentje. Hij verdwijnt in het tentje en ik wil van het paard afgaan, maar dan komt de jongen al weer tevoorschijn met een bak water en een ander bak met eten voor zijn paard. Van de schrik hang ik aan de zijkant van het paard. O nee, als ik nu val dan gaat hij er zeker te weten vandoor en dan kan ik het wel vergeten om de bazin vrolijk te houden. Zij zou ziedend worden!

Terwijl ik vast geklampt aan het paard hang, zie ik de jongen zijn paard voeren. Ergens in de verte klinkt er een schot, waardoor het paard waaraan ik hang begint te steigeren. Ik wil het uitschreeuwen, maar snoer mezelf de mond door mijn hand voor mijn mond te slaan. Super, nu ben ik verraden door een sukkel die perse moest schieten. Ik val op de grond met mijn gezicht precies vol in de modder.

'Hallo, wie is daar?', hoor ik de jongen geschrokken vragen. Ik hou mijn mond, maar hoor hoe hij dichterbij komt door het gekraak van takjes die op de grond liggen. 'Hallo?'

Ik haal mijn gezicht uit de modder en kijk op. Op het moment dat ik boven de bosjes kijk zie ik de jongen staan. We kijken elkaar regelrecht in elkaars ogen aan en een minuutje staren we elkaar aan. Er valt een stilte, waar ik eigenlijk goed gebruik van kan maken om er vandoor te gaan. Maar iets in me zegt dat ik hier moet blijven en moet luisteren naar wat deze jongen me te vertellen heeft, waarom hij eten steelt en hier kampeert.

'Hoi,' onderbreek ik de stilte en blijf hem aanstaren. Tja, wat heb ik nog te zeggen.

'Wat doe jij hier? Ben je me gevolgd?', vraagt hij aan me.

'Euhm... Nee, ik was op mijn paard aan het rond hangen,' lieg ik en schaam me meteen, omdat het mijn eigen paard niet was en mijn eigen paard niet eens op kwam dagen.

'Wat heb jij dan wel gedaan? Je gezicht zit onder de modder,' valt hem op en ik kleur van schaamte rood onder de modder op mijn gezicht.

'Wel, op mijn paard gehangen. Maa-'

'Waar is die paard van je dan?', onderbreekt hij me.

'Die is geschrokken van een knal en is er vandoor, maar mijn eigen paard kwam niet opdagen. De paard die bij mij was, die was ontsnapt en moest ik vangen,' lieg ik en scheur mijn blik van hem los. Ik sta op en begin de modder van mijn gezicht af te vegen, maar ik maak het alleen maar erger.

'Stop, ik help je wel even. Kom met me mee,' zegt hij en ik stop er meteen mee. Ik kijk naar mijn handen en zie dat die vies zijn van de modder. Bah! De jongen loopt voor me uit naar zijn kampeerplekje en loopt haastig zijn tent in. 'Wacht maar even buiten.'

Ik doe wat hij zegt en ga buiten voor zijn tent op de grond zitten. Een zucht verlaat mijn mond en ik staar naar de tent. Hij komt weer naar buiten en werpt me een doek. Ik vang hem op, maar krijg hem vol in mijn gezicht. Ach, ik kan mijn gezicht schoonmaken!

De jongen komt naast me zitten op de grond en kijkt voor zich uit, naar de uitgestrekte weide. Ondertussen ben ik bezig met het schoonmaken van mijn gezicht. Terwijl ik bezig ben neem ik de jongen goed in me op. Hij heeft kort donkerbruin haar, wat in der loop van jaren waarschijnlijk te lang is gegroeid. Het ziet er ongeknipt en ongekamd uit. Zijn ogen kan ik niet makkelijk zien. Verder kan je aan zijn kleren zien dat hij het niet breed heeft. Hij draagt een zwarte spijkerbroek, waar allemaal scheuren in zitten. Zijn t-shirt die is open gescheurd tot zijn borst en de mouwen liggen er af. Verder draagt hij nog een zwarte hoed op zijn hoofd.

'Kan je mij vertellen wie je bent en waarom je nou eten en drinken van mensen steelt?', vraag ik voorzichtig aan hem.

'Ik kan het je vertellen, maar ik wil je het niet vertellen. Je moet er zelf achter komen,' beantwoord de jongen geheimzinnig mijn vraag.

'Hoezo? Ik heb je niks misdaan hoor!' roep ik boos uit en spring op, nog met de handdoek in mijn handen.

'Ssst! Straks worden we nog gehoord door eventuele bevolking van het dorp,' sist hij geschrokken tegen me, waarna hij mijn enkel beet pakt en me onderuit trekt. 'En als ze hier ergens rondlopen, zien ze mij straks ook nog eens!'

Ik kijk hem boos aan. 'Ik vertrek!' Boos gooi ik de handdoek in zijn gezicht en ren dan haastig weg. Zo snel mogelijk, dat hij me niet kan zien in welke richting ik op ren. In die tijd gris ik het gestolen eten en drinken mee, wat in een rietenbak verstopt zit.

'Wacht!' hoor ik hem nog in paniek roepen.

Ik reageer niet en ren er als de kippen vandoor, terug naar het dorp. Wat zou de bazin weer blij zijn, dat ik weer in de buurt was! Ze zou me waarschijnlijk zelfs helpen om te vertellen wie mijn echte ouders waren, of niet?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top