hoofdstuk 44

♪ Dreams – Fleetwood Mac ♪

     Verstomd sta ik bij mijn raam, starend naar Simon. Hij gunt me een laatste blik en crost dan weg van mijn huis. Dikke tranen druppelen over mijn wangen. Ik had Simon nooit moeten zoenen. Ik had hem nooit moeten dwingen.

     Ik baal ervan dat ik bevroren aan mijn bed genageld zat en mijn enige manier om hem proberen tegen de houden hem roepen was. Het was dezelfde fright or flight reactie die bij me optrad toen Simon en ik als enige overbleven voor het experiment.

     Voorzichtig voel ik aan mijn ketting op mijn borstkas en voel opnieuw tranen opwellen in mijn ogen. Dit was het dan. Dit was dan mijn vriendschap met Simon. Ik had naar Simon moeten luisteren toen hij zei dat het experiment alleen maar onze vriendschap kon verpesten, want hij had gelijk.

     Ik had hem beloofd dat ik het niet onze vriendschap zou laten verpesten, maar het is toch gebeurd. Ik heb de belofte verbroken. Ik heb hem bedrogen. Ik heb hem bezeerd.

     Ik hoor zijn woorden opnieuw en opnieuw afspelen in mijn hoofd.

     Ik wil dat je me kust.

     Ik wil dat je me kust.

     Ik wil dat je me kust.

     Ik

     wil

     dat

     je

     me

     kust.

     Heeft hij het echt zo gezegd of heb ik het me verbeeld? Heeft hij überhaupt ingestemd op de kus? Heb ik hem niet aangerand?

     Ik

     wil

     dat

     je

     me

     kust.

     Verward schud ik mijn hoofd. Nee, ik heb het hem echt horen zeggen. Ik zet mezelf af tegen mijn raam en ren de trap af. In de gang trek ik snel mijn schoenen aan en storm naar buiten.
     Gehaast haal ik mijn fiets van zijn slot af en zwaai mijn been over het zadel. Diep haal ik adem en fiets dan snel weg. De koude wind snijdt door mijn lichaam, volledig blootgesteld aan de wind omdat ik geen tijd had genomen om een jas aan te trekken.

     De zoen speelt af in mijn gedachten alsof ik een film kijk. Het moment ervoor keek ik nog naar Samantha op mijn scherm. Het meisje waar ik verliefd op zou moeten zijn op mijn scherm, de jongen waar ik werkelijk verliefd op ben recht naast me.

     Ik zie voor me hoe ik tussen zijn benen kroop en hoe onzeker de blik in Simons ogen was. Zelf was ik zo ontzettend nerveus. Hoe moest ik dit alles gaan doen na alle ruzies die we hebben gehad?

     Ik had het niet moeten doen.

     Ik voel tranen over mijn wangen stromen en ijskoud worden in de wind wanneer ik terugdenk aan Simons handen op mijn schouders om me tegen te houden. Hij wilde het niet.

     Ik denk terug aan hoe ik hem vertelde dat het maar voor de opdracht was, maar hij moet geweten hebben dat ik het helemaal niet voor de opdracht wilde doen. Ik heb hem na de date immers een paar keer geprobeerd te kussen en na de zoen vluchtte hij meteen mijn kamer uit.

     Ik vertelde hem bijna dat hij mij teleur zou stellen als hij het niet zou willen – niet voor het experiment, maar voor de volle honderd procent voor mezelf – maar wist de woorden in te slikken. Het had het er waarschijnlijk niet beter op gemaakt als ik het wel had gezegd.

     Het was niet "maar een kusje".

     Ik vraag me af of dat hij heeft toegestemd omdat ik zo aan het pushen was. Ik had hem nooit zo mogen pushen. Het was zo ontzettend fout van me en dit is wat ik ervoor terug heb gekregen.

     Ik wil dat je me kust.

     Ik zie mezelf Simons gezicht naderen en voel opnieuw de kriebels die ik toen door mijn buik heb voelen gaan. Ik kon heel mijn lichaam op tilt voelen slaan toen hij de woorden zei.

     Maar ik wilde niet te snel gaan voor Simon. Ik wilde hem tijd geven om te bedenken of het werkelijk was wat hij wilde. Ik wilde hem ruimte geven om weg te trekken van me. Hoe lastig het ook was, ik moest hem het moment dat het werkelijk bijna daar was de mogelijkheid kunnen geven om zich te bedenken. Het moest ook Simons keuze zijn.

     Daarom kon ik bijna een vreugdedansje doen toen ik hem zijn ogen zag sluiten en heel licht zijn lip tegen die van mij kon voelen tikken. Toen ik merkte – na nog een keer testen – dat hij echt niet wegtrok, kon ik mezelf niet langer inhouden en moest zijn lippen op de mijne voelen.

     Het contact overdonderde me volledig. Simons antwoord op mijn zoen had niet beter kunnen zijn. Het voelde fantastisch om zijn zachte lippen drukkend tegen de mijne te voelen.
     Ik bezweek bijna toen ik hem zich vast voelde grijpen aan mijn schouder. Ik wilde het meer dan alles. Nog nooit had ik iemand zo graag willen zoenen. Nog nooit heeft iemand zoenen zo goed gevoeld.

     Het voelde alsof ik een dip in een achtbaan maakte het moment dat Simon zijn hand in mijn haar nestelde en me dichter naar zich trok, de zoen zo verdiepte. Mijn lichaam sloeg op tilt toen ik zijn tong tegen mijn lip voelde.

     Alles voelde zo geweldig. Alles voelde werkelijk alsof Simon wilde dat ik hem kuste. Mijn lichaam stond in overdrive.

     Maar dat gevoel werd compleet verpulverd toen ik van hem loskwam om te checken of alles oké was – of het oké was als ik door zou gaan. Want dat wilde ik, doorgaan tot onze lippen zo dik zouden zijn van het zoenen dat het zeer zou doen.

     Een dikke traan rolt uit mijn oog.

     Ik moet gaan!

     En voor ik het wist was hij onder me uit, mijn kamer uit en vervolgens het huis uit. Ik heb alles tussen ons verpest. Ik heb de belofte verbroken.

     Hard trap ik op de rem wanneer ik Simons stem opnieuw in mijn hoofd hoor.

     Omdat ik geen homo ben.

     Verdwaasd staar ik voor me uit, stilstaand op het midden van het fietspad.
     Hij wilde me niet zoenen. Hij valt niet op jongens. Daarom ging hij zo snel weg. Ik heb het werkelijk verpest.

     Traag draai ik me om en step een paar stapjes vooruit. Ik kijk nog een keer over mijn schouder, naar de weg die ik af zou moeten leggen om bij Simon te komen. Klein schud ik mijn hoofd. Nee, het is afgelopen.

      Verslagen fiets ik naar huis, waar ik mijn fiets op de grond gooi en naar binnen vlucht. Binnen aangekomen ren ik naar mijn kamer.
     Ik huil en huil. Ik huil hard. Ik huil hard en weet niet meer hoe ik moet stoppen met huilen. Kwaad gooi ik mijn nachtkastje om en schop er een keer tegenaan – kwaad op mezelf, omdat ik alles zo heb weten te verpesten. Allerlei spullen die op het nachtkastje stonden, liggen nu kapot op de grond.
     Ik ga zitten op de rand van mijn bed en laat mijn gezicht in mijn handen vallen. Nog harder huil ik. Waarom heb ik alles zo verpest?

      'Daniël?' klinkt opeens zacht in mijn deuropening. Verbaasd kijk ik om, maar zie door mijn tranen niets anders dan een waas.
     Hoe erg ik ook had gehoopt dat het Simon zou zijn, aan de stem kan ik horen dat het Sven is. Ik knipper een keer stevig om mijn tranen uit mijn ogen te krijgen.
     'Gaat het?' vraagt hij en hurkt voor me neer. Ik kan alleen maar mijn hoofd schudden en nog harder huilen. Uitgeput val ik in zijn armen en huil op zijn schouder. Troostend wrijft hij over mijn rug.

     'Het is voorbij', hakkel ik en snik hard.
     'Wat is voorbij?' vraagt hij. Ik kan alleen huilen als antwoord. De zoen, die ik zo ontzettend fijn vond, is de reden dat het voorbij is. In plaats van dat er woorden uit mijn mond komen, komen er harde snikken en onverstaanbaar gebrabbel uit mijn mond.

      'Wacht, ik ga mama bellen', zegt hij en staat op. In mijn eentje blijf ik huilen.
     Het voelt alsof mijn borst uitgehold wordt, alsof ik wegrot van binnen. Het voelt alsof ik wegzweef in een eindeloos, leeg universum en ik nooit meer terug gevonden zal worden. Ik voel me verdwaald zonder Simon in mijn leven.

     'Mama, het gaat niet goed met Daniël', hoor ik Sven zeggen. Hard snik ik. Het gaat niet alleen niet goed met mij, het gaat ook niet goed tussen Simon en mij.
     'Hij is aan het huilen alsof er iemand gestorven is en hij kan niet eens meer fatsoenlijk ademhalen. Ik weet niet wat ik moet doen', zegt hij wanhopig. Kort blijft het stil, enkel mijn gesnotter te horen. 'Tot zo.'
     'Mama komt er zo aan', zegt hij en gaat naast me zitten. Huilend leg ik mijn hoofd op zijn schouder en staar afwezig voor me uit. Op dit bed heb ik net nog Simon gezoend. Op dit bed is onze vriendschap tot zijn eind gekomen.

     Na een lange tijd komt mama eindelijk thuis en rent ze bezorgd mijn kamer in. Ze hurkt neer voor me en pakt mijn hoofd met beide handen vast.
      'Daan, gaat het?' vraagt ze. Ik schud mijn hoofd terwijl de tranen maar blijven komen. Mijn keelpijn door het huilen is onverdraaglijk.

     Simon.

     Ik wil Simon. Simon moet me komen troosten. Hij is de enige die me op dit moment rustig zou kunnen krijgen – of juist meer gebroken, als hij me werkelijk vertelt dat hij onze vriendschap niet meer ziet zitten.
     Een harde snik verlaat mijn mond, waardoor ik mijn hand ervoor sla. Mama streelt mijn wang.

     'Hé, schatje, wat is er aan de hand?' vraagt ze zacht. Ik schud mijn hoofd. 'Daniël, Daantje, wat is er gebeurd?'
     Een kus, dat is er gebeurd. Ik denk aan hoe goed het voelde – en ik het waarschijnlijk nooit meer zal voelen. Hierdoor moet ik nog harder huilen. Ik sta op van het bed en duw mama een beetje aan de kant.

     'Laat me alsjeblieft met rust', stamel ik en loop naar de andere kant van het bed. Niemand kan me door deze shitshow begeleiden.
     'Maar Daniël, wat is er allemaal aan de hand?' vraagt mama nog een keer terwijl ik mijn schoenen uittrek.
      'Ik heb even tijd voor mezelf nodig', zeg ik en sla mijn dekens open. Niemand kan toch goedpraten wat er gebeurd is. Niemand kan toch invloed hebben op wat ik heb gedaan.

     Ik kruip onder de dekens en begraaf mijn hoofd in het kussen, sla de dekens over mijn hoofd. Hier hebben Simon en ik net nog gezeten. Nog geen uur geleden was alles nog goed tussen ons. Ik wil hier eigenlijk helemaal niet liggen.

     'Je kunt alles tegen me zeggen, Daniël. Ik ben beneden', probeert mama nog een keer en dan hoor ik haar mijn kamer verlaten. Achter me wordt wat gerommeld, wat aangeeft dat Sven de troep aan het opruimen is. Ik voel me schuldig, maar lig roerloos in mijn bed, niet in staat me te bewegen. De situatie heeft me verlamd.

     'Het is Simon, of niet?' vraagt hij. Ik haal de dekens van mijn hoofd af en kijk naar Sven, die naast me op het bed komt zitten.
     'Ja...' stamel ik, mijn stem niet meer dan een zachte fluistering, mijn keel zo schraal van het huilen dat spreken zeer doet.
     'Wat is er gebeurd?' Bijna voelt het alsof ik ga kotsen wanneer ik begin te praten.

     'We hebben gekust en hij vluchtte meteen weg', zeg ik en kruip een beetje overeind. Sven wrijft over mijn rug.
     'Hij wist niet hoe snel hij weg moest komen. En het voelde godverdomme zo goed, Sven. Ik ben verliefd geworden op hem door dat kut experiment. Maar hij is niet op mij, dus zal onze vriendschap nooit meer hetzelfde zijn. Het is over', huil ik. Sven trekt me op zijn schouder en probeert me te sussen.
     Wat had ik graag gewild dat het Simon was die me troostte, maar hij is juist de reden dat ik aan het huilen ben.

     'Ik wil gaan slapen', stamel ik. Als ik slaap, kan ik het probleem ontwijken, vermijden. Als ik slaap, hoef ik er niet aan te denken.
     'Is goed. Welterusten, Daan', zegt hij, stopt me onder en verlaat dan mijn kamer.

♪ Purple Rain – Prince ♪

     In stilte lig ik in mijn bed, starend naar mijn plafond. Sinds het moment dat Simon gisteren weg is gegaan en Sven me op bed heeft gelegd, lig ik al onbewogen hier. Mijn hoofd voelt vol van emoties, maar mijn lichaam voelt leeg, alsof mijn ziel ergens buiten me bungelt.
     Alles is verwoest na mijn zoen met Simon gisteren, en ik heb het er zelf zo naar gemaakt. Ik ben een idioot.

     Traag draai ik mijn hoofd om naar mijn nachtkastje, waar de klok aangeeft dat het vroeg in de middag is. Mijn ogen glijden naar de kom die naast mijn klok staat – een bak met cornflakes die Sven vanochtend klaar heeft gezet voor me. Ik kon echter nog geen twee happen door mijn keel krijgen, zo ontdaan van alles dat het ontbijt naar een bak melk met uitgebrande sigarettenpeuken smaakte.

     Met een zware hand pak ik mijn mobiel op van mijn nachtkastje en scan de meldingen die er staan, check of Simon me nog iets heeft gestuurd. Mijn hart zinkt in mijn borst zodra ik zijn naam nergens voorbij zie komen. Ik had zo gehoopt dat hij me een bericht gestuurd zou hebben om te zeggen dat het fout was dat hij gisteren wegging en dat hij me ook leuk vindt, maar het bericht is nergens te vinden.

     Omdat dit niet het geval is.

     Ik voel een diepe scheur vormen in mijn borstkas. Met een harde klap laat ik mijn mobiel weer op mijn nachtkastje vallen en laat mijn arm vallen, waardoor hij zwakjes bungelt over de rand van het bed. Zwijgend rol ik mijn hoofd weg van mijn nachtkastje, staar huilend naar het plafond zonder ook maar enig geluid te maken. De tranen stromen als warme rivieren over mijn wangen naar het kussen, krioelen over allerlei verschillende paden naar de stof onder mijn hoofd. Sommige stromen zelfs vervelend mijn oren in, maar ik kan me er niet toe zetten ze weg te vegen. Al mijn energie, fut en motivatie zijn vertrokken het moment dat Simon mijn kamer uit rende.

     Haperend haal ik mijn neus op, en in de pauze die volgt, luister ik naar het geritsel van de blaadjes aan de bomen buiten, in de enorme leegte die het universum is. Ik begin harder te huilen en – hoe hard ik het ook probeer te voorkomen – voel diezelfde leegte mijn lichaam binnendringen en elke hoekje en gaatje in beslag nemen. Ik ben een lege huls, alle emoties van me ontnomen, terwijl er ondertussen juist ook weer de grootste storm van emoties plaatsvindt in mijn hoofd.

      Mijn hoofd tolt en tolt en tolt. Dat experiment, dat verdomde experiment. Ik wil niet dat mijn vriendschap met Simon over is. Desnoods blijven we gewoon vrienden, ook al ben ik zo dol op hem – alles om hem niet kwijt te raken. Maar ik weet dat dit waarschijnlijk niet gaat. We zullen er allebei onder lijden.

      Er schiet een sprankje hoop door mijn borst zodra ik mijn mobiel hoor trillen, maar de hoop sterft weg als een uitdovende vlam zodra ik zie dat het slechts een melding is in de groepsapp van de klas. Ik demp het gesprek en laat mijn hoofd weer op het kussen vallen.
     Ik voel me leeg, zo verdomd leeg. Maar ik voel me juist ook weer zo droevig en schuldig, zo ontzettend schuldig. Ik ben de reden dat alles verpest is tussen Simon en mij. Ik heb het hele experiment geprobeerd zo goed voor hem te zijn, maar had daarbij niet door dat ik ondertussen zo hard voor hem aan het vallen was. Er komt een steek in mijn borst. Ik wil hem zo graag, maar kan hem nooit meer hebben.

     Simon had gelijk: dit experiment kon alleen maar fout gaan. Het is een glashard, oneerlijk feit. En ik was zo dom om het niet in te willen zien, wilde het gewoon een kans geven. En zie waar dit toe geleid heeft. Had ik maar geluisterd, dan was dit allemaal nooit gebeurd en waren Simon en ik nog beste vrienden geweest.

     Ik denk aan het geweldige gevoel dat gisteren door mijn lichaam stroomde toen ik Simon zoende, maar hoe snel dat gevoel verpletterd werd door ook Simon, die zowat mijn kamer uit vluchtte. Hij had door dat er voor mij veel meer achter zat dan "enkel een kusje", en omdat dit niet voor hem geldt, ging hij zo snel weg. Het was waarschijnlijk zijn manier om verdere ongemakkelijke situaties te vermijden.

     Kwaad sta ik op van mijn bed, kijk radeloos om me heen. Het is allemaal mijn eigen schuld. Het is mijn schuld dat het over is tussen Simon en mij.
     Ik ben zo opgelucht dat ik hem niet eerder gezoend heb, dan was onze vriendschap nog eerder voorbij geweest. Ik had Simon nooit mogen zoenen. Ik had het moeten laten gaan en had mezelf ertoe moeten zetten over mijn gevoelens heen te groeien.
     Ik staar naar mijn bed terwijl mijn ademhaling diep en gehaast begint te worden. Daar hebben Simon en ik gisteren gezoend. Het voelde zo goed.

     Opeens voel ik de leegte in mijn lichaam gevuld worden door hitte, vlammen en vonken van woede en zie een rode waas voor mijn ogen komen. Kwaad schop ik tegen het bed aan. Als ik hem niet gezoend had, waren we nog vrienden. Ik had na die eerste keer tegengehouden worden door Simon de boodschap al moeten begrijpen.
     Gefrustreerd draai ik me om naar mijn bureau, waar de drinkglazen van Simon en mij nog staan van de dag ervoor. Uit één van de twee heeft Simon gedronken. Daar plaatst Simon wel graag zijn lippen op, maar niet op mij.

     Woest pak ik één van de glazen op en werp het krijsend kapot tegen mijn slaapkamermuur. Waarom moest het nou zo verkeerd gaan? Waarom heb ik het zo ver laten komen? Het is mijn verdomde schuld. Zowel Simon als ik hebben niets goeds of waardevols aan het experiment overgehouden, enkel een verneukte vriendschap. Mijn schuld. Witheet van de woede op mezelf smijt ik nu ook het andere glas kapot tegen de muur met een harde kreet.

     Mijn benen bezwijken onder mijn lichaam zodra de krachtige woede wordt omgeslagen naar fragiel, oncontroleerbaar verdriet. Huilend val ik op mijn knieën en sla de restanten van de woede uit mijn lichaam door met mijn armen op de grond te slaan.
     Simon zal me nu waarschijnlijk keihard aan het uitlachen zijn. "Haha, mijn beste vriend van jaren valt dus blijkbaar ook op jongens en is verliefd op me door een knullig experiment van een gestoord wijf." En weet je, ik kan het hem niet eens kwalijk nemen. Het is begrijpelijk. Daarnaast houd ik ook te veel van hem; ik kan niet kwaad zijn op hem. Enkel op mezelf.

     In de hoop van deze woede af te komen, ram ik nog een paar keer mijn armen op de grond terwijl ik een kreet uitstoot, doorboor ondertussen onbewust mijn armen met de scherven van de glazen die ik net kapot gesmeten heb. Hard huil ik. Het is over, zo definitief over.

     Verbaasd kijk ik op wanneer ik mijn kamerdeur open zie gaan, maar alles in mijn blikveld is een waas door mijn overvloed aan tranen.
     'Daniël, gaat het wel?' vraag Sven, die ik vaag op kan maken door mijn tranen heen. Mijn tranen blijven ongestoord stromen terwijl ik een antwoord probeer uit te brengen, maar ik weet niets anders dan snikken en gebrabbel over mijn lippen te krijgen. Ik had zo gehoopt dat het Simon zou zijn. Bezorgd hurkt Sven naast me neer en slaat voorzichtig zijn armen om me heen.

      'Daniël, doe voorzichtig met je armen', zegt hij zacht. Boos trek ik me uit zijn grip en probeer hem aan te kijken, maar door mijn tranen is hij enkel een wazige vlek. Eindelijk klaart mijn zicht een beetje op en kan ik zien hoe bleek en beroerd Sven eruit ziet.
     Hoe durft hij me te vertellen wat te doen? Ik heb de afgelopen tijd al genoeg geluisterd naar wat ik moet doen, wat geleid heeft tot mijn verwoeste vriendschap met Simon. Ik heb wel genoeg geluisterd naar anderen de laatste tijd.

     'Ik doe wat ik zelf wil!' roep ik boos uit en ram nog drie keer met mijn armen op de met scherven bedekte grond. Sven is wel de laatste die zich met me mag bemoeien.
     'Daan!' roept hij nog als waarschuwing, maar rent dan mijn kamer uit – net als Simon gisteren deed. Hard huil ik terwijl ik Sven hoor overgeven in de wc.

     Simon heeft me verlaten.

     Sven strompelt terug mijn kamer in en knielt weer voor me neer.
     'Rustig, Daan, het komt wel goed', zegt hij en legt zijn hand op mijn knie. Hoe kan hij dit nou weer zeggen? Wie is hij om hierover te oordelen?
     'Het komt niet goed! Ik heb alles vernield wat er tussen Simon en mij was en het kan niet hersteld worden!' zeg ik en sla nogmaals kwaad en gefrustreerd met mijn armen op de grond. Op een of andere manier vind ik het gevoel fijn, blij dat het prikkende gevoel me eindelijk iets anders kan laten voelen dan leegte, woede of verdriet. Sven grabbelt wanhopig onder mijn bureau en geeft over in de prullenbak die er staat.

     'Maaaaaaam!' roept hij wanhopig hierna en trekt me in een strakke knuffel. Ik voel verdriet mijn lichaam overspoelen en voel hoe het mijn woede wegslaat als de harde slag van een golf. Nu huil ik zonder mezelf ervan te weerhouden geluid te maken. 'Mama!' roept hij nog een keer.
     Misschien zou ik me zorgen moeten maken over de prikkende pijn in mijn onderarmen, maar het lukt me niet. Ik kan me alleen zorgen maken om de stekende pijn in mijn hart. Het lijkt haast wel onverdraaglijk. Het voelt verstikkend, benauwend, wurgend.

     Ik hoor iemand de trap op stormen en al snel is er een tweede stem in mijn kamer. Ik voel een extra hand op mijn schouder.
     'Daniël, wat is er allemaal aan de hand?' klinkt mama's stem.

     Heel mijn lichaam trilt als een bezetene. Harde snikken zorgen voor schokken door heel mijn lichaam heen. De hitte van mijn woede is overgenomen door de vrieskou van verdriet, samen met kabbelende, warme golven van boosheid en schuld.

     Waarom moest het zo fout gaan? Waarom kon het niet gewoon goed aflopen? Omdat het leven verdomme geen sprookje is, daarom niet. Ik moest zo nodig voor Simon vallen en had het pas door toen het al te laat was. Simon had het al eerder door. Daarom ging hij zo snel weg gisteren.

     Ik ben niet alleen verliefd op mijn beste vriend, ik ben hem ook nog eens kwijt. Simon wil echt niet bevriend zijn met iemand die verliefd is op hem, en al helemaal niet als ik diegene ben.

     'Het is over met Simon', stotter ik, niet helemaal klaar om dit nu al uit te moeten spreken. Door het uit te spreken, maak ik het echter dan het al voelt voor mezelf. Hard snik ik.
     'Dat zal vast niet', zegt mama en wrijft over mijn rug. Ik schud mijn hoofd gefrustreerd. Ze weten de situatie niet.
     'Ja, dat zal vast wel!' roep ik en sla mijn armen opnieuw gefrustreerd op de grond. Ze begrijpen me niet.

     'Daan!' roept mama.
     'We moeten echt het ziekenhuis bellen', zegt Sven, zijn gezicht lijkbleek door de situatie voor zich. Hij heeft de prullenbak ondertussen strak vastgeklemd in zijn armen, klaar om nog een keer over te geven.
     'Ja, blijf jij hier, dan bel ik meteen', zegt mama. Ze staat op en gaat mijn kamer uit, waar ik haar vervolgens hoor praten op de gang. Sven staat nu ook op en verlaat mijn kamer.
     Hard ga ik door met huilen. Ze laten me allemaal vallen. Mama, Sven, maar vooral Simon.

     Verbaasd kijk ik op wanneer ik Sven mijn kamer terug in zie komen met een handdoek. Hij hurkt voor me neer en wikkelt voorzichtig mijn armen in de handdoek terwijl hij kokhalst. Verward staar ik naar het bloed dat erdoorheen lekt terwijl Sven kokhalst boven de prullenbak.
     Wanneer de handdoek op meerdere plekken donkerrood kleurt en Sven nogmaals overgeeft, besef ik pas wat ik heb gedaan. Sven kan niet tegen bloed, ik heb mijn armen zojuist doorboord met tientallen scherven en ik heb hem daarmee opgescheept. Ik ben een lul. Ik ben weer de schuldige voor de miserabele stemming die er is.

     'Sorry', stamel ik met een harde snik. Mijn armen beginnen te trillen van alle spanning en schrik, alles bedekt in bloed. Sven spuugt nog wat slijm uit. Nog sneller beginnen mijn handen te trillen, nu ook door de pijn.
     'Het is oké', stamelt hij hees.

     'Hup, snel in de auto naar het ziekenhuis', zegt mama, die gehaast mijn slaapkamer inkomt. Sven helpt me met opstaan en begeleidt me naar beneden. Daar neemt mama het kort van hem over, waardoor hij snel een plastic tas weet te pakken en deze meeneemt de auto in. Hij plaatst me op de achterbank en stapt in aan de andere kant van de auto.

     Nog maar een week geleden zat ik ook zo met Simon in de auto, na onze eerste officiële date. Dat is nu officieel voorbij.

     Alsof ik een buitenlichamelijke belevenis heb staar ik naar de met bloed doordrenkte handdoek om mijn armen heen, zie hoe hard mijn handen beven. De pijn voelt ondertussen niet meer als prettig, maar als onuitstaanbaar. Het doet zo veel pijn, zo onverdraaglijk veel pijn.

     Opeens begint alles van de afgelopen weken op zijn plek te vallen. Hij heeft zo vaak gehint op Samantha en waarom ik niet achter haar aan ga. Hij negeerde me en ontweek me de hele week omdat hij al doorhad dat het experiment invloed op me heeft gehad en ik voor hem gevallen ben. Omdat hij dat niet voor mij is, wilde hij me niet onder ogen komen. Het is natuurlijk verschrikkelijk om iemand af te moeten wijzen – en iemand met zo'n goud hartje als Simon kan dat al helemaal moeilijk. Het leidde tot een paniekaanval bij Sandra.

     Ik denk terug aan onze ruzie over het experiment na een korte discussie over Samantha. Ik kan nog precies horen hoe hij het experiment toen "bullshit" noemde. Hoe hij het "debiel" noemde, "verschrikkelijk", en hoe hij haast schreeuwde dat hij het niet met het experiment eens is. Hoe dat hij het experiment haat. Dat hij het experiment haat omdat hij geen homo is.

     Ik hoor de woorden opnieuw en opnieuw afspelen in mijn hoofd, als een bandje dat vastloopt, en voel de tranen ongecontroleerd uit mijn ogen komen. Simon is niet zo, Simon is geen homo. Hij valt niet op jongens, dus ook niet op mij.

     Na een kort ritje in de auto komen we aan bij het ziekenhuis. Ik word meteen geholpen en alles gaat zo vlug en mijn emoties zijn nog steeds zo'n overweldigende wervelwind, dat ik niet meer precies weet wat er allemaal gedaan en gebeurd is.
     Vermoeid en beschaamd stap ik de behandelkamer uit, mijn lichaam bijna weer overmeesterd door dezelfde leegte als eerder in de middag. Mama rent bezorgd op me af en omhelst me strak. Dit is het moment dat ik weer begin te huilen.

     Mijn verwondingen zijn dan wel zover geholpen, maar mijn gebroken hart niet – net zo min als mijn vermorzelde vriendschap met Simon.

    Ik kom van haar schouder af en kijk naar Sven. Zijn ogen glijden over mijn armen, waar nu tientallen hechtingen zitten. Hij kokhalst boven zijn plastic tas. Overdonderd door het schuldgevoel draai me om naar de arts.

     'De meeste scherven hebben we kunnen verwijderen, maar sommige zitten op plekken die lastig te bereiken zijn zonder verdere schade aan te brengen. Dit zou geen probleem op moeten leveren. Uiteindelijk zal het lichaam ze zelf naar boven werken of blijven ze waar ze zitten, wat beide niet voor problemen zou moeten zorgen. Er kan altijd contact over worden opgenomen. Alles is gehecht en zou spoedig moeten genezen. Hij kan eventueel paracetamol nemen tegen de pijn, maar niet meer dan acht tabletten per dag', legt hij uit. Mama knikt begrijpelijk.

     'Hebben jullie nog vragen?' vraagt hij.
     'Heeft u iets tegen een gebroken hart?' stamel ik en ik wil mijn hand op mijn voorhoofd slaan voor hoe dom, stom en cliché het klinkt. De arts lacht zacht en schudt zijn hoofd.
     'Helaas niet, knaap. Het meisje dat voor je gebroken hart heeft gezorgd moet wel erg bijzonder zijn geweest als ze je hiertoe heeft gedreven', zegt hij en ik voel mijn hart in mijn borst zinken. Waarom moet hij er vanuit gaan dat het een meisje is? Het is mijn beste vriend, en dat maakt het nog vele malen erger.
     'Ik–' stamel ik. De arts geeft een bemoedigend klopje op mijn schouder, waardoor ik stilval.
     'Het komt goed, jongen. Rust goed uit', zegt hij. Zwijgend knik ik.

     'Kom, Daan, dan gaan we naar huis en leggen we je op bed', zegt mama en schudt de arts de hand. 'Fijne dag.'
     'Fijne dag. Twijfel niet om te bellen bij vragen', zegt hij. Mama knikt en begeleidt me het ziekenhuis uit; Sven strompelt achter ons aan als een verslagen puppy, de bebloede handdoek en plastic tas in zijn hand.

     Ik ga op de achterbank zitten, waar Sven weer naast me plaatsneemt. Samen kijken we zwijgend naar de tientallen hechtingen, wat ervoor zorgt dat Sven weer overgeeft, deze keer in de plastic tas.

     Dit heb ik mezelf aangedaan, enkel omdat ik in een onbeantwoorde liefde voor Simon ben beland. Ik had nooit verwacht dat ik het zo erg zou vinden om verliefd te zijn op iemand. Zo erg kan het dus zijn om verliefd te worden – ik was gewoon te naïef om het in te zien in het begin.

     Sven veegt zijn mond af aan een schoon stukje handdoek en gooit hem daarna op de bijrijdersstoel. Wanneer hij weer recht zit, leg ik verslagen mijn hoofd op zijn schouder.
    Ik wil dat ik nooit ja had gezegd tegen het experiment. Ik had echt naar Simon moeten luisteren en niet mee moeten doen. Ik had naar hem moeten luisteren toen hij zei dat ik achter Samantha aan had moeten gaan. Misschien was ik dan nooit verliefd op haar geworden, maar dan was ik misschien ook nooit op Simon verliefd geworden. Dan waren we nu nog vrienden geweest. Ik had aan het begin van het experiment gewoon echt niet verwacht dat ik verliefd zou worden op Simon.

     Thuis aangekomen wikkelt Sven me in een deken en geeft mama me een kopje thee. Zwijgend zit ik op de bank en staar voor me uit, onzeker over welke emotie ik voel. Vorige week was alles nog in orde tussen Simon en mij, nu is het voorbij.
     Mama komt naast me zitten terwijl Sven naar boven gaat om zich op te frissen. Troostend wrijft mama haar hand over mijn rug en vraagt wat er aan de hand is, waardoor ik begin te praten.

     Ik vertel over onze ruzie over Samantha van vorige week, over onze ruzie over het experiment, over hoe Simon me deze hele week negeerde en over de kus. Over hoe Simon mijn kamer uit stormde en over hoe ik huilend in slaap ben gevallen.
     Sven komt weer de woonkamer in en neemt voorzichtig plaats bij ons, wrijft geruststellend over mijn bovenbeen.
     Ik vertel over dat ik vanochtend verdrietig wakker werd en het alleen maar erger werd tot op het punt dat ik niets meer voelde behalve leegte. Over hoe ik boos op mezelf werd omdat ik de schuldige ben voor de situatie en ik daarom de glazen kapot gooide. Ik vertel dat ik verliefd ben op Simon. En hij niet op mij.

     'Het komt vast wel goed, Daniël', zegt mama. Ik haal mijn schouders op en schud mijn hoofd. Het zijn maar leugens. Ze weten niet wat er allemaal gebeurd is, hoe Simon sprak en hoe Simon gisteren keek.
     'Ik weet zeker dat Simon je wel leuk vindt, Daniël. Geloof me of niet, maar je weet hoe ik gelijk had in andere situaties. Ik kon gewoon aan Simon zien dat hij je ziet zitten, eerder dan dat hij zelf doorhad. Misschien ging hij daarom zo snel weg gisteren. Omdat hij je leuk vindt en hij niet weet hoe hij daarmee om moet gaan. Omdat hij hetzelfde denkt als jij', zegt Sven dan. Ik zucht.

     'Sven, je hoeft dat soort onzin echt niet uit te kramen omdat je me wil troosten. Het helpt namelijk niet. Je geeft me zo alleen maar valse hoop', zeg ik, hoe graag ik zijn woorden ook zou willen geloven. Sven haalt zijn schouders op.
     'Prima, als jij het niet wil geloven', zegt hij.
     'Nee, dat wil ik inderdaad niet', snik ik. Was het maar zo, dan waren er geen problemen geweest.

     'Kom, Daan, dan leg ik je boven op bed. Dan kan je even uitrusten', zegt mama. Ik knik en sta met haar op. Ook Sven loopt met ons mee naar boven.
     Op mijn kamer nestel ik me in mijn onopgemaakte bed, diep begraven in de dekens en kussens. Mama zet een glas water met een pakje paracetamol neer op mijn nachtkastje, waardoor ik terugdenk aan de dagen dat Simon ziek was. Alles doet me denken aan Simon, en aan hoe ik waarschijnlijk al veel eerder voor hem aan het vallen was dan dat ik zelf doorhad.

     Mama en Sven ruimen mijn kamer op. Mama ruimt alle glasscherven op terwijl Sven mijn prullenbak schoonmaakt. Ondertussen lig ik roerloos in mijn bed, weer gevuld met de leegte van overweldiging. Wanneer ze klaar zijn, geeft mama een kus op mijn voorhoofd en verlaat mijn kamer. Sven blijft echter even twijfelend staan.

     'Vind je het oké als ik even op je telefoon kijk of je nog berichten hebt gehad?' vraagt hij.
     'Doe maar, er zal waarschijnlijk toch niets belangrijks staan', stamel ik. Sven loopt naar mijn nachtkastje toe en ontgrendelt mijn mobiel. Hij blijft even stil, wat me al genoeg vertelt. Er klinkt zacht wat vaag geluid uit mijn telefoon.

     'Hij heeft niets gestuurd,' begint hij, 'maar hij is wel aan de deur geweest', zegt hij dan. Mijn hart maakt haast een sprongetje van vreugde, maar ik voel het verdwijnen als een handje zand in de wind. Wat als het was om me te vertellen dat hij niet langer bevriend kan zijn met me?

     Suf draai ik mijn hoofd naar Sven, die mijn telefoon naar me draait. Beeld van onze voordeurcamera vult mijn scherm. Een verstrooide en gepanikeerde Simon is te zien, wachtend tot de deur open wordt gedaan. Ik weet niet wat ik anders durf te voelen behalve leegte.

     'Moet ik hem een berichtje sturen?' vraagt Sven. Met moeite schud ik mijn hoofd. Als hij deze kant op komt om werkelijk te zeggen dat het over is, weet ik niet of ik dat kan doorstaan.
     'Nee, hij laat wel van zich weten als het belangrijk was', zeg ik en wrijf door mijn ogen. Twijfelend kijkt Sven me aan. 'Ik heb ook echt even rust nodig.'

     Was Simon maar tien minuten eerder gekomen, dan was dit alles misschien niet gebeurd.
     Diep ademt Sven in en uit, kijkt nog een keer naar de verwarde Simon op mijn scherm. Na korte twijfel legt hij toch mijn telefoon weg.

    'Rust goed, Daan', zegt hij.
    'Ik ga mijn best doen. Sorry voor alles', reageer ik hierop.
     'Er is niets om sorry voor te zeggen', zegt Sven en verlaat met deze woorden mijn kamer. Ik snik.

     Er is juist zo veel om sorry voor te zeggen.

--------------------

Wil je sneller verder kunnen lezen? "20 leerlingen in één klas" is te koop via Brave New Books, verschillende webshops en boekenwinkels! In het hoofdstuk "Het boek kopen" vind je eventueel meer informatie. De boeken zijn makkelijk te vinden met ISBN 9789464925821 en/of ISBN 9789464925838. Door het boek te kopen kun je helemaal zelf bepalen wanneer je verder leest. :)

Heb je iets meer geduld? Dan kan je elke dinsdag en elke donderdag een nieuw hoofdstuk verwachten!

Op "20 leerlingen in één klas" volgt ook de spin-off "40 seconden met één jongen". Ook "40 seconden met één jongen" is te koop via Brave New Books, verschillende webshops en boekenwinkels! De boeken zijn makkelijk te vinden met ISBN 9789464926026 en/of ISBN 9789464926033. Door het boek te kopen kun je helemaal zelf bepalen wanneer je aan het vervolg begint! :)

Voor "40 seconden met één jongen" kan je elke woensdag en elke vrijdag een nieuw hoofdstuk verwachten!

(Als je de verhalen nog niet kent, zou ik niet aan "40 seconden met één jongen" beginnen voordat je "20 leerlingen in één klas" hebt gelezen!)

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top