Deel 1
Prinses Cordelias pov.
Er is weer geen brief binnen van Gendry. Hij zou nu twee weken aan het front moeten zijn. Hij zou geschreven moeten hebben. We zijn al sinds mijn zesde verloofd. Ik ben nu bijna 21 en heb nog niks vernomen van mijn lief.
Ik zucht als ik de volgende mand met brieven doorspit. Brieven van onderdanen gaan zo de prullenbak in. Daar hoef ik niet naar te kijken. Een prinses houdt zich niet bezig met de zorgen van haar onderdanen.
Mijn broer, Tedor is de toekomstige koning. Als ze problemen hebben komen ze maar naar hem toe. Hij zou ze wel helpen. Dat is zijn taak.
Er zit onderin de mand een kleine zwarte envolope met een donkerood logo. Een schedel. Ik herken het zegel wel, maar weet niet meer waarvan. Misschien is het van het land waar Gendry aan het vechten is. Opgewekt scheur ik de zwarte envolope kapot.
Er zit een lange brief in in een zweverig handschrift. Maar ik zie zo dat het niet Gendry is die dit geschreven heeft.
Ik leg de brief opzij. Ik ben een prinses. Als ik echt belangrijk was voor Gendry had hij tijd gemaakt om mij te schrijven; oorlog of geen oorlog.
Er knagen nare gedachtes aan me dat Gendry me in dat verre land wel eens kan bedriegen. Makkelijk. Ik zou het nooit weten. Dan voel ik me schuldig want ik mag zo niet denken. Gendry is trouw aan mij. Dat heeft hij me beloofd.
Ik lees mijn post weer. Beginnend met de zwarte brief omdat ik niks beters te doen heb.
Het is een lange lap tekst die meteen mijn aandacht trekt. Het beweert namelijk dat de afzender een onschatbaar geheim heeft ontdekt wat ons kan redden in de oorlog.
Mijn land is al sinds de vorige eeuw betrokken in een oorlog. Het voelt alsof dit wel eens onze redding kan zijn.
Ik besluit geen tijd te verliezen en haast me naar het aangegeven adres. De wachters vragen niks aan mij als ik door de paleishallen ren. Op straat kijken wel mensen op maar die gaan daarna weer verder met hun bezigheden. Ze verkopen kaas of vis of kopen kaas of vis.
Ik kan niet wachten om mijn vader, de koning, dit te laten zien. Hij zou me eindelijk serieus kunnen nemen. Wie weet bevat het een troef tegen de Drazhan familie.
Evenlater ben ik bij het pand. Het is een leeg pand van hout. De deur is dichtgetimmerd. De ramen ook. Er klinken muizen binnen.
Een hand pakt mijn schouder beet. Ik draai me vragend om en staar recht in het gezicht van een ongure man met littekens in zijn gezicht. Zijn kleren stinken en zijn van goedkope kwaliteit. Het zijn geen felle stoffen zoals mijn roze zilveren jurk.
'Kan ik u helpen?' Vraag Ik, netjes. Hij buldert van het lachen. Ik lach niet mee. Ik vind het niet grappig en zijn lach is doodeng.
Hij knikt.
'Ja. Wat doe je bij onze schuilplek, moppie?' Schuilplek? Dus ik ben goed gelopen. De brief was erg vaag.
'Eh...Ik...' ik ontspan even.
'Ik heb een brief gehad en ik...'
'Dat is Drazhan's zegel.' Bemoeit een andere piraat zich ermee. Ik voel alle kleur uit mijn gezicht trekken. Drazhan.
'....D-Drazhan?' Herhaal ik zijn woorden. De zwarte schedel die ik beet heb lacht spottend naar me. Ik laat de brief uit angst vallen terwijl alle alarmbellen te laat afgaan.
De eerste piraat spreekt weer.
'De echte heersers van dit land.' Ze slaan hun vrouwen maar dat vinden ze blijkbaar prima. Er is niks echt aan Drazhan of hun land.
Ik doe natuurlijk alsof ik hun waanideeen deel. 'Natuurlijk. Ik ben denk ik verkeerd gelopen. Mijn excuses dat ik u lastig viel.' Ik wandel snel weer weg uit het enge steegje.
Tot een derde piraat mijn pad blokkeert. 'Niet zo snel, meisje.' Hij heeft een glimmend groot zwaard beet. Ik slik.
Hij wijst naar mijn ketting.
'Je draagt mooie kleren. Hele mooie kleren.' Ik probeer rustig te blijven. Gewoon liegen. Dat is alles wat je nog kan doen.
Waarom ben ik zonder wat te zeggen weggaan? Omdat ik zo graag de heldin wilde spelen?
'Dit? Dit is een kostuum. Ik ben actrice.' Een goede leugen.
Hij lacht me uit. Ik wordt misselijk. 'Ja? Ben je dat?' Maar ik ben geen goede leugenaar.
Hij loopt rood aan. Zijn grip wordt sterker. 'Dus ik heb je niet gezien op het plein toen je stond te gapen toen ze mijn beste vriend onthoofde? In je roze jurk met gouden glitters?'
Ik weet niet eens meer hoeveel executies deze week zijn gebeurd. Door de oorlog ligt het aantal heel hoog. Vooral van piraten.
Ik geef hem een duw en ruk me los.
Dus til ik mijn rokken op en ren ik richting het dorpsplein. De piraten rennen achter me aan.
Alleen heb ik geen conditie en zij wel. Maar ik ken de stad. Zij niet. Ik hoef tot het dorpsplein te rennen en dan zal mijn volk me redden.
De piraten grijpen me beet en de wachters doen niets. Ze kijken alleen weg. 'Ik ben prinses Cordelia! Help me, toe!' Smeek ik ze. Ze beginnen te lachen. Heel hard te lachen.
'Fuck huis Astor. Fuck jou, prinses. Waar is het geld van ons afgebrande huis?'
'Dat krijg je als je mr terug brengt!' Gil ik hysterisch.
Hij spuugt op me. 'Wij in de haven steunen al een hele lange tijd Drazhan en zijn zonen. We zouden je overhandigen als de piraten niet zelf voor je kwamen.'
'Hoe durf je! Dit is hoogverraad!' Krijs ik als de piraten me naar een paard brengen.
Een piraat dwingt me over het paard te liggen. Ik bijt hem hard in zijn vingers. Hij slaat me in het gezicht. 'Je hebt geen tanden nodig om ons te neuken, prinses.'
'Wat wilt u?' Eis ik vlammend.
Hij bekijkt me spottend.'Geen domme vragen stellen, meisje. Je komt met ons mee.' Wat een idioot.
Ik lach door mijn situatie.
'Denkt u soms dat ik gek ben? U doodt me de eerste kans die u krijgt.'
Hij schudt traag zijn hoofd.
'Nonsenses. Je bent niet waardevol genoeg, prinses.' Hij lacht omdat ik dat zelf ook wel weet.
We rijden dan richting de grens tussen Illaria en Arbarax.
Na twee dagen reizen bereiken we wat ik alleen kan beschrijven als de hel voor iedere vrouw. Een grasveld zo groot als onze tuinen wat uitstrekt tot de horizon vol met tenten wacht me op. Buiten tenten werken soldaten en piraten samen. Ze roosteren eten of drinken bier.
Ik zit nog steeds op het paard en klem mezelf stevig vast rond de hals van de merrie als ik begin op te vallen met het touw rond mijn handen en mijn inmiddels vieze jurk. Ik besef me te goed wat ze doen met meisjes hier.
Vele kijken me na, fluitend of grinnikend. Ik doe mijn best recht op te blijven zitten maar dat wordt door het touw lastig.
Na een tijdje rijden staan we opeens stil. Ik beland na een duw op mijn zij zo op de vieze aarde. Mijn roze jurk heeft vieze vegen.
De tent waar we voor staan is veel groter dan de anderen. Zeker een kapitein of commandant. Voor de tent staan twee wachters tot de tand bewapend met messen.
Mijn gevangennemer neemt het touw met mij er Aan mee, maar dreigt dat ik buiten moet wachten tot hij toestemming heeft gegeven.
Ik hoor hem praten in mijn taal. Dat is raar. 'Mijn prins. Ik kom een geschenk brengen.' Zegt hij eerbiedig. Maar hij knielt niet, zie ik vanuit een spleet van de tent.
Ik word naar binnen geduwd.
'Prinses Cordelia van huis Astor.' Ik wordt als een zak aardappels voor zijn voeten gegooid. Ik krabbel overeind en scheur ermee een stuk van mijn tule rok.
Voor me zit een man.
🦝
Hopelijk was dit hoofdstuk leuk laat maar weten wat je ervan vond!:)
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top