{Hoofdstuk 1}
Ik staar door de klas heen. Het is even druk als altijd. Mensen gillen terwijl de docent de klas stil probeert te houden. Zal dit mijn leven blijven, vraag ik mezelf af. Ik schud mijn hoofd, ik heb geen idee. Ik staar naar de lege bladzijdes in mijn schrift. Wat voelt het leeg. Het draait een beetje. De lijnen gaan alle kanten op. Alsof ze een antwoord willen geven op mijn vraag. Ik staar er naar en zucht. Klap mijn schrift dicht voor ik erin ga schrijven. Het is maar een Duits schrift, maar als ik het in moet leveren voor bijvoorbeeld een opdracht komen die vervelende zinnen bekent. Die zinnen die ik opschrijf zonder bij na te denken. Ik schrijf vaak in schriften die voor school bedoelt zijn. Meestal scheur ik de bladzijdes er dan uit. Het is namelijk te persoonlijk, maar dan lijkt mijn schrift zo'n bende. Wacht... wat was de vraag? Ik schud mijn hoofd wild door elkaar om mezelf wakker te houden. Ik zit weer vast in al die gedachtes. Ga weg stomme gedachtes. Ze zullen nooit verdwijnen, wat mijn probleem is. Ik staar weer de klas door. Mijn vriendinnen zitten verder op in de klas. Naast elkaar. Ik wou dat ik ook daar zat. In plaats daarvan zit ik naast een jongen. Hij is hartstikke luid en werkt op mijn zenuwen. Ik staar naar het bord. Er staat niks geschreven. Ik ben door de war. Meestal staan er teksten alsof de docent wil dat we een boek in ons schrift schrijven. Ik kijk naar de docent. Haar mond beweegt, maar ze zegt niks. Maakt niet uit hoe goed ik luister. Er komen geen woorden uit haar mond. De klas valt stil. Wat is er aan de hand? Welke dag is het vandaag? Ik zoek gestrest naar het bord waar maandag op staat. Het enige woord. Zomaar groot opgeschreven. Het woord neemt het hele bord in. Ik heb de docent dat niet op zien schrijven. Ik heb geen Duits op maandag. Mijn hart klopt sneller. Iedereen staat stil. Het voelt alsof tijd is gestopt. Ik kijk op naar de klok. Er is een klok, maar zonder wijzers. Dit is een droom. Toch? Dromen hebben geen tijd. Ik staar het las lokaal in. En dan merk ik het pas. Hij is er. Daar. Precies daar is hij. Hij beweegt als enige en kijkt me aan. Mijn hart gaat nog sneller. Nee, mijn hart gaat tekeer. Wat doet hij hier? Hij zit niet eens op deze school! Ga weg! Jij was toch dood?
Ik schrik wakker. Mijn hart gaat nog steeds tekeer, zweet slaat tegen mijn voorhoofd en ik heb moeite met ademen. Hij is dood. Hij is dood. Ik voel mijn deken om me heen vastgeklemd. Zweet laat het tegen mijn lijf plakken. Ik voel me dood nerveus. Hij is dood. Ik wil huilen, alsof het gloednieuwe informatie voor me is. Ik draai me gevlucht door de kamer. Scan de kamer met mijn ogen tot het laatste hoekje in de kamer. Hij is er niet. Relax. Ik adem langzaam in en voel mijn lichaam trillen bij de uitademing. Ik staar met grote ogen naar mijn benen die onder een deken verstopt zitten. Gaat hij me verjagen in mijn dromen? De enige plek waar ik van hem af was? Kom op zeg! Tranen glijden van mijn gezicht af. Ik veeg ze snel weg. Ik wil dit niet. Ik heb dit nooit gewild. Zijn dood heeft nu ook slapen onmogelijk gemaakt. Ga weg... ga nu weg. Ik ben bang. Ik kan deze pijn niet lang meer volhouden. Ik had tegen hem moeten zeggen dat hij mijn eerste liefde was, dat op school al mijn vriendinnen zijn naam kende, vanwege dat ik mijn mond open moest trekken en altijd over hem wilde praten. Het spijt me. Ik probeer mijn tranen tegen te houden met mijn hand, maar ze stromen door mijn vingers heen. Het spijt me zo erg. Zo mega erg. Ik probeer het huilen te stoppen. Mijn keel doet er pijn van. Zou ik deze pijn verdienen? Nee, zo moet je niet denken. Ik zucht en wrijf mijn tranen van mijn gezicht af. Het is tijd dat ik het bed uit ga.
Noah v. Janssen is gestorven tijdens een ongeluk. Op 16 jarige leeftijd. Zijn fiets was in twee stukken gebroken. De automobilist reed 100 km/h. Het is niet bekend of Noah v. Janssen door rood reed. Hij heeft het niet overleeft. Ik staar naar het bericht. Hoe lang geleden was dit? Minder dan een maand? Ik sta in de badkamer mijn tanden te poetsen en tuf tandpasta in de wasbak. Kut berichten. Ik zet mijn telefoon uit, was mijn mond schoon en loop de badkamer uit. In de keuken pak ik wat yoghurt, müsli en een theezakje. Ik zet de waterkoker aan, gooi het eten in een bakje zonder te denken aan het feit dat mijn appel nog heel is en doe het theezakje in een mok. Wanneer ik klaar ben, zit ik op de bank. Het nieuws is saai. Niet interessant. Ik haal mijn appel uit mijn bak met yoghurt. Er zit wat yoghurt nog aan de appel met een beetje kruimels van de müsli, maar ik negeer het. Het licht van de televisie schijnt tegen mijn gezicht. Yoghurt zit op mijn gezicht en ik? Mij maakt het niks uit. Ik ben veel te vroeg wakker. Mijn pyjama plakt nog aan mijn lijf door het zweet. De staat waar ik nu in ben, is vreselijk. Als mijn huis nu in brand zou vliegen, zouden mensen op mijn vreselijke staat reageren in plaat van mijn huis. Ik gooi het klokhuis van mijn appel op de grond en eet mijn yoghurt op. Wanneer ik klaar ben, ga ik de douche in. Het hete water stroomt langs mijn lichaam. Mijn huid voelt zachter aan. Mijn haar zit vol klitten en ik heb moeite het uit te borstelen. Het is koud als ik de douche uit zet, dus ik zet het weer aan.
Ik nam een hap uit mijn verse appel en keek dan terug naar Noah, die vrolijk naar me glimlachte. 'Wat is er?' vroeg ik hem. Hij zette zijn fiets aan het standaard. Liep naar me toe en kuste me op mijn voorhoofd. Daarna keek hij me aan en schudde zijn hoofd. 'Niks.'
Ik druk de kraan dicht en staar naar mezelf in de spiegel. Ik zie er half dood uit. Het is zo koud hier. Ik ga op de grond zitten en verstop mezelf in mijn handdoek. Ik staar naar mijn voeten. Ik heb een pedicure nodig. Mijn tenen lijken net alsof er allerlei insecten op zijn gaan logeren. Ik staar naar de tijd op mijn telefoon. Ik moet hier weg. Ik sta op en loop de woonkamer naakt in. Kleine plasjes water in de vorm van mijn voeten volgen mij. Ik zet de verwarming aan en loop de badkamer weer in. Ik was mijn gezicht, poets mijn tanden, zet een moisturizer op, doe wat make-up onder mijn wallen en smeer mijn benen in. Ik pak mijn badjas en loop de badkamer uit. Het is niet veel warmer geworden hier. Ik staar naar de verwarming. Loop er naartoe en ga er naast zitten. In een balletje opgepropt zit ik ernaast en draai een paar keer. Ik pak mijn telefoon en zet een timer van tien minuten. En val meteen in slaap
Snooze... Snooze... Snooze...
Ik kijk chagrijnig naar mijn telefoon als het nog eens af gaat. 'Zie je niet dat ik wil slapen?' roep ik. Ik kijk mijn telefoon kwaad aan alsof het iets zal veranderen. Het is 8:15 dus ik moet al aan het fietsen zijn. Mijn school begint om 8:30 en ik ga meestal weg om 7:45. Dus nu ben ik fucked. 'Ah shit!' Ik ren de trap op om kleren te pakken. Ik kom nu toch al te laat, kan het net zo goed rustig aan doen. Eerste uur heb ik aardrijkskunde. Die docent vindt het vast niet erg als ik laat ben. Ik pak mijn fiets en ben weg.
Op school ren ik de trappen op. Met jas en al. Mijn reputatie? Die heb ik niet eens. Of ik let er niet op. Maakt niet uit. Ik klop op de deur en loop de klas meteen in. 'Sorry, ik leg straks wel uit.' En ga zitten. Mijn docent knikt. Ik heb het altijd goed gehad met al mijn docent behalve eentje, maar die is van school geschopt. Geen idee wat zijn probleem was. De klas staart me aan. Mijn vriendinnen ook. Zijn die meiden mijn vriendinnen? Geen idee. Het enige wat ik weet is dat ik met ze om ga. 'Mevrouw Pennock?' Ik kijk op en staar de docent aan. 'Weet u deze vraag?' Ik staar het bord aan. Eindelijk duidelijke letters. Mijn dromen waren altijd zo wazig. Ik werd vaak nerveus van dromen. Meestal omdat het nachtmerries waren. Geen dromen. Mijn enige dromen waren die waarin ik vloog. Of meer zeefde, ja dat klinkt beter. Die dromen vond ik zo fijn dat als ik wakker werd ik liever in bed bleef. 'Mevrouw Pennock?' Schud mijn hoofd en zeg: 'De botsing tussen de Naska plaat en de Zuid-Amerikaanse plaat zorgde voor vulkanen en plooiingsgebergtes ontstonden, deze beweging is convergeren.' De docent knikt te vrede naar me en gaat verder met de uitleg.
Ik loop de les uit. Mijn vriendinnen rennen naar me toe en beginnen vrolijk te praten over alles en nog wat. Van die dingen die we aan elkaar moeten vertellen zo dat er geen stilte ontstaat. Ik voel me niet goed met het bij zijn van mijn vriendinnen.
Mijn vriendinnen giechelden. 'Die jongen is nu mijn aartsvijand! Ik wil nooit meer verkering met hem!' zei Penny. 'En jij Leah?' Ik keek op. 'Ja ik heb een ex. Hij heet Noah, maar laten we het ergens anders over hebben.' antwoordde ik. 'Die is toch dood?' Ik keek naar beneden. Ik hielt er niet van om daarop de antwoorden. Het was alsof ik zelf nog niet geloofde dat het waar was. En als ik antwoordde voelde het alleen erger. Een van mijn vriendinnen trok mijn haar weg van mijn gezicht. Wilde ze zien of ik huilde? Wilde ze me aan het huilen maken? Wat een fucking bitch. Ik stond op en sloeg tegen de tafel. Ik zuchtte diep. Weg hier. Ik rende de wc's in en ademde diep in en uit. De depressie sprak weer in mijn hoofd. Het deed pijn. De woorden deden me pijn. Het stemmetje deed zo veel pijn. De stem dat zei dat ik moest schreeuwen. Sterven. Het stemmetje dat me had herinnerd aan alle slechte dingen die mensen hebben gedaan en zei dat ik iedereen moest dumpen. Alle mensen die me ooit haat, maar ook geluk gaven. Ik haatte het stemmetje. Zonder dat stemmetje had ik al amper gevoelens. Ik dacht niet aan wie ik kon vertrouwen. Ik vertrouwde toch niemand die ik minder dan 5 jaar kende. En dat zal niemand op school zijn. Nooit zou ik iemand vertrouwen in mijn leven. Ik bleef de stem horen. Kut stem. Ik stond op van de toilet en liep het hokje uit. Ik keek de spiegel in. Nog steeds leek ik dood. Ik waste mijn gezicht en droogde het meteen af met een doek. Daar gingen we dan.
Het liefste zou ik willen rennen. Ver, ver weg van hier. Ergens waar niemand me kent. Niemand me lastig valt. Dan zou ik blijven rennen. Zo ver als ik kon. Mijn moeder zei altijd tegen me: "Je kan niet wegrennen van je problemen." Ik geloofde daar geen woord van. Ik ren graag en vaak lang. In de hoop dat ik eindeloos zou blijven rennen. Ik wil ergens eindigen ver weg. Heel ver weg, maar niemand zal ooit begrijpen waarom. Ook al hoeft niemand me te begrijpen. Ik kijk mijn vriendinnen aan. 'Of niet, Leah?' Ik kijk ze verward aan. 'Waar zit jij toch met je hoofd?' vraagt Penny. Ik schud mijn hoofd wild door de war. 'Sorry. Ik heb het nogal druk.. veel dingen gebeuren tegelijk. Te veel om uit te kunnen leggen.' Mara kijkt me bezorgd aan. Zoals altijd. Mara weet bijna alles over mijn leven. De enige reden dat ze zo veel weet was doordat ik zomaar kapot ging. Ik was niet trots op die dag. Elke herinnering van mijn leven. Ik zet mijn neppe glimlach op en vraag: 'Waar hadden jullie het over?'
Ik staar de klas door. We hebben geschiedenis. Zo als het hoort zit ik naast Adam. Hij is een Amerikaan, hartstikke luid en noemt me neger. Waar ik dus hartstikke tegen ben. Ik kijk de docent aan en probeer Adam zo veel mogelijk te negeren. 'We hebben vandaag een onverwachte toets. Ik staar de docent vermoeid aan. Waarom voor geschiedenis? Ik haat geschiedenis. Ik ben er zo slecht in. Het irriteert me dat we voor alleen de vakken die ik moeilijk vind onverwachte toetsen krijg. 'Jij bent toch fucking slim?' Ik draai me om en kijk hem recht in de ogen aan. Sebas Eilish. Het knappe gezicht van onze klas. Hij weet dat hij knap is en dat irriteert me zo erg. Hij is zo zeker van zich zelf. Oeh! Ik zou zijn knappe gezicht een willen slaan. Dit is de eerste keer dat hij tegen me praat. Ik merk dat hij wél best knap is. Ik heb nooit echt aandacht aan hem besteed. Ik bekijk hem van top tot teen zo onopvallend mogelijk. Hij heeft van die mooie ogen. Wouw. Ik staar hem vragend aan. 'Je moet me helpen met de toets.' zegt hij. Ik zucht. Ik ben verdoemd door slimheid. Waarom kan ik nooit eens een jongen krijgen zonder dat hij wil dat ik hem antwoorden geef. Huiswerk, toetsen echt alles. Ik voel me nutteloos. Een beetje gebruikt. Ik haat dit gevoel. Dat effect hebben mensen vaak op me. Hoe het komt? Dat weet ik echt niet. Het liefste wil ik het niet weten. Het haalt me door de war. Ik kijk nog eens naast me. Hij schuift zijn tafel naar me toe en glimlacht. Stop. Ik staar hem met grote ogen aan, hopend dat ik niet bloos. Mijn hart gaat te keer, steeds harder tot ik het kan horen. Ik draai me ruw weg van hem. Adem in adem uit. "Dit is zielig. Je bent blijkbaar geen verschil met al die andere dramatische, tuttige meiden. Ga je hierna nog gillen bij een Justin Bieber concert?" zegt het stemmetje in mijn hoofd. Ik staar naar de vloer. Ik wil niet zo zijn. Ik ben niet zo. Mijn stilte begint opvallend te worden. Ik zucht diep en kalmeer mezelf. Daarna draai ik me om en zeg: 'Verwacht niet veel pretty face.' Ik had geen hoge verwachtingen voor geschiedenis en als ik het goed deed. Zou ik mijn cijfer niet met hem delen. Tijdens de toets was hij onuitstaanbaar! Ik kan niet eens mijn toets maken met zijn gefluister. Ik verwacht geen hoog cijfer, wat me tot de dood irriteert. Ik staar naar Sebas. Wat een irritante vervelende... 'Dankjewel.' Hij glimlacht naar me. Ik kan even niet ademen. Dit is te zielig, kom op Leah Pennock. Je bent beter dan dit. Verdrietig dit. Ik staar gericht op mijn tafel. Negeer al die rare gevoelens. Ben gevoelloos. Wat wel simpel voor me is. Ik kijk naast me. Adam zit zijn pen te balanceren op een andere pen. Ik zucht. Ik zit in een klas vol idioten. En daar hoor ik ook bij.
Ik moet naar de volgende les. Penny loopt blij te praten over haar nieuwe liefde. Waar ze nooit tegen praat en niet eens aan durft te kijken. Prachtig. Ik knik een paar keer en loop stevig door. Tijdens wiskunde ben ik zo gefocust op de bewegende cijfers dat ik geen idee heb waar de docent over praat. Ik moet focussen. Dit is slecht voor mijn cijfers. Sinds mijn goede docent wiskunde weg is, heb ik steeds meer onvoldoendes gekregen voor wiskunde. Ook deelgelijk door mezelf. Ik heb geen interesse in de les of de mensen om me heen. Dit gebeurde sinds Noah's dood. Niemand merkte dat de dood van Noah me iets heeft uitmaakt. Dat kwam vooral omdat mijn ouders niet mochten weten over onze relatie. Mijn ouders waren streng over met wie ik om kon gaan. Ik wil het huis zo snel mogelijk uit weg hier en naar Engeland of zo iets om daar te studeren. Ik heb besloten om vertaler te worden voor bijvoorbeeld films of boeken. Het lijkt wel een droom. Ik schud wild mijn hoofd. Focus op de cijfers in het boek! Ik staar mijn schrift in. Wiskunde heeft zo weinig nut. Rekenen is belangrijk. Wiskunde niet. Tenminste voor zo ver ik weet. 'Hij was bij Noah's begrafenis.' Ik kijk geschrokken weg van mijn boek. Waar hebben ze het over? Waarom hebben ze het over Noah? Ik ben niet voorbereid. Ik voel mijn keel droog worden en lichaam warm. Gloeiend heet wordt mijn lichaam. Mijn hart gaat sneller. Ik kijk de docent verward aan terwijl ik mijn hart wil kalmeren, maar het lukt niet. De docent kijkt me aan en vraagt:' Was je ook bij de begrafenis?'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top