50


Daniëls p.o.v.

Met Simon tegenover me zit ik in de aula. Ik weet niet waarom, maar we zijn niet bij de rest van de klas aan de tafel gaan zitten. Simon zit zijn huiswerk te maken wat hij eigenlijk voor de les na de pauze af moet hebben, waarschijnlijk had hij het gisteren niet af omdat ik er was. Geconcentreerd op zijn werk werkt hij ondertussen een koekje naar binnen.

'Als je nog huiswerk moet maken wanneer ik er ben, dan moet je dat gewoon zeggen,' zeg ik dan. Hij kijkt verbaasd naar me op.
'Ja, snap ik ook wel, maar ik dacht dat ik het al af had,' zegt hij. Ik knik.
'Oh,' zeg ik. Simon gaat snel door met werken. Na een tijdje is hij klaar. Terwijl hij zijn boeken opruimt, schuift er iemand bij ons aan de tafel. Verward kijk ik om en kijk dan in de blauwe ogen van Samantha. Ze glimlacht lief.
'Hallo,' groet ze ons.

'Hoi,' zeg ik.
'Hallo,' zegt Simon. Samantha doet een pluk van haar blonde haren achter haar oor.
'Hoe gaat 'ie met jullie?' Vraagt ze dan.
'Wel goed,' antwoordt Simon.
'Goed, hoor. Met jou?' Is mijn respons.
'Ja, ook wel goed. Goh, ik heb jullie volgens mij echt al lang niet meer gesproken. Jeetje. Hebben jullie nog iets speciaals meegemaakt?' Ratelt ze. Simon en ik wisselen even een blik.
'Nee, niet echt,' zeg ik terwijl ik mijn schouders ophaal. Samantha knikt begrijpelijk.
'Zo'n spectaculair leven hebben we niet,' vult Simon me aan. Stil kijk ik hem met een kleine glimlach rond mijn mondhoeken aan. Samantha weet nog niet van ons, maar dat komt ooit nog wel. Ik kijk snel weer naar Samantha.

'Jij?' Vraag ik. Ze denkt even na.
'Nou, mevrouw Praat van Nederlands had weer eens een uitbarsting laatst, heel de klas moest nablijven. En meneer Boon was weer chagrijnig –zoals altijd eigenlijk – en heeft er een paar kinderen uit geschopt omdat ze aan het tekenen waren in hun schrift. Dus ja, dat soort dingen maak ik zoal mee,' vertelt ze. Ik schud lachend mijn hoofd.
'Docenten zijn rare wezens,' zeg ik. Samantha knikt instemmend. Ze kijkt op haar mobiel hoe laat het is, nog maar twee minuten pauze.

'Hé, kan jij vanmiddag anders afspreken? Dan kunnen we bijpraten?' Vraagt ze. Ik kijk vanuit mijn ooghoek naar Simon, die met een minuscuul knikje aangeeft dat het oké is.
'Ja, is goed. Ben jij ook het achtste uit?' Antwoord ik haar.
'Ja, dan wachten we op de afrit van de school,' zegt ze.
'Is goed,' stem ik in. Dan gaat de bel. We staan op en schuiven de stoelen aan.
'Tot dan,' zegt Samantha. 'Doei,' zegt ze nog tegen Simon.
'Dag,' zeggen we tegelijkertijd. Dan loopt Samantha de menigte leerlingen in en verdwijnt uit het oog.

Simon en ik lopen achter de grote stoet aan naar ons eigen lokaal. Ik voel Simons vingers voorzichtig tussen die van mij. Ik kijk met een glimlach hem aan. Hij glimlacht terug.
'Gaaaay,' hoor ik een jongen achter ons zeggen. Geïrriteerd kijk ik naar hem om, waardoor onze handen loskomen.
'Houd je zelf je bek of moet ik hem voor je dichtslaan?' Snauw ik. De jongen kijkt me verstomd aan. 'Dat dacht ik al,' zeg ik en kijk weer voor me.

Ik wurm me tussen de grote groep kinderen door en sleur Simon achter me aan, voor het geval dat de jongen denkt dat het grappig is om Simon nu te gaan vernederen, pijn te gaan doen. Simon is erg onschuldig en erg snel weerloos, dus dat kan ik hem niet laten overkomen. Met Simon achter me aan trek ik hem de trap op.
'Daan, Jezus, heb je haast?' Klinkt hij opeens. Verbaasd kijk ik naar hem om.
'Nee,' antwoord ik en laat zijn pols los. Simon wrijft pijnlijk over zijn rode pols. 'Sorry,' mompel ik en ga naast hem lopen. Stil kijken we elkaar aan. 'Ik wil je zo graag kussen,' gooi ik er dan uit. Simon fronst en lacht dan hard.
'Doe dat maar niet hier. Een andere keer ergens anders,' zegt hij. Ik knik. Niet veel later komen we aan in het lokaal en gaan we op onze plekken zitten.

*

Na school lopen Simon en ik samen door de fietsenstalling op zoek naar onze fiets. Simon heeft die van hem sneller gevonden dan ik die van mij. Ik kijk snel of dat er niemand anders in de fietsenstalling is en druk dan vlug een kusje op Simons wang.
'Doei,' zeg ik. Blozend kijkt hij naar me terwijl hij zijn fietssleutel in zijn slot doet.
'Dag,' zacht hij zacht en dan komt er een glimlach tevoorschijn op zijn gezicht. Ik loop door naar mijn fiets en ga dan de fietsenstalling uit. Samantha staat er al te wachten.

'Hoi,' groet ik haar.
'Hey,' beantwoordt ze mijn groet met een grote glimlach. 'Kunnen we gaan?' Vraagt ze.
'Ja,' zeg ik, kijk vlug nog een keer om naar de fietsenstalling. Ik zie Simon naar de uitgang fietsen. Ik zwaai nog naar hem en fiets dan weg met Samantha. Onderweg naar huis doet Samantha verslag over haar schooldag. Ik luister stil en hum af en toe. Alleen om te laten merken dat ik luister. Ondertussen denk ik aan Simon, vraag me af of dat hij ervan baalt dat hij niet met me af heeft kunnen spreken. Ik namelijk wel een beetje. Er is niets mis met Samantha, maar ik breng gewoon graag mijn tijd met Simon door. Met Simon ben ik zo op mijn gemak en voel ik me zo geweldig, dat heb ik simpelweg met niemand anders.

'Trouwens, het is echt een puinhoop bij ons thuis, want mijn ouders vonden het een goed plan om de muren een nieuw kleurtje te geven,' zegt Samantha dan.
'Oh, we kunnen anders ook wel maar mij,' stel ik voor, mijn eerst fatsoenlijke zin die deze fietsrit uit mijn mond komt. Samantha glimlacht en knikt als overeenstemming.
'Is goed,' zegt ze. We fietsen door in stilte.

Samantha lijkt voor even uitgesproken te zijn en ik weet ook niets te vertellen, dus blijft het stil tot we bij mij aankomen. Samantha zet haar fiets weg in haar schuur, roept naar binnen dat ze bij mij is en volgt mij dan door de voordeur de gang in. We hangen onze jassen op en gaan dan de keuken in om iets te drinken. Sven zit aan de keukentafel zijn huiswerk te maken.
'Hallo,' groet ik hem. Hij kijkt op van zijn boeken en glimlacht naar ons.
'Hoi,' zegt hij.
'Hai,' zegt Samantha en volgt me verder de keuken in. Ik schenk wat te drinken voor ons in.

Nadat we het op hebben, gaan we naar mijn slaapkamer. Daar ploffen we neer op mijn bed en begint Samantha weer te vertellen over van alles en nog wat. Ik weet nog steeds niets te zeggen, dus reageer ik maar gewoon op haar verhalen.
'Wat ben je stil?' Merkt ze na een tijdje op.
'Ja, ik heb gewoon niets om te vertellen, eigenlijk,' geef ik toe terwijl ik mijn schouders ophaal. Samantha knikt. Ze kijkt me met een lief glimlachje aan.
'Dat heb je wel eens,' zegt ze. Ik knik. Het valt stil.

Ik kijk naar Samantha's blauwe ogen, die over mijn gezicht dwalen. Ze blijven hangen op mijn lippen. Ze glimlacht nog een keer klein en leunt dan in. Terwijl Samantha's gezicht dichterbij dat van mij komt begint mijn hart sneller te kloppen. Ik duw haar weg nog voordat haar gezicht op een decimeter afstand van dat van mij is. Verbaasd kijkt ze me aan. Geschrokken haal ik diep adem.

'Uh, sorry... ik heb al verkering,' stamel ik. Samantha's verbazing verandert in nieuwsgierigheid.
'Sorry,' verontschuldigt ze zichzelf.
'Geeft niet, had jij niet kunnen weten,' zeg ik. Ze knikt en kijkt me scheef aan. Ik zwijg.
'Heb je met Simon?' Vraagt ze dan voorzichtig. Ik weet niet waarom, maar ik ben bang om eerlijk te antwoorden. Wat nou als Samantha, net zoals Sandra, een homofoob is? Dan moet ik daar weet ik veel hoe lang naast wonen.
'Ja...' antwoord ik zacht, want ik vind het oneerlijk om tegenover Simon te liegen.

Samantha krijgt een enorme glimlach op haar gezicht. Ze springt op van het bed en begint vrolijk rond te springen, te yellen. Verward kijk ik toe.
'Yes! Wieiieiie! Oh mijn god! Jaaa!' Roept ze uit. 'Toen ik hier kwam wonen en jullie voor het eerst samen zag hoopte ik al dat jullie een stelletje waren! Jullie zien er zo schattig uit samen! Aaaah!' Roept ze blij. Ik lach zacht.
'Bedankt,' zeg ik maar, niet wetende wat ik anders zou moeten zeggen.
'Oh god, ik ship jullie echt te hard. Maar goed, sorry dat ik je probeerde te kussen. Ik zal wel gaan, dan kan je met je vriendje afspreken,' ratelt ze en nog voordat ik antwoord kan geven is ze al mijn kamer uit. 'Doei!' Roept ze onderaan de trap.
'Doei,' roep ik terug. Dan gaat de voordeur open en dicht en is het stil in huis.

Verward kijk ik mijn kamer rond. Samantha heeft me net proberen te kussen en rent vervolgens blij mijn kamer uit omdat ik met Simon heb..? Is dat logisch? Snap ik weer iets niet? Ik pak mijn telefoon op en bel geschrokken Simon op. Na de derde toon wordt er opgenomen.
'Hallo, met Siem,' klinkt de warme stem van Simon in mijn oor.
'Hé, Siem, met Daan... Uh,' breng ik uit.
'Hey,' zegt Simon. 'Waarom bel je me? Heb je niet met Samantha afgesproken?'
'Ja, maar...' alle schrik komt naar buiten zodra ik begin te huilen. Ik had Simon bijna bedrogen. Ik voel me zo lullig.
'Daniël, is alles oké?' Klinkt Simon krakerig ik mijn oor.

'Samantha was net hier...' ik snik en snotter. 'En..' ik stop kort even met praten.
'Ben je er nog?' Hoor ik Simon vragen. Ik knik, maar bedenk me dat hij dat niet kan zien.
'Ja.. Ja.. Samantha was net dus hier en...' ik druk de tranen uit mijn ogen. 'Ik kan dit zo niet vertellen. Kan ik naar jou komen?' Vraag ik dan.
'Uh, ja. Natuurlijk,' zegt hij.
'Oké, dan kom ik er nu aan,' zeg ik, hang op en verlaat mijn kamer. Ik roep naar Sven dat ik naar Simon ga en stap dan de voordeur uit.

Ik haal snel mijn fiets uit de schuur en stap haastig op. Dan cross ik richting Simon. Ik stop al mijn frustratie in het rondtrappen van mijn trappers. Waarom moest dit nou gebeuren? Ik neem Samantha er nog niet eens voor kwalijk, want ze kon niet weten dat ik met Simon heb.

Na een snelle fietsrit kom ik aan bij Simon. Ik zet mijn fiets weg en bel dan aan. Terwijl ik wacht totdat iemand de deur opent, veeg ik snel mijn tranen weg. Mira komt tevoorschijn zodra de deur wordt geopend.
'Hé, Daan. Siem is boven,' zegt ze.
'Bedankt,' zeg ik en stap langs haar de gang in. Het moment dat ik mijn voet op de eerste trede van de trap zet, komt Simon net de trap afgelopen. Op de tweede trede van boven blijft hij staan.
'Oh, je bent al binnengelaten,' zegt hij met een kleine glimlach.
'Ja,' zeg ik ongemakkelijk. Ik volg Simon de trap weer op en we gaan zitten op zijn tweepersoonsbed.

Simon kijkt me bezorgd aan.
'Wat is er? Heb je gehuild?' Vraagt hij en veegt met zijn duim een traan weg, die nog op het laatste moment uit mijn oog wist te ontsnappen.
'Ja. Samantha was net bij mij en ze probeerde me te kussen,' zeg ik en begin weer te huilen. Simon trekt me in zijn armen en legt mijn hoofd neer op zijn schouder.
'Hé, rustig,' sust hij me.
'Ik heb haar nog weggeduwd voordat ze het kon doen,' stamel ik.
'Het is oké,' stelt Simon me gerust. Hij pakt me vast bij mijn schouders en kijkt me met een vriendelijke glimlach aan. 'Je hebt haar niet gekust, dus er is niet aan de hand. En zij probeerde jou te kussen, niet andersom, dus het is niet jouw schuld,' zegt hij. Ik knik en veeg mijn tranen weg.
'Je hebt gelijk,' zeg ik. Simon glimlacht en kust me zacht. Ik sluit mijn ogen en kus hem teder terug. Dan trek ik weg.

'Ze weet nu wel dat wij verkering hebben...' zeg ik vervolgens. Simon haalt zijn schouders op.
'Dat hoeft toch geen geheim te zijn?' Zegt hij. Ik knik.
'Nee,' geef ik toe. Ik glimlach breed en kus Simon opnieuw.

*

Na het nieuws te hebben gekeken en een of andere vage film, lig ik naast Simon op zijn bed. Het is donker in de kamer, maar nog net licht genoeg om Simon te kunnen zien. Na een paar minuten in stilte naar hem gekeken te hebben, sluit ik mijn ogen. Ik kan aan Simons ademhaling en gewoel horen dat hij ook nog niet slaapt. Ik voel mezelf al snel een beetje wegdromen. Ik maak niet helemaal bewust mee dat Simon zich weer omdraait, maar ik merk het wel.

Zodra ik zijn hand dwars over mijn buik voel gaan en een kusje op mijn schouder voel, verschiet ik uit mijn slaap. Ik rol mijn hoofd naar Simon om en open traag mijn ogen. Zijn bruine ogen kijken recht in die van mij. Ik glimlach en druk een vlug kusje op zijn lippen. Dan sluit ik mijn ogen weer.

Simons vingers draaien rondjes op mijn zij. Het kietelt. Het liefste wil ik nu gewoon slapen, ik ben namelijk doodop. Maar Simon houdt me wakker. Hij streelt een rechte lijn langs mijn zij en draait dan weer rondjes. Ik open mijn ogen weer en zie dat Simon nog steeds naar me aan het kijken is. Ik weet dat hij nu bloost, ook al kan ik het niet zien.

'Siem, ga slapen,' zeg ik zacht. Hij zwijgt even.
'Maar je bent zo mooi,' zegt hij dan. Nu is het mijn beurt om te blozen. Overrompeld weet ik niet te zeggen. Het blijft eventjes stil terwijl Simon en ik elkaar aankijken.
'Dan ga je maar dromen over mij,' zeg ik. Simon zwijgt. Ik ook en sluit dan mijn ogen weer.
'Is goed,' zegt hij.
'Truste, Simon,' zeg ik.
'Truste,' murmelt hij. Ik voel mezelf al snel wegzakken en voordat ik het weet slaap ik.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top