43


Daniëls p.o.v.

De volgende ochtend word ik wakker. Slaperig kijk ik om me heen. Ik kijk op de klok en zie dat het bijna middag is. Ik heb gewoon heel de tijd geslapen. Ik gooi mijn benen over de rand van mijn bed en wrijf vermoeid door mijn ogen. Ik pak mijn mobiel en check of dat ik nog een berichtje van Simon heb gehad, maar er zijn alleen wat berichtjes in de groepsapp gestuurd. Eigenlijk had ik gehoopt dat Simon me gestuurd zou hebben dat het een fout was dat hij gisteren wegging en dat hij mij ook leuk vindt, maar dat heeft hij niet gedaan. Omdat het niet zo is.

   Ik sta op van mijn bed en loop de badkamer in. Onder mijn ogen bevinden zich wallen zo groot als bergen, en dat alleen maar door het huilen. Mijn ogen staan nog steeds bedroefd. Het ziet ernaar uit dat ik elk moment weer in tranen uit kan barsten. En dat kan ik ook. Ik wil gewoon niet dat mijn vriendschap met Simon over is. Desnoods zijn we gewoon nog vrienden, ook al heb ik gevoelens voor Simon. Alleen weet ik dat dat waarschijnlijk niet gaat.

   Stil ga ik mijn slaapkamer weer in en ga zuchtend op mijn bed zitten. Gefrustreerd maak ik het bed op en ga weer zitten. Terwijl een kleine traan uit mijn ooghoek ontsnapt, staar ik naar de grond. Ik denk aan het geweldige gevoel dat gisteren door mijn lichaam stroomde dat werd veroorzaakt door een persoon en hoe snel dat verpletterd werd door hetzelfde persoon, Simon, die zowat uit mijn kamer vluchtte. Hij had door dat ik hem leuk vind, en omdat hij mij niet leuk vindt, ging hij weg. Hij deed het vast om verdere ongemakkelijke situaties te vermijden. Het is allemaal mijn schuld dat onze vriendschap voorbij is. Als ik nou gewoon niet op Simon verliefd was geworden, dan was er geen probleem geweest.

   Simon had gelijk: dit kon alleen maar fout gaan. Dat is een feit. Ik wilde het alleen maar niet zien, gewoon het experiment een kans geven. Had ik nou maar naar hem geluisterd, dan was dit allemaal niet gebeurd en waren Simon en ik nog vrienden geweest. Dan had ik nu waarschijnlijk met Samantha gehad en had Simon achter iemand anders aan kunnen gaan. Maar nu ben ik verliefd op Simon en Simon verafschuwt me waarschijnlijk daardoor. Het ergste is dat ik er niets aan kan doen. Als ik dat wel kon, dan had ik er wel voor gezorgd dat ik niet verliefd was geworden op Simon.

   Kwaad sta ik op. Het is allemaal mijn eigen schuld. Het is mijn schuld dat het over is tussen mij en Simon. Ik ben blij dat ik hem niet eerder gekust heb, dan was onze vriendschap nog eerder voorbij geweest. Dat is goed van mezelf. Misschien had ik hem gewoon helemaal nooit moeten kussen en over mijn gevoelens voor hem heen zien te groeien. Ik staar naar mijn bed, waar Simon en ik gisteren nog op gekust hebben. Het voelde zo goed. Kwaad schop ik ertegenaan. Als ik het niet had gedaan, dan waren Simon en ik nog vrienden.

   Gefrustreerd draai ik me om naar mijn bureau. Daar staan de twee glazen van gisteravond nog. Uit één van de twee heeft Simon gedronken. Daar plaatst Simon wel graag zijn lippen op, maar niet op mij. Woest pak ik één van de glazen op en werp het krijsend kapot tegen de muur. Waarom moest het nou zo verkeerd gaan? Had het niet op z'n minst een beetje goed verlopen? Ik heb gewoon helemaal niets goeds aan het experiment overgehouden. Alleen maar een verneukte vriendschap en gevoelens voor iemand die me nooit terug leuk zal vinden. Alleen maar slechte dingen dus. Witheet van de woede op mezelf smijt ik het andere glas nu ook kapot tegen de muur.

   Ik val huilend op mijn knieën en sla met mijn armen op de grond. Simon zal me nu waarschijnlijk wel keihard aan het uitlachen zijn. Haha, zijn beste vriend voor jaren is opeens homo en is verliefd op hem. En weet je, ik neem het hem niet eens kwalijk. Ik kan niet boos zijn op Simon; ik houd teveel van hem om kwaad op hem te zijn. En daarom ram ik nog ene keer kwaad mijn armen op de grond. Zonder dat ik het bewust meemaak, doorboor ik mijn armen met de scherven van de glazen, die ik net nog zelf kapot heb gegooid. Hard huil ik. Mijn kamerdeur gaat open.
   'Daniël, gaat het wel?' Het is Sven.

Ik blijf huilen zonder dat ik een antwoord uit weet te brengen. Door het huilen kon ik geen een logische zin meer uitbrengen. Ik probeerde het niet eens meer. Bezorgd hurkt Sven naast me neer en slaat zijn armen om me heen.
   'Daniël, doe voorzichtig met je armen,' zegt hij zacht. Ik kijk hem boos aan, maar door mijn tranen is hij alleen een wazige vlek.
'Ik doe zelf wat ik wil!' Roep ik boos en ram nog eens drie keer met mijn armen op de grond. Sven moet zich niet zo met me bemoeien.
   'Rustig, Daan, het komt wel goed,' zegt Sven. Ik kijk hem zwijgend en hijgend aan.
'Het komt niet goed! Het is over tussen mij en Simon!' Zeg ik en sla nogmaals kwaad en gefrustreerd met mijn armen op de grond.

   'Maaaaam!' Roept Sven wanhopig en trekt me in een knuffel. Ik huil hard en lang op zijn schouder. 'Mam!' Roept hij nog een keer. Ik zou me zorgen moeten maken over de prikkende pijn in mijn onderarmen, maar ik kan me alleen maar zorgen maken over de pijn in mijn hart. Het lijkt onverdraaglijk. Mam komt de trap opgestormd en hurkt bij ons neer.

   Heel mijn lichaam trilt als een bezetene. Het harde snikken zorgt voor schokken door heel mijn lichaam heen. Waarom moest het nou zo fout gaan? Waarom kon het niet gewoon goed aflopen? Omdat het leven geen sprookje is! Daarom niet. Ik moest zonodig voor Simon vallen zonder dat ik het doorhad. En Simon had dat wel door. Daarom ging hij zo snel weg gisteren. Ik ben niet alleen verliefd op mijn beste vriend, die niet hetzelfde voor mij voelt, maar ik ben hem ook nog eens kwijt. Simon wil echt niet bevriend zijn met iemand die verliefd op hem is, en ik denk al helemaal niet als ik het ben. Hij zal me wel een of andere gek vinden.

   'Daniël, wat is er allemaal aan de hand?' Vraagt mam. Zelfs zij vindt me een of andere gek.
'Het is over met Simon,' stotter ik door mijn gesnik heen.
   'Dat zal vast niet,' zegt mam en wrijft over mijn rug. Ik schud mijn hoofd.
   'We moeten echt het ziekenhuis bellen,' zegt Sven zacht en wijst naar mijn armen.
   'Oh,' zegt mam zacht. Ze staat op en niet veel later hoor ik haar tegen de telefoon praten. Sven loopt ondertussen ook weg. Ze laten me allemaal vallen. Simon, mam, Sven, allemaal. Sven komt echter nog geen twee tellen later terug en wikkelt mijn onderarmen in een handdoek. Verward staat ik ernaar. Langzaamaan zie ik er bloed doorheen trekken, en dan pas besef ik me wat ik heb gedaan. Zwijgend kijk ik ernaar terwijl de tranen geruisloos uit mijn ogen blijven vloeien. Mam komt gehaast mijn slaapkamer in.

   'Hup, snel in de auto naar het ziekenhuis,' zegt ze.
   Sven helpt me met opstaan en met ondersteuning van hem loop ik de trap af. Hij zet me voorin neer in de auto en gaat haastig in de stoel achter me zitten. Mam stapt ook in en rijdt plankgas weg. Ik blijf ondertussen huilen.

Opeens lijkt alles op zijn plek te vallen. Simon negeerde en ontweek me natuurlijk heel de week al omdat hij door had dat ik hem leuk vind. Hij vindt mij niet leuk, dus daarom wilde hij me niet onder ogen komen. Het is natuurlijk niet leuk om iemand te vertellen dat je diegene niet terug leuk vindt. Nu heeft hij Sandra en mij die verliefd op hem zijn. En hij maar zo onzeker over zichzelf zijn. Simon is ontzettend leuk, en dat weet ik maar al te best.

   Na een kort ritje in de auto komen we aan in het ziekenhuis. Ik word meteen geholpen. Operatief worden de meeste scherven verwijderd, de scherven waar ze niet bij kunnen, zal mijn lichaam zelf langzaamaan naar buiten werken. De incisies worden gehecht en na een paar uur ben ik klaar. Vermoeid en beschaamd stap ik de behandelkamer uit. Mam rent bezorgd op me af en omhelst me strak. Ik begin te huilen op haar schouder. Mijn verwondingen zijn dan zover wel geholpen, maar mijn gebroken hart niet. Ik kom van mams schouder af en draai me om naar de arts. Hij schudt mijn moeders hand en vertelt wat hij allemaal gedaan heeft en over de scherven die nog in mijn armen zitten. Mam knikt begrijpelijk. Dan kijkt de dokter me met een kleine glimlach aan.

   'Heb je nog andere vragen?' Vraagt hij.
'Ja. Heb je iets tegen een gebroken hart?' Vraag ik. Hij lacht zacht en schudt zijn hoofd.
   'Nee, jammergenoeg niet. Het spijt me,' zegt hij. Ik knik. Samen met mam en Sven loop ik het ziekenhuis uit. Ik ga zitten in de auto en kijk naar de tientallen hechtingen in mijn armen. Dit heb ik mezelf aangedaan. En dat alleen maar omdat ik verliefd ben op Simon. Ik had nooit verwacht dat ik het zo erg zou vinden om op iemand verliefd te zijn.

   Ik wou dat ik nooit ja had gezegd tegen dat experiment. Ik had naar Simon moeten luisteren en achter Samantha aan moeten gaan. Misschien was ik dan nooit op haar verliefd geworden, wie weet, maar waarschijnlijk was ik dat wel nooit verliefd op Simon geworden en waren we gewoon vrienden gebleven. Ik had gewoon niet verwacht dat ik echt verliefd zou worden op Simon. Ik dacht dat zo'n experiment van een rare docente nergens op zou slaan, maar dat doet het wel. Wel voor mij in ieder geval. Mam legt troostend haar hand op mijn bovenbeen, maar het helpt niet.

   Zodra we thuis zijn aangekomen zet mam een kop thee voor me en wikkelt me in een deken. Zwijgend zit ik op de bank en staar voor me uit. Vorige week was het allemaal nog goed tussen mij en Simon. Nu is het voorbij. Mam komt naast me zitten en wrijft met haar hand over mijn rug. Ze vraagt wat er aan de hand is en wat er gebeurd is, en dan begin ik vanzelf te praten. Ik vertel over hoe Simon me heel de week al zowat negeerde en over de kus. Over hoe Simon wegging en over hoe ik toen huilend in slaap ben gevallen. Ik vertel over dat ik vanochtend al verdrietig wakker werd en dat het alleen maar erger werd. Ik vertel dat ik de glazen kapot gooide en ik vertel dat ik verliefd ben op Simon. En hij waarschijnlijk niet op mij. Al die tijd heeft mam stil geluisterd en me geprobeerd te troosten.

   'Het komt vast wel goed, Daniël,' zegt mam. Ik haal mijn schouders op en schud mijn hoofd. Ik geloof er niet in.
   'Ik weet zeker dat Simon jou ook leuk vindt, Daniël. Ik kon het gewoon aan hem zien. Misschien ging hij daarom zo snel gisteren, Daan. Omdat hij je leuk vindt en niet weet hoe hij daar mee om moet gaan,' zegt Sven. Ik zucht.
'Sven, je hoeft dat soort onzin echt niet uit te gaan kramen omdat je me wil troosten. Het helpt namelijk niet. Het geeft me alleen maar valse hoop,' zeg ik. Sven knikt.
   'Oké, als jij het niet wil geloven,' zegt hij.
'Nee, dat doe ik inderdaad niet,' zeg ik. Het valt stil en alleen mijn zachte gesnik nog te horen. Was het maar zo, dan waren er geen problemen geweest.

---

Het WhatsApp-groepsgesprek van de klas op Tap!:

https://taptap.app.link/63w6T2YcnD

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top