Verhaal ronde 1
"Layla!" Hoor ik mijn moeder roepen. Ik kreun en draai me op mijn buik, waarna ik mijn kussen onder mijn hoofd vandaan trek en op mijn achterhoofd duw om het geluid te dempen. "Layla!" Hoor ik haar nogmaals, zachter, naar me schreeuwen, "Wakker worden." Ik zucht en probeer weer verder te slapen.
Niet veel later hoor ik iemand de trap op stampen, waarna niet veel later mijn deur wordt open gesmeten. "Layla, ik roep net twee keer wat naar je." Zegt ze boos tegen me. Ik kreun nogmaals. "Mam laat me slapen." Mompel ik. "Nee, Klee moet uitgelaten worden." Zucht ze. Ik rol mijn rug naar mijn moeder toe. "Kan Papa of jij dat niet doen." Ik trek de deken over mijn hoofd. "Je weet dat je vader en ik weg moeten. Ik heb Klee vanmorgen al gelopen, zodat jij kon uitslapen. Zo als we hadden afgesproken. Nu is het jouw beurt." Zucht ze.
Ik zucht ook kort, waarna ik de deken van mijn lichaam af gooi. Ik duw mijn moeder mijn kamer uit en ik loop naar mijn kledingkast. Ik open de deur van de kast en pak er een zwarte joggings boek uit samen met een zwart t-shirtje en een groene trui. Ik sluit de deur weer en open een lade en pak mijn ondergoed eruit. Ik loop naar de deur van mijn kamer, open deze en loop de overloop in. Ik loop naar de deur van de badkamer. Ik leg mijn hand op de koude deurhendel en duw deze omlaag, Ik trek rustig de deur mijn kant op. Ik laat de deur hendel weer los en loop de badkamer in.
"Is de schone slaapster eindelijk haar bed uit." Lacht mijn vader, als ik beneden aankom. Ik kijk hem met een moordende blik aan. Ik loop naar de koelkast en pak de melk eruit. Deze zet ik op het aanrecht naast de koelkast en loop ik vervolgens door naar de grote kast en ik pak er een glas uit. Ik loop weer terug naar waar ik de melk had neergezet. Ik open de pak met melk en schenk mijn glas half vol met melk. Ik open de koelkast weer achter me.
"Kom op, Klee, het is tijd om te gaan." Zucht ik. Ik loop naar de gang, met Klee achter me aan, en pak haar lijn. Ik doe de halsband om haar en zet de lijn er aan vast. "Ik ga, tot later." Roep ik naar mijn ouders. "Tot later." hoor ik ze terug roepen, waarna ik de deur open en, samen met Klee, de deur uit loop.
We lopen het bos in en ik haal Klee van de lijn en ze rent iets voor me uit. Maar blijft wachten als ze merkt dat ik niet dicht bij haar loop.
"Kom!" Roep ik door het bos. Geen reactie. "Klee, Kom!" Roep ik dan nogmaals. Uit de verte hoor ik geblaf. "Zou Klee dat zijn?" Zeg ik zachtjes tegen me zelf. Waarna ik begin te rennen, "Klee?"
Na een tijdje gerend te hebben zet ik mijn handen op mijn knieën om even op adem te komen. Wanneer ik uit het niets geritsel achter me hoor. Ik kijk snel om. Niets, er is niets achter me. "Wat raar." Mompel ik tegen mezelf. Ik draai me nu volledig om. "Wie is daar?" Vraag ik stotterend. Ik kijk met grote ogen om me heen. "Ik verbeeld me dingen." Mompel ik weer. Ik draai me weer om om verder te lopen.
Ik kijk recht in een pijl. "W-wat?" Stotter ik angstig, waarna ik snel mijn ogen dicht knijp. "Wie ben jij?" Vraagt een verrassend zware mannenstem. Ik antwoord niet. Ik hoor hem zuchten en de boog naar beneden gaan. Ik open langzaam mijn rechter oog en niet veel later ook mijn andere oog. Hier voor me, staat een man, een zeer lange man.
Hij heeft een lichtbruine huid, groene ogen. En puntige oren? Ik kijk hem met grote ogen aan. "Een elf." Mompel ik zacht. De elf kijkt me met samengeknepen ogen aan. Hij grijpt zijn boog weer strakker vast, waarna hij zegt: "Ik vraag het nog één keer; Wie ben je?"
Mijn hart bonst in mijn keel, maar ik laat het niet merken. Ik recht mijn rug, hef mijn kin en kijk de elf recht in de ogen.
'Mijn naam is Layla Vyall.', zeg ik. 'En jullie horen hier niet te komen.'
De elf trekt een wenkbrauw op. Een plagende grijns krult om zijn dunnen lippen.
'En wat ga je daaraan doen, Layla?' Hij spreekt mijn naam spottend uit, alsof ik niets minder ben dan een insect, dat hij met de hak van zijn schoen zou kunnen verpletteren.
Ik bijt op mijn lip. Zijn grijns wordt breder als ik besef dat hij gelijk heeft. Ik kan niets doen. Hij heeft een pijl op mijn hoofd gericht, en ik kan alleen hopen dat hij me niet zal doden.
Ik werp een blik achterom. Zou ik het overleven als ik nu weg zou rennen? Nee, natuurlijk niet. Elven zijn razendsnel. En de groep is te groot. Het zijn er zeker vijf, gehuld in groene mantels om hun identiteit te verbergen.
De elf die zijn pijl op me gericht heeft is de enige die de kap van de mantel niet over zijn hoofd heeft getrokken. Hij staat zelfverzekerd, zijn ogen glinsterend, alsof hij weet dat hij alles kan. Maar hij is één ding vergeten.
Hij is niet op elventerrein.
Ze zijn nu op ons terrein. Hier wonen de mensen. En wij mensen hebben geen gaven, iets wat ons altijd in het nadeel is geweest, zelfs toen de elven en de mensen nog samenleefden. Maar wij hebben technologie, en wapens, zeggen we altijd tegen elkaar.
Maar niets daarvan helpt je als je onder schot wordt gehouden door een bloeddorstige elf.
Ik bal mijn vuisten om mijn machteloosheid. Ik wil ze laten zien dat ik niet zwak ben. Ik ben een mens, ja. Wat dan nog? Ik kan zoveel meer. Ik ben niet minder dan hen.
Ik schrik op als ik een luide, panische stem achter me hoor.
'Layla!'
Ik kijk om, en mijn benen begeven het bijna van opluchting als ik zie wie in het groene gras van het plaatselijke park, op nog geen vijf meter afstand voor me staat.
'Mam.', mijn stem klinkt schor.
Ze heeft haar telefoon in haar hand, en ik zie dat ze aanstalten maakt om de politie te bellen. Haar blauwe ogen boren zich in de mijne, alsof ze bang is dat ze me verliest als ze me uit het oog verliest. De elf achter me vloekt met scheldwoorden die ik nog nooit eerder gehoord heb.
Ik heb het niet eens door als hij zijn dolk trekt, en die tegen mijn hals legt. Mijn moeder gilt. Het geluid gaat door merg en been, en ik krimp in elkaar. De elf duwt de dolk stevig tegen mijn keel.
'Geen stap verder!', schreeuwt hij. Zijn luide, autoritaire stem galmt door het park. Hij sleurt me naar achteren. De dolk snijdt in mijn nek. Warm bloed stroomt mijn hoodie in als hij me een steeg in trekt. Mijn moeder verdwijnt uit het zicht, en ik schreeuw nog een laatste keer om haar hulp, wetende dat ze niets kan doen.
Ik sta er alleen voor.
Hij trekt me mee naar een open plek in het bos naast het park waar blijkbaar meerdere elven staan en wachten op het groepje dat me heeft meegenomen.
"Mijn koningin! Deze sterveling heeft ons gezien en ik kon haar niet ongestraft laten gaan. Wat wilt u met haar doen, koninklijke majesteit?" spreekt de (moordzuchtige) elf die niets kan doen zonder toestemming van de koningin die daar zo sierlijk op de troon zit die een 6 tal elven omhoog houdt, haar wachters aan haar zijden met hun wapen gereed.
Ze kijkt mij met grote verlekkerde ogen aan, terwijl ik terug kijk met bange en angstige ogen, niet wetend wat er met mij gaat gebeuren.
Ik schreeuw naar haar: "Wat wil je van me?! Jij monster!" om niet te laten merken dat ik bang ben.
Plots beginnen er ongemerkt de wortels van de bomen om de elke vijandelijke elf te kronkelen totdat iedereen in een cocon van stronken zit.
De elf die mij vasthoudt kijkt met grote ogen naar het aanzicht wanneer die mij loslaat.
Ik ren gelijk weg naar de andere kant wanneer hij verstrikt zit een heel stuk van een maïsveld.
Ik kijk toe wanneer hij plotseling langzaam in stof verandert en er groeit een nieuw maïsplantje op de plek waar hij zojuist nog stond.
Ik kijk rond om wat er is gebeurt te oriënteren.
Ik draai me om en wil weg gaan om vervolgens alles te vergeten wanneer ik tegen een elf bots.
Hij pakt me vast om te voorkomen dat ik val en hij blijft mij vast houden terwijl ik zijn betoverende gezicht kijk.
Zijn mooie paarblauwe ogen waar een vleugje groen door heen vliegt.
"Moeder, wat doet u met deze onschuldige sterveling? Wat hebben ze u nu weer 'aangedaan'?" zegt hij tegen de elvenkoningin die blijkbaar zijn moeder is.
"Het zijn domme, vieze wezens die het verdienen om uitgeroeid te worden. Kom, mijn zoon, dan zullen we ze samen uitroeien om daarna te herstellen wat ze hebben verwoest!"
"En wat hebben ze verwoest dan? Als ik vragen mag natuurlijk." zegt een onbekende stem tegen de elfenkoningin.
'Wel, mijn zoon,' antwoord de elfenkoningin met een boze toon. 'Vroeger was de aarde het rijk van de elfen. We konden gaan en staan waar we maar wilden, maar toen kwam deze vreselijke soort dat zich mensen noemt op aarde. Ze verschenen gewoon ineens!' De koningin spuugt de woorden uit, waardoor ik inkrimp bij elk woord dat ze zegt.
'En ze kwamen met wapens, technologie zoals ze dat noemen. En dat vreselijke vuur. Ondanks onze krachten, waren ze sterker. Superieur noemden ze zich. Ze namen ons land in en zorgden ervoor dat we onze krachten niet meer konden gebruiken. Alles wat er nu nog van ons over is zijn miezerige groepjes waardeloze elfen!'
De zoon, oftewel de prins van de elfen, kijkt mij aan met een blik die op onweer staat, alsof ik dit allemaal veroorzaakt heb.
'Maar wat gaan we nu met haar doen?' vraagt de prins aan zijn moeder.
'Oh ik heb wel een leuk ideetje,' zegt de koningin terwijl er langzaam een enge glimlach op haar gezicht verschijnt. 'zorg ervoor dat ze niet kan ontsnappen, dan ronsel ik de rest van de elfen.'
Snel tovert de prins een touw in zijn hand waarmee hij mij vlug en behendig vastbindt aan een boom. Ik probeer me los te rukken maar het touw zit stevig vast, vast en zeker deels door magie.
De open plek vult zich langzaam met elfen in groene mantels, allemaal met hun kappen over het hoofd getrokken zodat hun gezichten niet zichtbaar zijn.
Midden op de open plek wordt een grote stapel hout geplaatst, met in het midden een grote stam die recht omhoog uit de grond steekt. Het wordt mij al snel duidelijk wat ze aan het doen zijn en hoewel ik dat niet laat zien aan de buitenkant, van binnen wordt ik bang.
Ik moet hier weg, en snel ook.
Opeens voel ik hoe het touw achter me beweegt en hoe mijn handen plakkerig nat worden. Ik probeer achter me om de boom heen te kijken en daar zie ik Klee staan terwijl ze probeert de touwen door te bijten.
'Goed zo Klee, goede meid!' fluister ik zachtjes tegen haar, terwijl de elfen bezig zijn met de brandstapel die duidelijk voor mij bedoeld is. Snel kijk ik om me heen om te zien of iemand het heeft opgemerkt maar geen van de elfen lijkt op mij te letten.
Vreemd, als ze zo laks zijn verbaast het mij niet dat wij mensen hen overwonnen hebben. Na wat eeuwen lijkt te duren voel ik eindelijk het touw loskomen. Snel ren ik weg van de boom, met Klee vlak achter me. 'Goed zo meid!' fluister ik nog naar Klee.
Helaas, alsof het de code was voor een ontploffing barst Klee uit. Vol energie rent ze luid blaffend achter me aan alsof het allemaal een spelletje is, daarmee de nietsvermoedende elfen waarschuwend. Al snel hoor ik geschreeuw van de elfen achter me en ik begin nog harder te rennen. Helaas zijn de elfen veel sneller dan ik en al snel hoor ik het ritselen van de elfen achter me.
ZOEF! Ik voel de hoe de lucht beweegt vlak naast mijn oor terwijl er een pijl langs vliegt. Ik schrik me te pletter en zet daardoor mijn voet verkeerd neer. Ik struikel maar weet net mijn val te breken door over de hobbelige grond te rollen, daarmee een bijna onzichtbare elf ontwijkend. Door de groene mantels en diepe kappen zijn ze bijna onzichtbaar tussen de bomen.
Meer pijlen zoeven langs me, en dan voel ik een stekende pijn in mijn rechterpols. Ik val daardoor weer maar weet helaas niet mijn val op te vangen. Ik rol ongecontroleerd over de grond een gat in de grond in, gemaakt door jaren van regen en wind en bedekt met de warrige wortels van een boom.
Ik merk hoe de elfen langs me rennen maar na een poosje stil staan. Ik kan ze zachtjes horen overleggen.
'Waar is ze heen?'
Hoewel mijn pols, geraakt door een pijl van de elfen, extreem veel pijn doet weet ik nog net een schreeuw van gemixte angst en pijn in te houden. Als ik me nu stil weet te houden ben ik veilig, ten minste voor even. Die gedachte stelt me gerust, maar mijn hart zakt in mijn schoenen omdat ik gekraak boven me hoor. Voorzichtig kijk ik omhoog tussen de boomwortels door, en daar staat een elf in groene mantel, exact op mijn schuilplaats.
Ik hou mijn adem in als ik omhoog kijk. Ik verwacht dat er elk moment nog een pijl mijn richting uitkomt, maar dat gebeurt niet. De elf boven me beweegt niet, maar blijft als een standbeeld onder de boom staan.
Mijn hart bonst in mijn keel. Zie me niet, wens ik, terwijl ik mijn best doe om niet zacht te kermen van de pijn. Klee zit tegen mijn benen aan, haar staart hangt naar beneden en haar lichaam trilt net als het mijne.
Dan komt de elf in beweging, takken kraken zacht. Even durf ik te hopen dat hij weg gaat, maar dat gebeurt niet. In plaats daarvan laat de hij zich in het gat zakken.
Opeens staan we minder dan een halve meter uit elkaar. Het figuur voor me is geen hij, maar een jonge vrouw van mijn leeftijd. Ze heeft littekens op haar gezicht dat door de kap die over haar hoofd hangt, maar half te zien is. Er staat een grote glimlach op haar gezicht. 'Hallo Layla.'
Ik ga dood, is het eerste wat door mijn hoofd schiet. Ik zit in de val en ze staat op het punt om de anderen te waarschuwen. Ik doe mijn mond open omdat ik een schreeuw niet langer kan onderdrukken.
Direct schiet de hand van de elf naar voren. Haar vingers drukken zich tegen mijn mond. 'Sssst' fluistert ze. 'Anders was alles voor niks.'
'Hoe bedoel je,' piep ik als ze haar hand eindelijk terug trekt.
'Je weet toch wel dat ze je willen vermoorden?'
Ja, die conclusie had ik ook wel getrokken. Ik probeer er vooral achter te komen waarom de elf voor me dat niet probeert. 'Wat wil je van me.'
'Je leven redden, ik dacht dat dat wel duidelijk was.' Ze strekt haar hand naar boven en de wortels van de boom bewegen zich naar elkaar toe, waardoor het gat boven ons verdwijnt. 'Kom laat me je wonden helen.'
'Oké,' antwoord ik zacht. Ik weet niet zeker of ze het meent of dat dit een spelletje is, maar aangezien ik hier vast zit, heb ik een andere keus dan naar haar te luisteren. Klee heeft nog niet naar haar gegromd, dus misschien kan ik haar inderdaad vertrouwen.
Ze plaatst haar vingers op mijn hals en ik voel een tintelend gevoel door mijn huid trekken, als de wond langzaam dichtgroei. Ze glimlacht tevreden voor ze ook mijn pols heelt. 'Zo maak je in elk geval een kans om hier levend weg te komen.'
Ik knik dankbaar en neem haar in me op. Ze is niet zo groot als de andere elfen en hoewel ze dezelfde kleding draagt, is de hare gescheurd. De meeste pijlen in de pijlenkoker op haar rug zijn gebroken. Niet dat ze pijlen nodig heeft, ze is duidelijk goed in magie. Was zij degene die me eerder geholpen had? 'Wie ben je?'
'Advyre Dherlar, maar dat zegt je vast niks.'
Ik haar het om toe te geven ze gelijk heeft. Ik weet vrij weinig over de elven, op de verhalen van de geschiedenisles na. In geen van mijn schoolboeken hebben ze het over een Advyre Dherlar of iemand met een soortgelijke naam. 'Waarom help je me?'
'Layla Vyall,' ze kijkt me verbaasd aan. 'Je weet toch wel dat je een elfennaam hebt?'
'Nee.' antwoord ik simpel. 'Maar waarom helpt u me?' 'Ik heb nooit iets tegen de mens gehad. En je vader is of was een elf.' antwoord ze. 'Wacht.' zeg ik. 'U kende mijn vader?' 'Ja.' antwoordt ze droog. 'En zeg maar je hoor. Ja vader en ik waren hele goede vrienden. Op een gegeven moment waren we ook partners. Toen ontmoette hij jouw moeder en nam hij ontslag.' 'Wat gebeurde er daarna?' vraag ik nieuwsgierig. Advyre Dherlar wil antwoordt geven, maar voordat ze dat doet drukt ze haar hand weer over mijn mond en fluistert dat ik stil moet zijn. Op dat moment loopt de elfenprins over onze schuilplaats. Zachtjes mompelend 'Advyre Dherlar. Waar zit je. ik weet dat je dit afschuwelijke mensen kind helpt. Net als al die andere mensen kinderen. Maar die heb jij en de andere rebellen niet kunnen redden.' en hij begint zachtjes en steeds harder te lachen. Als hij weg is zegt Advyre Dherlar zachtjes 'We moeten hier snel weg.' Ik reageer met 'Er zijn andere zoals jij?' 'Ja. Maar nu moeten we gaan. Hier is het niet meer veilig. En neem je hond mee.' is haar antwoordt. 'Klee!' roep ik en daar komt Klee al aan. 'Moest dat nou zo hard?' vraagt Advyre Dherlar beetje afkeurend. 'Ja. Hoe moest Klee me anders horen?' is mijn antwoord. 'Ugh. Laten we gaan want waarschijnlijk heeft Zhoron het gehoord.' zegt Advyre Dherlar. 'Je kent de naam van de elfenprins?' vraag ik. 'Ja. Laten we nu gaan.' antwoord Advyre Dherlar. Even later komen we bij een grote boom. 'Waarom zijn we hier?' vraag ik, het niet begrijpend. 'Dit is de ingang van de schuilplaats van de rebellen.' antwoordt Advyre Dherlar. 'Een boom?' 'Nee. dit is Advyre Dherlar. Doe open.' 'Wachtwoord.' zegt een onbekende stem vanuit de boom. 'Guys. Ik doe hier niet aan mee. Doe open.' 'Wat is het wachtwoord?' herhaald de onbekende stem. 'Ik doe hier niet aan mee. Doe open.' herhaald Advyre Dherlar. 'Geen wachtwoord, geen toegang.' zegt de onbekende stem.
'Het wachtwoord is arena. Nou tevreden?' zegt Advyre Dherlar. 'Bijna. Hoeveel wezens?' vraagt de onbekende stem. 'Twee.' antwoordt Advyre Dherlar. 'Hoezo twee?' vraagt de onbekende stem. 'Ik en Layla Vyall.' antwoordt Advyre. 'Heb je de dochter gevonden van Rayan?' vraagt de onbekende stem. 'Yep.' antwoordt Advyre. 'Is ze een elf?' vraagt de onbekende stem. 'Nee. Mar laat ons nu binnen Zhoron kan ons elk moment vinden.' 'Oke.' zegt de onbekende stem en zet iets in werking om daarmee een geheime deur te onthullen. 'Let's go.' zegt Advyre en ze duwt me door de deur. Er blijkt een glijbaan te zitten. 'Richard ik kom er nu doorheen. Layla zit al op de glijbaan. Sluit de geheime deur.' zegt Advyre. 'Oke.' zegt Richard die de onbekende stem blijkt te zijn. Als ik beneden ben verbaas ik me over de ruimte waar ik me in bevind. Het is super groot en mooi. 'Wat vindt je ervan?' hoor ik Richard opeens achter me vragen. 'Het is prachtig.' zeg ik. Proberend te verbergen dat ik schrok. 'Ik weet dat je probeert te verbergen dat je schrok. Ik ben een schaduw elf. Ik kan heel goed sluipen.' zegt Richard. 'O.' is het enigte wat ik weet uit te brengen. In de tussentijd zijn Klee en Advyre naar beneden gekomen. 'Klee!' roep ik uit. Klee blaft vrolijk als antwoordt. 'Wat vind je ervan?' vraagt Advyre. 'Prachtig. Dat heeft Richard trouwens al gevraagd. Ben jij trouwens ook een schaduw elf?' vraag ik. Advyre antwoort met 'Nee. Ik ben een boself.' 'Wat is het verschil?' vraag ik. 'Schaduwelfen zijn heel goed in sluipen en boselfen kunnen zich goed en snel verplaatsen in het woud en communiceren met de natuur. Dan heb je ook nog waterelfen.' vertelt Richard. 'Over waterelfen gesproken weet je waar Diana is?' vraagt Advyre. 'Nee.' 'Wie is Diana?' vraag ik. 'Zei iemand mijn naam?' hoor ik vanuit het pooltje komen in de hoek. 'Diana!' zegt Advyre. 'Hey Advyre.' zegt ze begroetend tegen Advyre. 'Wie is dit?' vraagt Diana als ze mij in het vizier krijgt. 'Hoi ik ben Layla Vyall.' zeg ik.
'De dochter van de beroemde Rayan Vyall?' vreegt ze. 'Ja.' antwoordt Advyre. 'Cool.' 'Ik weet nog steeds niet waarom mijn vader zo beroemd en bekend is. Ik heb hem nooit ontmoet.' zeg ik. 'Waar is Shael eigenlijk?' 'Ik ben hier Diana.' hoor ik een stem zeggen uit weer een andere hoek van de kamer. 'Ik was even bezig met een douch nemen.'
Ik slaak een gil van de schrik. 'Jeetje,' zeg ik zacht. Advyre en de andere elven, waar ik de namen van vergeten ben, lachen. 'Hey! Dit is niet grappig.' Ik pruil en sla mijn armen over elkaar. De elf, Sean? Seal? Wat zijn naam dan ook is kijkt ons met opgetrokken wenkbrauwen aan.
'Wie is dit?' vraagt hij, wijzend naar mij. Advyre schraapt haar keel. 'Shael, dit is Layla Vyall,' zegt ze. 'Layla, dit is Shael Dherlar,' ze stopt kort met praten en kijkt naar de jongen. 'Uw zoon,' merk ik op. Ze knikt afwezig, waarna ik langzaam mijn armen naar beneden laat vallen. Het blijft even stil.
Waarna Diana haar keel schraapt en zegt: 'Shael, heb je al een ingang gevonden?' Ze ongemakkelijk lacht. Shael draait zich naar haar en knikt. Voor Shael kon antwoorden vroeg Advyre: 'Ingang?' verbaasd. 'Ingang van het paleis,' zegt Shael en Advyre kijkt hem met een "leg-uit" gezicht aan.
'Richard had gevraagd of we een ingang van het paleis konden vinden,' Zegt Diana. Advyre draait haar hoofd naar Richard, die ook nog aan het meeluisteren was. 'Richard,' Begint ze, maar wordt onderbroken door Richard. 'Rayan vroeg het.' Richard haalt zijn schouders op. 'Rayan?' vraagt ze. Richard knikt. 'Is hij terug?' Ook hier knikt Richard op. 'Rayan hoorde dat Cylia iets van plan was,' Antwoord Richard.
Advyre zucht. 'Laat me raden. Rayan is van plan haar te stoppen?' Richard grinnikt en knikt. 'Cylia had hem nooit eruit mogen sturen. Rayan heeft haar nooit verraden,' zegt Advyre 'Had hij dat wel, dan had ik dat wel geweten.' Het laatste zei ze zachter dan de rest, maar wel hard genoeg om te horen.
Ik heb geen idee waar ze het over hebben.
Advyre mompelt iets. Ze schudt haar hoofd en zegt het iets harder, maar nog te zacht voor mij om te horen. Ik kijk haar verbaasd aan. 'We moeten hem helpen. Cylia gaat hem vermoorden als we haar niet stoppen..'
'Volgens mij zijn we op tijd. Ik hoor nog geen geschreeuw,' Zegt Shael als we het kasteel in zijn gekomen. Advyre negeert zijn opmerking en loopt door.
'Kijk eens wat we hier hebben,' Hoor ik iemand zeggen. Ik kijk omhoog en ik zie de Prins staan. Shoot. 'Een mens, verrader en de zoon van de verrader.' Hij grinnikt kort. 'Moeder zal hier zo blij mee zijn..'
'Moeder, kijk eens wat ik gevonden heb,' zegt de Prins en zijn moeder, de koningin, kijkt een beetje ongeïnteresseerd. Totdat ze Advyre en mij ziet, ze lijkt Shael te negeren. Ze wuift de elven die om ons heen staan weg. 'De enige die we nog missen is-' begint ze maar ze word onderbroken door een zware stem achter mij.
'Cylia je laat mijn dochter met rust,' Ik draai mijn hoofd naar de stem. Daar staat een lange man, rond de leeftijd van mijn moeder.
Mijn ogen worden groot wanneer ik mij besef hoe de man mij noemde. Dochter? Is dat.. Nee dat kan niet. Mijn ademhaling versnelt.
'Rayan, Rayan, Rayan..' zegt de koningin terwijl ze een klikkend geluid maakt. 'Ieder mens dat voet zet in ons rijk moet boeten voor de daden van hun voorouders,' ze stopt even met praten, en kijkt van Rayan, mijn vader?, naar mij. 'Of half-bloeden,' ze spuugt het uit alsof het iets vuils is. Ze draait zich met haar rug naar ons toe.
'Daarnaast, ik moet toch iemand straffen voor wat jij onze familie hebt aangedaan.' De koningin grinnikt. Onze familie? Zal dat "het verraad" waar Advyre het over had? Rayan zucht. 'De generatie mensen die nu leven hebben niets te maken gehad met de heksenjacht, of de elven die zijn overleden tijdens deze jacht,' zegt hij vervolgens. 'Mijn relatie met Lisa heeft hier niets mee te maken.'
'Relaties met mensen zijn verboden,' Zegt de Cylia, de Koningin. Rayan grinnikt. 'Dan heb ik goed nieuws voor je,' begint hij, 'ze is een heks.' Dit lijkt de koningin alleen maar bozer te maken.
'Layla.' fluistert Shael in mijn oor. Ik draai mijn hoofd een beetje naar hem toe. 'Op 1 rennen we naar buiten, begrepen.' Ik knik.
'Drie,' Ik voel dat Shael mijn hand vast pakt. 'Twee,' Hij draait zich om 'Één.' Hij begint met rennen en trekt me mee..
'Waar ging dat over?' vraag ik verward. Rayan schud zijn hoofd en zucht. 'Tijdens de Heksenjacht zijn er veel Elven gesneuveld. Daarvoor hadden de mensen en elven een redelijk goede relatie,' Legt hij kort uit. 'Cylia's zus was een van deze elven.' 'Oh..' zeg ik zacht, waarna er een ongemakkelijke stilte valt.
'Iedere ontmoeting komt dan toch echt tot een einde,' zegt Advyre om de ongemakkelijke stilte te doorbreken. Ik kijk van Rayan, mijn vader?, naar Advyre. 'Hebben we niet nog heel even?' Ik kijk haar smekend aan. Ze schudt haar hoofd. 'We kunnen hier niet langer blijven,' zegt Shael. 'Daarnaast, je moeder maakt je zorgen om je,' vervolgt hij. Ik kijk hem met een scheef hoofd aan. 'Elven dingetje,' grinnikt hij. Ik schud mijn hoofd.
Ik kijk Rayan aan. 'Ik zie je vast snel weer.' Zegt hij, waarna hij me een korte knuffel geeft. 'Tot de volgende keer.' Fluistert hij in mijn oor. Ik sla mijn armen om hem heen.
'Tot de volgende keer..'
'Layla!' hoor ik mijn moeder roepen. Ik kreun en draai me op mijn buik, waarna ik mijn kussen onder mijn hoofd vandaan trek en op mijn achterhoofd duw om het geluid te dempen. 'Layla!' Hoor ik haar nogmaals, zachter, naar me schreeuwen, 'Wakker worden..'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top