31
Daniëls p.o.v.
Samen met Simon zit ik op mijn kamer. Ik ben wat huiswerk aan het maken terwijl Simon aan het gamen is. Hij moppert wat over zijn teamgenoten en dan is hij weer stil. Ik vul een antwoord in dat pure onzin is, omdat ik geen zin heb om het op te moeten zoeken in de tekst. Ondertussen probeer ik niet meer aan het incident van gisteren te denken, maar op een of andere manier word ik er steeds weer aan herinnerd.
'Daan?'
'Mhm,' mompel ik.
'Doe je zo een potje mee?' Vraagt Simon. Ik kijk naar hem om en hij kijkt een keer snel van het scherm naar mij en dan weer terug.
'Natuurlijk,' zeg ik, schrijf mijn zin af en plof naast Simon neer op het bed. We doen een paar potjes tegen elkaar.
Zacht is Simons ringtone te horen. Hij haalt zijn mobiel uit zijn kontzak en kijkt gefocust naar zijn schermpje. Verbaasd kijkt hij dan naar me op.
'Mijn ouders zijn al thuis,' zegt hij.
'Huh, die zouden morgenavond toch pas thuiskomen?' Vraag ik verward.
'Ja, dat was wel de bedoeling. Maar één klant had afgezegd en konden ze dus eerder naar huis,' zegt hij. Ik knik.
'Zijn ze nú al thuis?' Vraag ik en wijs met mijn vinger naar het bed, om zogenaamd dit moment aan te wijzen.
'Ja, net,' antwoordt hij. Ik knik.
'Ga je vanavond dan thuis slapen?' Vraag ik terwijl mijn enthousiasme langzaamaan een beetje wegtrekt.
'Neuh...' zegt hij. Ik glimlach weer.
'Oké,' zeg ik. Hij knikt en begint te typen. Stil kijk ik toe. Zijn vingers bewegen razendsnel over zijn scherm heen. Ik kijk naar zijn gezicht, waar een kleine glimlach op staat. Zijn heldere, bruine ogen weerkaatsten het licht dat van zijn schermpje afstraalt. Hij scrolt een keer wat op zijn scherm en drukt dan zijn telefoon weer uit. Glimlachend kijkt hij naar me op. Ik glimlach blozend terug.
'Nog een potje?' Stelt Simon voor. Ik knik. We doen nog een potje Call Of Duty. Dan kijk ik op mijn mobiel of ik al mijn huiswerk al afheb. Mijn hart stottert even zodra ik zie dat we dinsdag een verslag voor Grieks moeten inleveren. Een handgeschreven levensverhaal van een of andere Romeinse filosoof. Een Romeinse filosoof bij het vak Grieks, mijn docenten hebben logica. Waarom heb ik dit gemist? Geschrokken kijk ik op naar Simon.
'Heb jij dat verslag van Grieks al af?' Vraag ik.
'Ja, allang,' zegt hij. Ik zucht.
'Is het veel?' Vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. 'Ik ben er nog niet aan begonnen,' stamel ik dan terwijl ik op mijn onderlip bijt.
'Ik denk dat het je wel lukt om het vandaag nog af te krijgen,' zegt hij. Ik knik.
'Dan begin ik er nu meteen aan,' zeg ik, spring van het bed af en ga aan mijn bureau zitten. Ik start mijn laptop op en begin zoveel mogelijk nuttige informatie op te zoeken en in mijn eigen woorden op te schrijven. Al snel krijg ik last van kramp in mijn hand.
'Heb je een vest dat ik aan kan?' Vraagt Simon na een halfuur. Ik schrik uit mijn focus en kijk maar hem om.
'Ja,' zeg ik en loop naar mijn kledingkast. Ik haal er een vest uit en gooi het naar Simon, die er een beetje bleek uitziet.
'Bedankt,' zegt hij en trekt het aan. Ik ga weer door met het verslag. Arme Seneca heeft een aantal verschrikkelijke zelfmoordpogingen gedaan die mislukten. En dat alleen maar omdat hij gedwongen werd om zelfmoord te plegen.
'Kan de verwarming aan? Ik heb het nog steeds niet echt warm,' zegt Simon dan. Verbaasd kijk ik naar hem om. Het is nou niet echt koud in mijn kamer.
'Ja,' zeg ik en draai de verwarming aan.
Ik ga weer door. Seneca dit, Seneca dat. Mijn hand doet ondertussen ontzettend pijn en is helemaal blauw van de pen. Ik zie Simon in mijn ooghoek door mijn kamer lopen. Hij pakt een fleece deken uit de mand, die in mijn kamer staat, en sleept hem mee naar het bed. Ik draai me naar hem om en zie hoe hij eronder gaat liggen. Strak wikkelt hij zich in de dekens en gaat dan bezig op zijn mobiel. Ik frons even en ga dan door met het verslag. Ik ben bijna klaar.
Na nog een kwartier van ijverig schrijven ben ik eindelijk klaar. Ik leg tevreden mijn pen neer.
'Ik heb het nog steeds koud,' zegt Simon dan. Ik draai mijn bureaustoel naar hem toe en kijk zwijgend naar de bleke Simon in mijn bed.
'Voel je je wel lekker?' Vraag ik bezorgd.
'Mwah, ik voel me een beetje beroerd,' zegt hij. Ik sta op van mijn bureaustoel en ga naast hem op het bed zitten. 'Hoofdpijn, keelpijn, mijn benen doen zeer en ik heb het ijskoud,' zegt hij.
'Hé, je moet niet ziek worden, hè,' zeg ik en voel met de rug van mijn hand aan zijn voorhoofd; hij is gloeiendheet. 'Je staat in brand, lijkt wel,' zeg ik.
'Zo voel ik me niet,' zegt hij.
Ik glimlach scheef naar hem en ga naast hem liggen. Voorzichtig trek ik hem dicht tegen me aan en leg zijn hoofd tegen mijn borstkas. Ik speel met de haren op zijn achterhoofd. Hij rilt helemaal.
'Beter zo?' Vraag ik. 'Warmer zo?'
'Ja,' mompelt hij tegen mijn schouder aan. Ik grijp naar mijn nachtkastje en haal er een zuigtablet uit. Ik druk hem uit het stripje.
'Hier, mond open. Is een paracetamol. Zuigtablet,' zeg ik. Simon doet zijn mond open en ik duw de paracetamol naar binnen.
'Bedankt,' mompelt hij met zijn mond vol. Ik sla mijn arm weer om Simon heen en zorg ervoor dat hij zo dicht mogelijk tegen me aanligt. Dan heeft hij het hopelijk wat warmer. Zelf voelt hij van buiten echt gloeiendheet aan, maar daar blijkt hij zelf niets van te merken. Ik streel voorzichtig met mijn hand over zijn bovenarm. Simon woelt zijn gezicht wat over mijn borstkas en zucht dan zacht.
'Die dinger zijn echt goor,' klaagt hij.
'Ik weet het, maar ze werken meestal wel snel,' zeg ik. Hij knikt. Dan is het weer stil. Ik blijf met mijn vingertoppen Simons bovenarm strelen. Mijn andere hand speelt met zijn zachte haren. Het is heerlijk rustig. Na een tijdje begint het rillen aanzienlijk minder te worden.
'Heb je er zin in om je ouders weer te zien?' Vraag ik dan. Simon haalt zijn schouders op.
'Ik vind het wel prima hier,' zegt hij. Ik lach zacht. Dan valt het weer stil in mijn kamer. Ik hoor dat Simons ademhaling na een paar minuten traag wordt. Voorzichtig kijk ik naar zijn gezicht, in de hoop dat ik hem niet wakker maak. Hij heeft zijn ogen gesloten en ademt licht. Hij is inderdaad in slaap gevallen. Hij ziet er schattig uit. Zijn bleke gezicht is ondertussen vervangen door een knalrood gezicht. Het puntje van zijn neus zit omhoog geduwd tegen mijn borstkas. Ik glimlach en laat mijn hand weer door Simons haar heen gaan. Niet veel later val ik zelf ook in slaap.
*
'Daniël, Simon, eten,' schrikt mam me wakker uit mijn slaap. Ik open mijn ogen en kijk naar de deuropening. Mam staat met een klein glimlachje naar ons te kijken. Ze geeft me een knipoog en verdwijnt dan de trap af. Simon kreunt een keer protesterend. Ik kijk naar hem terwijl hij zijn gezicht tegen mijn borst aan woelt.
'Siem, wakker worden. We gaan eten,' zeg ik zacht tegen hem en veeg een keer met mijn duim over zijn wang. Hij mompelt iets onverstaanbaars. Ik kruip omhoog, waardoor mijn linkerarm onder Simon vandaan glijdt. 'Wakker worden, slaapkop,' zeg ik en trek de dekens een stukje van hem af. Hij grijpt ernaar, maar ik haal de dekens nog verder weg zodat Simon er niet bij kan. 'Kom,' zeg ik en gooi mijn benen van het bed af. Ik kijk om naar Simon, die met moeite overeind komt. Bezorgd frons ik. 'Het gaat echt niet, hè?' Vraag ik bezorgd.
'Niet echt,' mompelt Simon. Zijn bruine ogen kijken me wazig aan. Ik sta op van het bed en loop naar de andere kant toe, zodat ik beter bij Simon kan.
'Kom, dan breng ik je naar huis,' zeg ik en haak mijn arm onder Simons oksels om hem te ondersteunen. Met wat hulp weet Simon overeind te komen. Ik gooi de deken op het bed en loop met Simon de trap af. Ik doe de tussendeur open en zet Simon er tegenaan.
'Blijf zo staan,' zeg ik en loop een paar stappen de woonkamer in. Mam, pap en Sven kijken verward naar me om. 'Ik ga even Simon naar huis brengen. Hij is niet lekker en zijn ouders zijn thuis, dus ik denk dat hij nu liever daar is,' zeg ik.
'Oké,' zegt mam. Ik loop weer naar Simon toe en doe de deur achter me dicht zodra ik Simon van de deurpost heb afgesleept. Ik help hem met het aantrekken van zijn jas en doe dan zelf ook mijn jas aan. Simon strompelt naar de voordeur.
'Ik fiets wel, dan kom jij bij mij op de fiets,' zeg ik en vis mijn fiets uit de schuur. Een paar tellen kijken Simon en ik naar de krakkemikkige bagagedrager, die nog niet eens twee kilo zou houden.
'Dat gaat 'm niet worden,' stamelt Simon.
'Dan moet je maar bij mij op de stang,' zeg ik. Simon knikt. Ik sleep zijn fiets naar die van mij. Ik haal hem van het standaard af en duw het stuur in Simons handen. 'Als jij jouw fiets vasthoudt, dan gaat dat prima,' zeg ik. Simon knikt. Ik stap op mijn fiets en gebaar dat Simon op de stang van mijn fiets moet springen. Met wat hulp van mij weet hij erop te komen.
'Klaar?' Vraag ik.
'Ja,' zegt Simon.
Ik begin te trappen. Eerst zwabber ik nog wat, maar al snel fiets ik stabiel naar Simons huis. Ik sla mijn ene arm om Simon heen zodat hij hopelijk niet valt. Ik kijk voorzichtig naar zijn gezicht. Hij ziet er bleek en beroerd uit. Hij trilt hard. Ik zucht zacht en rits mijn jas open. Ik trek Simon tegen me aan en zorg ervoor dat de flappen van mijn jas om hem gewikkeld zitten. Hopelijk krijgt hij het wat warmer door mijn lichaamswarmte en een extra jas. Lichtjes legt Simon zijn hoofd op mijn borst. Met een klein glimlachje kijk ik weer voor me.
Na twintig minuten fietsen komen we bij Simon aan. Ik zet mijn voet op de grond en kijk naar Simon. Slaperig haalt hij zijn hoofd van mijn borstkas af en springt met moeite van mijn fiets af. Zodra hij veilig op de grond staat, zet ik mijn fiets op zijn standaard en zet die van Simon weg in de schuur. We lopen samen naar binnen. Simon lijkt steeds minder energie te hebben. Mira komt verbaasd om het hoekje van de deur kijken zodra ze ons gestommel opmerkt.
'Hé, wat doen jullie hier?' Vraagt ze verward.
'Simon voelt zich niet lekker, dus ik kwam hem thuisbrengen,' antwoord ik.
'Oh, bedankt,' zegt ze. 'Moet ik ergens mee helpen?' Vraagt ze.
'Neh, ik help hem wel mee naar boven en leg alles wel klaar dat hij nodig heeft. Het meeste weet ik wel te vinden,' zeg ik. Mira knikt glimlachend.
'Bedankt, schat,' zegt ze.
'Geen probleem,' zeg ik terug. Mira gaat de woonkamer weer in. Ik wend me tot Simon, die net zijn jas ophangt. Ik glimlach klein naar hem. Klein glimlacht hij terug, maar al snel valt de glimlach van zijn gezicht.
'Kom, dan gaan we naar boven,' zeg ik en begeleid hem naar de trap.
'Ja,' mompelt hij. Ik kan zien dat hij enorm veel moeite heeft met zijn voet op de eerste trede te zetten. Volgens mij heeft hij griep, waardoor je door heel je lichaam een akelige spierpijn krijgt. Ik leg mijn ene arm in zijn knieholtes en de andere onder zijn schouders en til hem in één soepele beweging op.
'Zo, dat is wat makkelijker,' zeg ik en loop de trap op. Simon lacht zachtjes. Ik loop zijn kamer in en gooi zijn dekens open. Daarna zet ik hem neer op het bed. Simon trapt blozend zijn schoenen uit en kruipt onder de dekens.
'Dank je,' mompelt hij. Ik knik en ga zijn slaapkamer uit op zoek naar paracetamollen en een glas water. Zodra ik deze gevonden heb, ga ik terug Simons kamer in. Ik zet het neer op zijn nachtkastje, naast Simniël, en kijk dan naar Simon. Het is overduidelijk dat hij zich niet goed voelt.
'Snel beter worden, hè,' zeg ik en woel door zijn haren heen. Ik draai me om en loop naar zijn slaapkamerdeur. Wanneer ik bijna zijn kamer uit ben, klinkt Simons stem opeens zwak.
'Daniël..?' Zegt hij zacht.
'Ja?' Vraag ik terwijl ik me naar hem toe draai. Zijn bruine ogen kijken in die van mij.
'Kun je nog even bij me komen liggen?' Vraagt hij terwijl zijn hoofd zo rood wordt als een tomaat. Ik glimlach klein naar hem.
'Natuurlijk,' zeg ik en stap terug naar het bed.
Bovenop de dekens ga ik naast Simon op bed liggen. Ik glimlacht tevreden en draait zich naar me toe. Ik sla één arm om hem heen en trek hem tegen me aan. Traag sluit hij zijn ogen. Ik staar stil naar het nachtkastje achter hem.
'Bedankt, Daniël,' zegt Simon zacht.
'Geen probleem,' zeg ik terug. Ik speel mijn mijn vrije hand met Simons blonde haren. Zwijgend kijk ik naar Simniël, het vetplantje en cactusje hebben beide een bloemetje gekregen.
Na een kwartier is Simon in slaap gevallen. Voorzichtig kruip ik van het bed af. Ik controleer nog één keer of dat Simon alles in bereik heeft wat hij nodig kan hebben en vertrek dan.
'Doei,' zeg ik zacht zodra ik onderaan de trap ben, gericht naar Mira en Koos.
'Dag,' klinkt terug vanuit de woonkamer. Ik ga naar buiten en fiets naar huis. Thuis warm ik mijn eten op in de magnetron en ga dan nog wat huiswerk voor school maken. Ondertussen blijf ik maar hopen dat Simon snel beter wordt.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top