Hoofdstuk 5
Lena
Ik vouw al de kleren netjes op en leg ze in de valiezen. Twee weken. Veertien dagen. Het was echt geweldig geweest, maar ik ga blij zijn als we terug thuis zijn. Deze avond zouden we vertrekken en dat betekent dat ik al de kleren die we al die tijd ergens hadden gelegd moet gaan zoeken en in een koffer moet proppen. Hoewel we hier nog een halve dag zijn wil ik dit graag al gedaan hebben. Dan moet ik dat niet op de laatste moment doen. En daarbij 's middags is het toch te warm om buiten iets te doen dus dan kon ik me hier veel beter mee bezig houden. Er zijn al twee van de drie koffers gevuld en ik had niet door dat we zoveel kleren meehadden. Het lijkt eeuwig te duren en Jasper is natuurlijk nergens te bekennen. Hij moest nog iets doen. Had hij gezegd. Dat was anderhalf uur geleden. Met een zucht sta ik recht en neem van het bed nog een stapeltje kleren. Dan voel ik armen die mijn middel vastnemen en ik wordt tegen een lichaam gedrukt.
'Wat is mijn lieftallige vrouw aan het doen?' Vraagt hij met zijn diepe stem bij mijn oor.
'Opruimen, maar nu je er bent. Ik heb je hulp nodig.' Zeg ik en probeer me los te krijgen uit Jasper zijn greep.
'Ik help je uit al je noden. Dat weet je toch. Ik ben je prins op het witte paard.' Grinnikt hij en zijn zachte lippen drukken in mijn hals.
'Jasper, heb je gedronken?' Vraag ik voorzichtig.
Daar moet hij om lachen.
'Nee liefje, ik wil gewoon genieten van jouw zolang ik je nog voor mezelf heb.'
'Oke dan heb ik een idee, jij ruimt de laatste kleren nog op en ik ga even iets eten. En als je dan klaar bent dan kunnen we misschien iets leuks doen. Dus hou je vriend daar beneden nog maar even in bedwang.' Zeg ik en vind eindelijk mijn weg uit zijn gevangenis. Ik draai me dan naar hem toe en kus hem op zijn kaak.
'Geen zorgen ik zal heel traag eten. Dan heb je wat tijd op dit allemaal op te ruimen.'
'Zo veeleisend.'
'Dat krijg je nu eenmaal als je veel bij jouw bent.'
Hij kijkt me intens aan en snel loop ik uit de kamer, want ik weet wat er anders zou gebeurd zijn.
Een uurtje later zijn we allebei klaar en ik hou me aan mijn belofte op iets leuks te gaan doen. Blijkbaar heeft Jasper iets gepland en hij leidt me over het strand. Zijn handen heeft hij over mijn ogen geslagen, want het is een verrassing en hij wilt niet dat ik het zou zien.
'Oké engel, als ik mijn handen van je ogen haal dan mag je niet gillen. Dan maak je ze bang.' Fluistert Jasper bij mijn oor.
'Begrepen.' Fluister ik terug.
Jasper grinnikt kort en drukt zijn lippen tegen mijn wang.
Hij haalt zijn handen van mijn ogen en ik kijk naar een grote ruim moet overal bomen. En op enkele zitten schattige apen.
Er staat ook een vrouw aan de zijkant van de ruimte met een klein baby aapje. Het ziet er zo schattig uit en ik wil doodgraag naar het aapje gaan op het te aaien.
'Oh mag ik het alsjeblieft gaan aaien?' Smeek ik.
'Natuurlijk, je mag het ook vasthouden.' Zegt de vrouw en komt met het aapje naar ons toe.
Ik steek mijn armen uit en ze zeg het zacht aapje erin.
'Ooh, hij is zo schattig. En zo zacht, heb je die oogjes gezien. Die zijn zo mooi.' Zeg ik enthousiast.
Jasper lacht en komt achter me staan zodat hij het aapje ook kan bekijken.
'Wat is zijn naam?' Vraag ik een speel met de kleine verrimpelde handjes van het aapje.
'Kies maar.' Antwoordt Jasper met een glimlach.
'Wat?' Ik kijk hem vragend aan.
'Ik heb dit aapje geadopteerd. Over enkele dagen worden ze in het wild gezet en elke maand moet ik enkele dollars geven en die zorgen ervoor dat ons aapje goed word verzorgd. Maar eigenlijk staat hij ongeveer onder onze naam. Dus kies maar een naam.' Legt Jasper uit.
'Jasper,' stamel ik en druk mijn lippen tegen de zijne,' dank je. Ik heb altijd al een aapje willen vasthouden.'
'Komop we wachten op een naam.' Zegt Jasper lachend en aait het aapje ook even.
'George of Charlie of misschien-'
'Niet Charlie ik ken een Charlie en dat is al genoeg.'
'Oké, Alfred!' Zeg ik enthousiast.
'Misschien is gewoon Fred beter dan.'
'Freddy.'
'Gewoon Fred.' Zegt Jasper besluitend.
'Prima, gewoon Fred dan.' Stem ik in.
Ik richt me opnieuw naar het aapje.
'Hallo, gewoon Fred. Jij bent al een grote jongen he. Ik ben Lena, ik ben je adoptie mama. En die man daar met het zwarte haar en het donkere aura om zich heen dat is je adoptie papa.' Zeg ik tegen het aapje en Jasper kijkt me fronsend aan.
'Ik heb helemaal geen donker aura om me heen.' Mompelt hij.
Ik lach en dan fluister ik in gewoon Fred zijn oor.
'Hij is niet slecht, hij houdt van jouw hij zal het alleen niet zeggen.'
We blijven nog even met het aapje spelen en dan neemt Jasper me mee naar het strand.
We liggen gewoon op het strand of ik ga even met mijn benen in het water. De lange rok die ik aanheb neem ik de onderkant van vast en hou hem hoog genoeg zodat het zeker niet nat zou worden. Jasper komt bij me in de zee staan. Hij drukt zonder iets te zeggen zijn lippen tegen de mijne en heft me zonder moeite op.
'Ik hou er niet van als mannen naar je kijken.' Gromt hij en houd me stevig vast in zijn armen.
'Ik denk dat het duidelijk is dat ik al bezet ben.' Antwoord ik lachend en leg mijn hoofd in Jasper zijn nek.
'Dan hou ik er nog steeds niet van. Ik ben de enige die jouw mooie curven mag aanschouwen.'
'Jasper, ik ben geen non en ga dus me dus ook niet zo kleden. Ik hou van mijn kleding en zolang ik er niet uitzie als een hoer dan maakt het toch niet uit.'
'Ik zeg toch niet dat je er moet uitzien als een non.'
'Nee, maar soms krijg ik het gevoel dat je liever wilt dat ik me zo kleed.'
'Oke, misschien heb ik dat ooit wel gedacht maar dat zou ik toch nooit doen. Of je zou moeten willen. Voor mij zou het geen enkel probleem zijn om je in een kamer te steken en elke avond van je te kunnen proeven.'
'Je bent echt gek in je hoofd.' Lachend kijk ik hem aan in zijn wondermooie blauwe ogen.
'Liefje, dat weet je al langer dan vandaag.'
Jasper en ik gaan nog een laatste keer uit eten en één van de vele restaurants. We gaan voor Indisch eten en zoals te verwachten is het heerlijk. Dan gaan we naar het hutje en nemen we onze koffers om naar het vliegveld te gaan. De privéjet van Jasper staat op ons te wachten als we aankomen en Jasper neemt de valiezen mee aan boord. We worden begroet door twee vriendelijke piloten en een stewardess. Beleefd heten ze ons aan boord met meneer en mevrouw Hamelot. God, aan die mevrouw Hamelot moet ik echt nog wennen. Jasper gaat aan een tafeltje zitten en ik neem de plaats naast hem.
'Als je wilt gaan slapen, je kunt altijd op de bank gaan slapen. Ik denk dat dat beter ligt.' Stelt Jasper voor als hij zijn pc voor de eerste keer in twee weken boven haalt.
'Ga jij niet slapen?' Vraag ik fronsend.
'Nee, ik slaap niet goed op een vliegtuig.'
'Dan blijf ik ook wel wakker.' Zeg ik en leg mijn hoofd tegen zijn schouder.
Ik kon het niet, bijna twee hele dagen niet slapen dat kan ik niet. Een vlucht die negentien uur duurt en dan slaap je niet dan begrijp ik echt niet. Ik werd terug wakker op Jasper zijn schoot en hij had me alleen maar met een grijns aangekeken. Hij had niet eens moe geleken. Hij had wel moeten zeggen dat ik een beetje kwijl in mijn slaap en ik boos weggekeken en snel mijn mond afgeveegd.
Nadat ik was wakker geworden duurde de vlucht nog drie uur. Ik was nogeens in slaap gevallen tegen Jasper. Hij had ook al het terug goed gemaakt. Nu zit in nog heel moe in de stoel naast Jasper. Door de raampjes schijnt de zon, maar ik kan de slaap niet uit mijn ogen wrijven. Jasper had ergens tijdens de vlucht zijn hand op mijn been gelegd waar hij met zijn duim figuurtjes op maakte. Ik had er niets over gezegd, want eigenlijk vind in het wel fijn. Het lichtje dat je je riemen terug moet aandoen begint te branden en ik ga recht zitten en sluit de riem. Met veel gehobbel stop het vliegtuig bij de landingsbaan. Jasper helpt me recht en neemt mijn hand vast als we naar buiten stappen.
'En mevrouw Hamelot, klaar op een leven met de gevreesde meneer Hamelot?' Vraagt hij grijnzend.
'Je kunt beter de vraag omdraaien.' Antwoord ik lachend en stap van de trapjes.
De zwarte ford mustang van Jasper staat er op ons te wachten en Jasper steekt de valiezen in het koffer.
We rijden over de autoweg en ik val bijna opnieuw in slaap. Maar genoeg wakker op te beseffen dat we verkeerd rijden.
'Jasper, we rijden verkeerd. Je moeders huis is in de andere richting. Ik weet dat jij niet zo moe bent en je nog energie hebt om een berg te beklimmen, maar ik ben echt doodop en ik wil gewoon slapen.'
'Geen zorgen engel. We zijn er bijna. En geloof me de enige bergen die ik zoek te beklimmen zijn die van jouw.' Zegt hij met een knipoog.
'Vieze jongen.' Grinnik ik en leg mijn hoofd tegen de raam.
Ik besluit ook niet veel meer na te denken over hoe Jasper rijd. Als we er geraken dan ben ik al blij.
Een kwartiertje later staan we voor een mooi, groot huis en ik kijk Jasper vragen aan.
'Jasper dit is niet je moeders huis.' Stel ik vast als ik de bakstenen bestudeer. Het zwarte dak staat mooi in contrast met de grijs, bruine steen. De langwerpige ramen en een trap om bij de voordeur te geraken. De persoon van wie dit huis is, heeft heel erg goede smaak.
'Vind je het mooi?' Jasper kijkt me vragend aan.
'Het is prachtig, maar wat doen we hier nu?'
Jasper grijnst en gaat naar de voordeur. Hij neemt een sleutel uit zijn zak en steekt die in het sleutelgat.
'Kom je nog engel, of moet ik hier alleen gaan wonen?'
Als mijn mond nog niet was opengevallen dan ligt hij nu zeker op de grond.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top