[Hoofdstuk 4]

POV Kéziah. -2 Dagen later-
Ik doe wat water bij de bloemen bij Nupas en Jayden hun graven. Dikke jassen moeten weer komen en de winter begint te komen. Ik heb mijn zwarte handschoenen aan en ik bekijk het graf.

De afgelopen nacht toen ik in dagen weer geslapen heb... kwamen er herinneringen terug over iemand... een baby. Ik denk dat het Nupas was. Het waren vage beelden.

Ik zag mijn vader rennen en mijn moeder had een kindje in haar handen en ik zat op de grond. Ik hoorde mijn vader naar iemand roepen en een paar seconde later zag ik dat een jongen naast me neer knielde. Hij was nog maar twee jaar ouder als ik ongeveer. Rond de 7 denk ik. Will.

Ik weet het allemaal niet meer. Mijn verleden is helemaal niet goed gegaan. Het is alsof ik dingen zie die ik wel wil zien maar niet waar zijn. Of zijn ze toch waar?

"Je hebt je best gedaan." Ik kijk naar links en ik zie mijn vader naast me staan. "Je bent niet echt." Mompel ik met een traan en hij knikt met een hele kleine glimlach. Hij kijkt naar mijn rechterkant waar ik dan ook naartoe kijk.

Daar staat mijn moeder en ze wil haar hand op mijn wang leggen maar ik voel dat niet. "Waar waren jullie in de onderwereld?" Vraag ik en ik kijk terug naar mijn vader. "We waren er. We waren er altijd al. Wat er met je broertje gebeurt is, is niet jouw schuld." Zegt m'n moeder en ik kijk naar haar.

"Ik weet het en toch voel ik me schuldig." Antwoord ik en ik blijf nu kijken naar Nupas z'n graf.

"Waarom hebben jullie Nupas.... Nupas genoemd?" Vraag ik zonder dat ik èèn van hun aan kijk.

"Er kwam een dag dat de strijders ons kwamen halen. We wisten dat we geen tijd meer hadden dus we moesten vluchten. Je vader kwam op een dag binnen gerend voor dat Nupas geboren werd. Hij riep dat ik jou moest pakken en weg moest gaan... dat ze kwamen. Hij had het kunnen doorgeven via een vriend dus ik zij tegen hem: 'en dat vertel je me nu pas?" Legt ze uit.

"En dat woord bleef in je hoofd hangen?" Vraag ik terwijl ik haar aan kijk en ze knikt. "Mam.... wat moet ik doen met Gabriel? Moet ik het hem vertellen?" Vraag ik en mijn moeder lacht.

"Gabriel is een goeie jongen. Hij verdient het om de waarheid te weten en hij verdient jou wanneer hij verdrietig is." Antwoord ze en ik laat een klein lachje zien. "Bedankt." Mompel ik en wanneer ik met m'n ogen knipper zijn ze verdwenen.

"Tegen wie praat je?" Hoor ik een stem achter me zeggen en ik draai me met een ruk om. Gabriel staat daar met z'n handen in z'n zakken en met een wenkbrauw omhoog.

"Niemand in het bijzonder." Antwoord ik en ik draai m'n hoofd terug naar Nupas z'n graf. Ik zucht èèn keer en dan loop ik maar mee terug met Gabe.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top