Deel 7
'Het is al laat.' Zegt Kaloz na een tijdje mij gehuil aangehoord te hebben. Hij zucht diep. 'Je mag opstaan, prinses.' Ik gehoorzaam, trillend.
'Kleedt je aan,' zegt Kaloz zacht in mijn oor. Ik ril. 'Je bent een zuidelijke meisje. Ik wil niet dat mijn kostbaarste bezit doodvriest.'
Ik doe wat hij wil en trek mijn gescheurde jurk aan.
Ik ga op zijn bed liggen. Op mijn zij. Tranen stromen als ik terugdenk aan mijn mooie bed en mijn familie. Ga ik ze ooit nog terug zien? Ik kruip onder de warme dekens en negeer de stank van Kaloz die over de dekens hangt. Ik doe mijn best niet te denken aan alle vrouwen die voor me in zijn bed hebben gelegen.
'Wat doe je in mijn bed?' Vraagt Kaloz zogenaamd verbaasd. Het is het enige bed in de kamer en Kaloz is mijn beste kans. Liever met Kaloz dan met al zijn mannen.
'Slapen?' Piep ik verward door zijn vraag. Kaloz sluipt op me af. Bijna als een roofdier.
Hij maakt afkeurende geluidjes en schudt zijn hoofd naar me. 'O? Meisjes die mijn bed in gaan moeten dat sowieso eerst hard verdienen.' Hij klinkt arrogant.
Ik Gaap. 'Ik heb het verdient.'
Kaloz lacht maar zijn hand gaat onder de dekens opzoek naar mijn naakte lijf. 'Blijf af!' Piep ik benauwd. Hij lacht maar laat me gelukkig wel los.
Hij hijgt in mijn oor. 'Dat is hoe meisjes het bed verdienen. Door me lekker me gang te laten gaan. Door te gillen en te krijsen en te komen. Wil je je bedje verdienen?' Hij kleed zichzelf uit.
Ik schudt mijn hoofd, beschaamd en bang.
Kaloz stopt met zijn broek los te maken. 'Lafbek. Hoe ga je Gendry gelukkig maken? Je kan niet eens een pik zien.' Zijn woorden steken.
Ik kruip onder zijn dekens vandaan en kijk om me heen voor een andere slaapplek. Er Is er geen.
'Mag ik bij je voeten liggen?' Kaloz kreunt. Hij laat zijn broek zakken en ik kijk snel weg.
Hij kan me toch niet op de grond laten slapen? 'Nee, je mag op de grond.'
'Mag ik een deken?' Vraag ik als ik op de ijskoude grond ga liggen. Mijn rug doet nu al pijn.
'Je mag je mond houden.' Bromt Kaloz.
Hij gaat slapen.
Ik probeer hetzelfde te doen.
Maar het is te koud. Te eenzaam. Te eng.
Ik heb het zo koud.
Ik vind het niet erg om bij hem in bed ge kruipen. Het is er warmer dan op de grond. Ik kruip voorzichtig richting zijn bed die beladen is met vermoorde dieren. Misschien kan ik een huid inpikken.
Zacht trek ik een of andere wolf van zijn bed af. Het dier gaat mee en sleep ik over de grond mee naar mijn plekje. Als Kaloz me wil slaan in de ochtend doet hij dat maar, ik wil verdomme wel een deken hebben.
Iemand schraapt zijn keel.
Kaloz zit rechtop. Zijn ketting glinsterd.
Ik besef me twee dingen. Hij ziet mij. En het kleed.
Ik laat het huilend vallen en sluit mijn ogen doodsbang. Kaloz rukt me mee naar zijn bed. 'Wat heb ik je gezegd? Je mag geen bont.' Sist hij dreigend.
'Toe...het is zo koud..' smeek ik huilend. 'Ik wil alleen maar een stukje...'
Hij gromt. 'Dit is heilig in mijn cultuur. Dit moet je verdienen.' Hij legt de huid terug waar het vandaan kwam.
'Toe...' smeek ik nogmaals.
'Kaloz alsjeblieft...' Hij grijpt me beet.
'Kaloz nee!' ik Jammer het uit. Kaloz slaat me twee keer in het gezicht zacht maar duidelijk.
'Houdt je bek, mijn mannen slapen al.' Sist hij woest. Ik bijt hard op mijn lip tot ik bloed proef.
Hij klemt me over zijn lange benen en maakt zijn hand plat op een bekende manier. Hij slaat me deze keer lang en pijnlijk dichtbij zodat de klappen hard voelbaar zijn. Alleen een dekentje zorgt ervoor dat zijn naakte huid niet de mijne aanraakt.
Na een tijdje is het klaar. Eindelijk.
Hij klikt in zijn vingers en wijst naar het plekje waar ik lag. 'Wat als ik ontsnap?' Piep ik.
Kaloz haalt een hand door zijn haar. 'Dat kun je proberen. Maar als ik je te pakken krijg kun je een week niet lopen, prinses.' Een week?
'Wat moet ik doen om huiden te krijgen?' Vraag ik mezelf hardop af.
Kaloz heeft daar zo zijn eigen antwoorden op. 'Mijn ballen likken.' Antwoord de piraat. Ik rol mijn ogen.
Hij vervolgt. 'Het zijn dingen uit mijn cultuur. De ijzeren cultuur. Jij snapt er niks van. Alleen ijzeren kunnen het verdienen.'
Alles verdienen ze dus. Met wat? 'Jij hebt er veel. Heb je ze allemaal echt zelf verdient?' Ik aai zacht over een kleedje.
'Hoezo?' Vraagt hij met een dichtgeknepen oog.
Ik begin over mijn broer.' Tobias heeft soms penningen terwijl hij niet eens in de buurt is geweest." Leg ik uit.
Kaloz Kijkt lelijk alsof hij het idee afkeurt. 'Ik wel, prinses. Ik heb elk stukje vacht dik verdient.'
Nieuwsgierig naar zijn verhalen aai ik over een stukje beer. 'Hoe verdiende je deze dan?'
Kaloz grijnst trots en blij dat ik zijn verhalen wil aanhoren. 'Dat is een Elandbeer pens. Die heb ik moeten jagen en doden op mijn twaalfde jaarwisseling.'
Ik laat de beer vallen. Dat is te jong om zo'n gevaarlijk dier te jagen. 'Maar dat is te jong om te jagen! Je had dood kunnen gaan!' Ik zet snel de beer weer terug overeind, maar hij blijft omvallen.
'Hoe oud jagen ze in je land?' Vraagt Kaloz. Hij reageert niet eens op mij.
'Zestien.' Beken ik.
Hij barst in lachen uit. 'Stoppen ze dan ook met drinken bij hun moeder's borst? Wat een lafbekken!'
Tja. Maakt het vroeger jagen de ijzeren echt meer dapperder dan mijn mensen?
Kaloz lacht uitdagend naar me. 'Het is niet te Laat om je bedje te verdienen. Kom op me liggen, ik doe de rest wel.' De rest? Ik zie mezelf op Kaloz liggen en schudt het blozend weg.
Hij ziet me twijfelen en begint te grinniken. 'Dat is héél gul, prinses. Normaal doe ik niet zoveel als meisjes me neuken.'
Dat is te veel informatie. Dingen die ik niet wil weten. 'I-ik...' aarzelend frunnik ik aan een stukje rok.
'...-Maar je stukje grond ligt vast ook heel lekker.' Hij schudt zijn eigen kussens wat beter op en grijnst arrogant. Ik kan hem wel wurgen.
Hij pakt een klein zwart flesje en begint er uit te drinken. Hij ziet me kijken. 'Wil je ook wat, prinses?'
'Ja, graag.' Ik heb al heel lang geen water meer gehad.
Kaloz wenkt me. 'Kom maar halen. Ik kom mijn bed niet meer uit.' Zo dichtbij? Ik durf dat niet.
'Hoe weet ik of dit geen valstrik is?'
Weer lacht Kaloz. 'Dat weet je niet. Ik zal je adellijke hartje gerust stellen. Ik heb geen valstrik nodig.' Met stapjes kom ik naar hem toe. Ik pak de fles van hem aan.
Ik kijk zijn tent door.
'Heb Je ergens een beker of een glas?' Ik wil niet uit zijn fles drinken.
'Nee, drink op.' Gromt hij.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top